• No results found

Beleidskaders en uitgangspunten voor de financiën in de begroting 2022

5. Financiële begroting

5.1 Beleidskaders en uitgangspunten voor de financiën in de begroting 2022

Hieronder worden de beleidskaders en de uitgangspunten opgesomd die we hanteren voor de financiën in onze gemeentebegroting.

1. Beleidskaders

 Belangrijkste Rijksregelingen:

- Gemeentewet;

- Besluit begroting en verantwoording voor provincies en gemeenten (BBV).

 Belangrijkste gemeentelijke regelingen

:

- Financiële verordening gemeente Doetinchem 2017;

- Verordening onderzoeken doelmatigheid en doeltreffendheid gemeente Doetinchem 2017;

- Treasurystatuut gemeente Doetinchem 2017.

2. Algemene begrotingsprincipes

We hanteren de volgende begrotingsprincipes:

 Het financieel beleid wordt ondersteund door een begrotingsdiscipline waarbij:

- structurele tegenvallers direct worden gecompenseerd met structurele ombuigingen.

- structurele meevallers als voordeel worden ingeboekt in de algemene middelen van de begroting en daarmee gebruikt als invulling van heroverweging van bestaand beleid.

- incidentele meevallers ten gunste van de algemene reserve worden gebracht.

- incidentele tegenvallers opgevangen worden binnen bestaande budgetten.

 In de begroting van het voorliggende jaar worden de nog te realiseren ombuigingen opgenomen binnen de taakvelden van de thema’s.

3. Groei aantal inwoners en woonruimten per 1 januari

Het aantal woningen en inwoners is een basis voor de berekeningen van ramingen van het Gemeentefonds en OZB. Vooralsnog trekken we de aantallen van de afgelopen jaren door, waarbij we ons baseren op de werkelijke aantallen per 1 januari 2021 van de inwoners (58.285) en woningen (26.833). Voor het meerjarenperspectief 2022-2025 rekenen we dan met een gelijkblijvend aantal inwoners en een groei van het aantal woningen met 125 per jaar.

is nog niet door vertaald in de voorliggende begroting. Uitwerking van deze ambitie zal zowel ambtelijk als bestuurlijk nog moeten plaatsvinden. In afwachting daarvan gaan we in deze begroting nog uit van voorzichtige aantallen voor het berekenen van de inkomsten. Zodra de ambities kunnen worden vertaald in concrete doelen en resultaten zullen we nieuwe realistische aantallen hanteren als basis voor de stijging van zowel de inkomsten alsmede de uitgaven in de gemeentebegroting.

4. Loon- en prijsontwikkelingen

Vanaf de gemeentebegroting 2021 hanteren we onderstaande set van spelregels voor de nominale ontwikkelingen. Daarbij doorlopen we een transparant proces waarvan de resultaten worden verantwoord in de P&C documenten.

De spelregels voor de nominale ontwikkelingen geven aan hoe de indexering en de areaaluitbreidingen voor de verschillende budgetten worden berekend. Daarbij wordt onderscheid gemaakt naar de verschillende soorten budgetten, zoals:

 Budgetten voor goederen en diensten en (subsidie-)budgetten voor de

instellingen o.b.v. de gemeentelijke subsidieverordening (amateurinstellingen).

Deze budgetten worden geïndexeerd met het percentage prijsontwikkeling van het Bruto Binnenlands Product (pBBP) in de algemene uitkering van het

Gemeentefonds. Voor 2022 bedraagt het pBBP 1,6%, 2023 1,9%, 2024 1,6% en in 2025 1,6%.

 Loonsom budgetten.

We vertalen de ontwikkelingen van de Cao, pensioenen, sociale premie, voor de jaren die bekend zijn. Als er nog geen cao bekend is voor het begrotingsjaar, maken we hiervoor een reële inschatting. Voor de salarissen en premies voor 2022 is uitgegaan van 3,0% gebaseerd op een aanname van de uitkomst van de lopende Cao-onderhandelingen rekening houdend met premiestijging van de werkgeverslasten en voor de jaren erna hanteren we het percentage

prijsontwikkeling van het pBBP in de algemene uitkering van het Gemeentefonds.

 De indexering van het Cultuurbedrijf (voorheen Schouwburg, Muziekschool, Gruitpoort); het Sportbedrijf (voorheen Rozengaarde, Sportservice,

Accommodatiebeheer); Buha, Buurtplein, De Pol Gaanderen en Stichting Sport en recreatie Wehl gebeurt overeenkomstig het systeem van de

gemeentebegroting, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen

loonsombudgetten die worden geïndexeerd met prijs overheidsconsumptie, beloning werknemers van 1,4% en budgetten voor goederen en diensten geïndexeerd met het pBBP.

 Over de indexering van de bijdragen aan de gemeenschappelijke regelingen (GR’s) worden in de Algemeen Bestuur vergaderingen van de GR’s afspraken gemaakt. Deze moeten we één op één doorberekenen in de

gemeentebegroting.

 Er is compensatie voor specifieke, niet/ nauwelijks beïnvloedbare ontwikkelingen (contracten, wettelijke verplichtingen) en areaaluitbreidingen (meer openbare ruimte, hoger aantal inwoners).

De kosten van de nominale ontwikkelingen worden gedekt uit twee bronnen:

 Allereerst dekking uit specifieke middelen.

Dit gebeurt door indexering van de inkomstenbudgetten met hetzelfde percentage dat wordt gehanteerd voor de uitgavenbudgetten. Bijvoorbeeld voor leges, heffingen, belastingen, Grondexploitaties, ruimtelijke projecten.

 Zo nodig dekking uit de algemene middelen.

Daarbij maken we gebruik van de stelpost nominale ontwikkelingen. Deze stelpost wordt gevoed met het bedrag waarmee we door het rijk

gecompenseerd worden via het gemeentefonds.

We rekenen met de prijsontwikkeling van het Bruto Binnenlands Product (pBBP) in de algemene uitkering van het Gemeentefonds, zoals die worden vermeld in de meicirculaire van het jaar vóór het begrotingsjaar X+1. Ook de groei van de uitkering gemeentefonds door areaal storten we in de stelpost nominale ontwikkelingen. Dit ter dekking van de areaalontwikkelingen.

Als de stelpost onvoldoende dekking biedt voor de kosten van de nominale

ontwikkelingen wordt daarvoor een aanmelding (structureel cumulatief) gedaan in de gemeentebegroting. De aanmelding wordt (uiteraard) onderbouwd en toegelicht. De aanmelding komt ten laste van de algemene middelen. Voor de begroting 2022 treft u die aanmelding aan in deel 1 programma 4 Organisatie en Financiën.

5. Ontwikkeling lokale heffingen

De gemeentelijke tarieven van belastingen, heffingen en leges zijn gekoppeld aan het percentage van de loon- en prijsontwikkelingen. Voor de begroting 2022 geldt 1,6%

stijging. Voor nadere informatie over de lokale heffingen verwijzen we u naar Deel 3, paragraaf 1 Lokale heffingen.

6. Rekenrente voor financiering

De rekenrente in de begroting is gebaseerd op het gemiddelde rentepercentage dat wij betalen voor onze opgenomen geldleningen. Deze rente wordt door een

omslagsystematiek toegerekend aan de taakvelden in de programma’s. Voor 2022 is deze rente berekend op 1,65%. Aan alle investeringen wordt omslagrente

toegerekend. Dit, met uitzondering van de grondexploitaties waarvoor het BBV een specifieke berekeningswijze voorschrijft. Hierbij wordt verondersteld dat een deel wordt gefinancierd met eigen vermogen waarvoor geen rente verschuldigd is. Het percentage voor de grondexploitatie is berekend op 1,32%. Voor de berekening van tarieven voor rioleringen wordt over investeringen gerekend met 3,12%. Hiervoor berekenen we jaarlijks het gemiddelde rentepercentage dat de BNG de laatste 20 jaar

7. Reserves en voorzieningen

In de begroting is een overzicht van reserves en voorzieningen opgenomen. In dit overzicht worden vier categorieën van reserves onderscheiden waarbij de volgende uitgangspunten voor rentetoevoeging gelden:

a. Aan de algemene reserves voegen we rente toe conform het renteomslagpercentage b. Aan reserves voor onderhoud voegen we rente toe conform de prijsontwikkeling bbp. Voor de begroting 2022 hanteren we het percentage uit de meicirculaire gemeentefonds 2021, derhalve 1,6%.

c. Aan reserves voor dekking van (kapitaal)lasten voegen we rente conform het renteomslagpercentage

d. Aan overige bestemmingsreserves voegen we geen rente toe

Voor nadere informatie over de rekenrente verwijzen we u naar Deel 3, paragraaf 4 Financiering.

8. Overhead in de kostprijsberekening

Zoals in paragraaf bedrijfsvoering wordt toegelicht, is gekozen om de overheadkosten door te belasten middels een vaste opslag over de loonkosten. Deze methode wordt ook door het CBS gehanteerd. Hierbij wordt het saldo van overhead gedeeld door het totaal aan loonsombudget*. Met het toepassen van deze methode voldoen wij aan de wet- en regelgeving. De nieuwe methode is vergelijkbaar met de oude methode, echter wordt er geen onderscheid meer gemaakt tussen overhead dat rechtstreeks en niet rechtstreeks kan worden doorbelast. Ook wordt geen onderscheid gemaakt in binnen-, en buitendienstmedewerkers. De overhead kan hierdoor op een eenvoudige en

consistente wijze worden doorbelast. Het berekende opslag percentage voor 2020 is 45%.

*Formule: saldo overhead/(totaal loonsombudget + inhuur derden budget).