• No results found

Benut de riscio-evaluatielijst ten volle

4. Aanbevelingen

4.4 Benut de riscio-evaluatielijst ten volle

De laatste aanbeveling heeft betrekking op de risico-evaluatielijst. Doorheen de semi-gestructureerde interviews komt naar voor dat de tool vooral een grote werklast met zich meebrengt en nog niet optimaal wordt benut. Volgens de hoofdinspecteur van interventie bezitten inspecteurs voldoende kennis om zelf een inschatting te maken van de gevaarsituatie. De procureur des Konings wijst erop dat de tool gekoppeld wordt aan een situatie en niet aan een persoon. Bij een volgende tussenkomst moet de tool opnieuw ingevuld worden, en kan er geen vergelijking gemaakt worden met de vorige lijst.120

120Interview procureur des Konings parket Dendermonde en Interview hoofdinspecteur interventie.

Het doel van de risico-evaluatielijst is voor vele inspecteurs niet duidelijk. Om inspecteurs te motiveren om de tool correct te gebruiken is het aangewezen om duidelijk te maken waarvoor de tool dient. Gezien de tool recent in werking trad, leerden veel inspecteurs het instrument pas “on the field”. Het is de taak van de referentieambtenaar IFG om de richtlijnen vanuit het parket met betrekking tot IFG door te geven aan de rest van het korps.

Het risico-evaluatie instrument tracht in te schatten of er in een situatie van partnergeweld een hoog risico op escalatie of recidive is. Het instrument geeft inzicht in de feiten en in de context waarin deze zich afspelen. De tool verhindert dat schijnbaar lichte feiten, die volgens de tool toch alarmerend zijn, geen gevolg krijgen.

Het is volgens de procureur des Konings wachten op de digitalisering van justitie alvorens de tool gekoppeld wordt aan een persoon. Intussen lijkt het aangewezen om de tool te herevalueren en een meer flexibel karakter te geven zodat het instrument geïndividualiseerd kan worden toegepast op de persoon van de dader. Er kan ruimte voorzien worden in de tool om de evolutie van geweld ten opzichte van een vorige situatie te kaderen en persoonsgebonden risicofactoren toe te voegen. Een risicotaxatie-instrument dat deze eigenschappen bezit kwam in 2016 tot stand. Ik doel hierbij op het risicotaxatie-instrument partnergeweld (RTI PG) dat het resultaat is van een samenwerking tussen het expertisecentrum Resilient People van de UCLL, het IGVM, het departement gelijke kansen en verschillende actoren bij politie, justitie en welzijn.121

Het RTI PG is een gestructureerd professioneel oordeel dat vertrekt vanuit een dyadisch perspectief. Dit houdt in dat er gefocust wordt op de wederkerigheid van geweld. Het instrument bestaat uit drie luiken. Het eerste luik verzamelt de demografische gegevens en brengt zo het gezin in kaart. In het tweede luik worden er 13 risicofactoren onderverdeeld binnen 4 domeinen. De focus van het instrument ligt zowel op het criminele verleden als op dynamische factoren. De risicofactoren die in kaart worden gebracht zijn sensitief voor verandering in gedrag en omgeving. Het RTI PG laat dan ook toe om zelf extra risicofactoren toe te voegen. In de COL 15/2020 staat te lezen dat de risico-evaluatielijst drie doelen nastreeft. Allereerst moeten de feiten in de juiste context worden geplaatst hetgeen het RTI PG mogelijk maakt door de demografische gegevens, het criminele verleden en dynamische factoren in kaart te brengen. De tweede doelstelling om

121X, “Risicotaxatie-instrument partnergeweld”,

https://www.ucll.be/risicotaxatie-instrument-partnergeweld#:~:text=Het%20RTI%20PG%20is%20gericht,het%20beheren%20van%20deze%20risico's (consultatie op 15 mei 2022).

de relatie tussen dader en slachtoffer in beeld te krijgen, wordt vervuld door de demografische gegevens in rekening te nemen. Als laatste doelstelling wil de COL dat ook schijnbaar onschuldige situaties die toch risicovol zijn, worden geïdentificeerd. Hieraan komt het zelf toevoegen van individuele risicofactoren aan tegemoet.122

4.4.1 Kritische noot

Het gebruik van een risico-evaluatielijst in situaties van partnergeweld is volgens mij zeker noodzakelijk. Net omwille van het complexe karakter en de verschillende uitingsvormen van partnergeweld lijkt het mij onmogelijk dat elke gevaarsituatie wordt geïdentificeerd.

Daarbij blijkt dat inspecteurs die vaak als eerste tussenkomen in een situatie ook maar een beperkte opleiding over de problematiek van IFG krijgen op de politieschool. De verantwoordelijkheid van een goede screening lijkt mij in dit opzicht niet te rechtvaardigen met enkele uren opleiding over IFG. Het gebruik van een risico-evaluatielijst heeft in die zin niet alleen een meerwaarde voor de situatie beter te analyseren, maar vergroot ook de gevoeligheid van de betrokken inspecteur voor het identificeren van geweldsituaties.

Het is van groot belang dat de geweldcyclus zo snel mogelijk wordt doorbroken om de schadelijke gevolgen te beperken. Een risicotool kan de kwaliteit van de vroegdetectie verhogen. Het is de magistraat die op basis van de verworven informatie door politiediensten een gepaste maatregel moet opleggen. De informatie moet in die zin niet alleen kwantitatief voor handen zijn, maar ook kwalitatief.

De risico-evaluatielijst is een uitgebreid instrument. Er is niet altijd de ruimte om dit instrument volledig door te nemen wanneer er al een volgende oproep op de planning staat. Ik ben dan ook voorstander van het instrument te herzien. Mijn voorkeur gaat uit naar een dynamische tool waar zowel de eerstelijnsdiensten als tweedelijnsdiensten mee aan de slag kunnen. Ook uit het herbezoek dat door de tweede lijn wordt gevoerd, kan nog meer informatie voortkomen. Denk hierbij aan een verslavings- of psychologische problematiek die er telkens voor zorgt dat de situatie escaleert. Hoe meer informatie hoe beter de procureur een inschatting op recidive of escalatie kan maken. Daarbij lijkt het mij uiterst noodzakelijk dat er in de politie-opleiding meer aandacht is voor vroegdetectie.

Inspecteurs van interventie zijn voor mij de voelsprieten van politie en justitie. Zij komen vaak als eerste ter plaatse en het is op hun bevindingen dat zowel de tweede lijn als het parket zich baseert bij het uitvoeren en uitvaardigen van verdere opdrachten.

122J. JANSSEN, K. LÜNNEMANN, W. D’HAESE en A. GROENEN, Intrafamiliaal geweld, Oud-Turnhout, Gompel&Svacina bvba, 2019, 87-110.