• No results found

1. Achtergrond

Richtlijn 2001/25/EEG inzake het minimum opleidingsniveau van zeevarenden is gebaseerd op het STCW-Verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie (IMO). Hierin zijn de minimumnormen vastgelegd met betrekking tot de duur en de inhoud van de opleiding van zeevarenden (met name het leidinggevend personeel). In de richtlijn is bovendien een procedure vastgelegd voor de afgifte en de erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen, alsmede minimumnormen voor communicatie aan boord.

2. Het voorstel van de Commissie

2.1 Vereenvoudiging van de procedure voor de erkenning van door derde landen afgegeven vaarbevoegdheidsbewijzen

Op grond van de thans geldende bepalingen kan een lidstaat een door een derde landen afgegeven vaarbevoegdheidsbewijs slechts erkennen met toestemming van alle andere lidstaten, zonder echter dat dit automatisch inhoudt dat het desbetreffende

vaarbevoegdheidsbewijs ook in de overige lidstaten wordt erkend. De administratieve rompslomp wordt nog verder vergroot door het feit dat er geen sprake is van algemene erkenning van de vaarbevoegdheidsbewijzen en dat derhalve de bewijzen van alle opleidingscentra de erkenningsprocedure moeten doorlopen.

De Commissie stelt voor de procedure zodanig te vereenvoudigen dat alle door een derde land afgegeven vaarbevoegdheidsbewijzen op grond van één enkel besluit in het kader van de daarvoor voorziene comitologieprocedure worden erkend en dat deze erkenning vervolgens geldt voor alle lidstaten.

2.2 Taaleisen voor de verstrekking van vaarbevoegdheidsbewijzen en de communicatie tussen het schip en de autoriteiten aan de wal

De Commissie stekt voor Engels als werktaal te gebruiken als de bemanning en de

autoriteiten aan de wal geen andere gemeenschappelijke taal spreken. Hetzelfde beginsel moet ook van toepassing zijn op de vertaling van vaarbevoegdheidsbewijzen.

3. De voorstellen van de rapporteur voor advies

De opleiding van zeevarenden is van essentieel belang voor de verhoging van de veiligheid in de scheepvaart en ter voorkoming van ongevallen. Elk voorstel dat tot doel heeft te zorgen voor een zo hoog mogelijk kwalificatieniveau van zeevarenden moet daarom worden toegejuicht. Zowel de vereenvoudiging van de veel te gecompliceerde erkenningsprocedure als de invoering van één werktaal zijn zinvolle maatregelen.

Toch zouden nog een aantal verbeteringen kunnen worden aangebracht in de voorstellen van de Commissie. Er zou met name een campagne moeten worden gevoerd om het imago van de beroepsgroepen in de zeevaart te verbeteren. Europa kent een gebrek aan gekwalificeerde Europese zeelieden. Een pakket van maatregelen waarmee het beroep van zeevarenden

RR\497413NL.doc 23/29 PE 314.762

NL

aantrekkelijker zou kunnen worden gemaakt, zou niet alleen een belangrijke bijdrage leveren tot de bestrijding van de werkloosheid, maar ook positieve gevolgen hebben voor de

veiligheid van de zeevaart. Uw rapporteur voor advies herinnert de Commissie en de Raad eraan dat het Europees Parlement reeds meerdere malen heeft aangedrongen op een actieprogramma ter bevordering van de uitoefening van beroepen in de zeevaart.

De door uw rapporteur voor advies ingediende tien amendementen hebben betrekking op vier prioriteiten.

3.1 Behoud van de mogelijkheid van een selectieve procedure bij de erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen

Daar er binnen één lidstaat aanzienlijke verschillen kunnen bestaan tussen de kwaliteitscriteria voor vaarbevoegdheidsbewijzen en omdat problemen in verband met afzonderlijke

opleidingsinstellingen niet automatisch moeten leiden tot intrekking van de erkenning van alle vaarbevoegdheidsbewijzen van het betrokken land, stelt uw rapporteur voor advies voor intrekking van de erkenning van individuele vaarbevoegdheidsbewijzen in

uitzonderingsgevallen mogelijk te maken (amendementen 1, 6, 8, 9 en 10).

3.2 Invoering van een Europese conformiteitsverklaring voor vaarbevoegdheidsbewijzen In het voorstel van Commissie wordt bepaald dat alle vaarbevoegdheidsbewijzen in het Engels moeten worden vertaald. Uw rapporteur voor advies stelt voor, bij wijze van

alternatief, het nieuw opgerichte Agentschap voor de veiligheid van de zeevaart opdracht te geven een Europese conformiteitsverklaring te ontwerpen. Een dergelijke (meertalige) verklaring zou niet alleen het taalprobleem oplossen, maar ook de werkzaamheden van de controlerende instanties vereenvoudigen (amendementen 2, 3 en 4).

3.3 Termijn voor de verlenging van de erkenning

Volgens het voorstel van Commissie moet het besluit van een land om de erkenning van een vaarbevoegdheidsbewijs te verlengen uiterlijk een maand voor het verstrijken van de

geldigheidstermijn ervan worden genomen. Gezien de juridische consequenties van niet-verlenging voor de betrokken zeevarende en zijn werkgever is deze termijn mogelijk te kort.

Zowel de werkgever als de werknemer heeft er een gerechtvaardigd belang bij, en recht op, om binnen een redelijke termijn te worden geïnformeerd over de verlenging van hun erkenning. Uw rapporteur voor advies stelt derhalve voor de termijn te verdubbelen (amendement 5).

3.4 Gemeenschappelijke procedure voor intrekking van een erkenning

In het voorstel van Commissie heeft elke afzonderlijke lidstaat het recht om zonder ruggespraak met de andere lidstaten de officiële erkenning van individuele

vaarbevoegdheidsbewijzen in te trekken. Daar het voorstel is bedoeld om te komen tot een uniform beleid voor de erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen, pleit uw rapporteur voor advies voor gemeenschappelijke in plaats van unilaterale besluitvorming (amendement 7).

PE 314.762 24/29 RR\497413NL.doc

NL

AMENDEMENTEN

De Commissie werkgelegenheid en sociale zaken verzoekt de ten principale bevoegde

Commissie regionaal beleid, vervoer en toerisme onderstaande amendementen in haar verslag op te nemen:

Door de Commissie voorgestelde tekst1 Amendementen van het Parlement

Amendement 1 OVERWEGING 5 (5) Of derde landen voldoen aan de

bepalingen van het STCW-Verdrag kan efficiënter worden beoordeeld als dat op een geharmoniseerde wijze geschiedt. De

Commissie dient derhalve namens de gehele Gemeenschap met deze taak te worden belast.

(5) Of derde landen die opleidingen verzorgen voldoen aan de bepalingen van het STCW-Verdrag kan efficiënter worden beoordeeld als dat op een geharmoniseerde wijze geschiedt. De Commissie dient derhalve namens de gehele Gemeenschap met deze taak te worden belast.

Motivering

Zoals de IMO zelf aangeeft in haar commentaar op de gepubliceerde "witte-landenlijst", zijn er landen op deze lijst opgenomen die de facto geen of slechts een zeer beperkte opleiding verzorgen. Deze landen behoren niet door de Gemeenschap erkend te worden. Dit sluit niet uit dat onderdanen van deze landen wel erkend kunnen worden op basis van een diploma behaald aan een erkend opleidingsinstituut. Zulks tevens om fraude tegen te gaan.

Amendement 2 OVERWEGING 6 (6) Teneinde te waarborgen dat een erkend

land volledig blijft voldoen aan de eisen van het STCW-Verdrag, dient de

erkenning op gezette tijdstippen opnieuw te worden bezien en in voorkomend geval te worden verlengd. De erkenning van een derde land dat niet aan de eisen van het STCW-Verdrag voldoet, dient te worden ingetrokken totdat de tekortkomingen zijn verholpen.

(6) Teneinde te waarborgen dat een erkend land volledig blijft voldoen aan de eisen van het STCW-Verdrag, dient de

erkenning op gezette tijdstippen opnieuw te worden bezien en in voorkomend geval te worden verlengd. De erkenning van een derde land dat niet aan de eisen van het STCW-Verdrag voldoet, dient te worden ingetrokken totdat de tekortkomingen zijn verholpen. Hoewel het beginsel van

erkenning van een land de algemene regel zal zijn, moet worden voorzien in de mogelijkheid om de erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen die zijn afgegeven door individuele maritieme

1 Nog niet in het PB gepubliceerd.

RR\497413NL.doc 25/29 PE 314.762

NL

opleidingsinstellingen die "de facto" niet voldoen aan de vereisten van het STCW-Verdrag, in te trekken.

Motivering

Zie motivering bij het amendement op artikel 18 ter, lid 1 (Richtlijn 2001/25/EG) Amendement 3

OVERWEGING 11