• No results found

Als beginsel is aangenomen dat de heerendienstplichtigheid rust op het erfbezit. *

In document Javaansche Wetten, (pagina 43-152)

* Aant. Dit hier neergelegd beginsel is m. i. onjuist ; de heerendienstplicht kan niet anders rusten dan t p den persoon van den „koeli-kêntjêng" als bezitter zoowel van bouwgrond als erf, welke bezittingen niet van elkaar te scheiden zijn en gezamenlijk zijn „sanggan" vormen. Wellicht dat juist omreden ieder koeli-kêntjêng zoowel een stuk bouwgrond als een erf moet hebben, men bij telling van het aantal dier koelies gemakshalve maar het aantal erven telde en dat daardoor langzamerhand bij velen de meening is ontstaan dat de dienstplicht rust op het erf.

In de eerste Heerendienst-regelingen vastgesteld bij de Residentsbesluiten ddo. 28 Juni 1886 Nrs. 672|T.B. en 673jT,B. (zie Gortmans pag. 23 en 26) is dit beginsel dan ook niet neer-gelegd, maar daar werd in art. 1 gesproken van de verplichte diensten, welke de huurder van de opgezetenen zijner onderneming. DIE VOLGENS LANDSGEBRUIK DIENSTPLICHTIG ZIJN. mag vorderen,

Artikel 2. De verplichte diensten, welke de huurder van de opgezetenen zijner landbouwonderneming mag vorderen, worden onderschei-den in :

a. krigandiensten. * 1

b. goegoer-goenoeng-diensten. * 2 c. wachtdiensten. * 3

Artikel 3. Behoudens het bepaalde bij het besluit van den Resident van Jogjakarta van den oden November 1901, No. 499/T. B. kunnen de dienstplichtigen in krigandienst opgeroepen worden ééns in de zeven dagen voor één halven dag.

Artikel 4. De duur van een halven dag krigandienst is van 7 uur tot 11 lj2

uur des voormiddags, daaronder begrepen een half uur schafttijd, of van 1 uur tot 5 uur des namiddags zonder schafttijd.

* 1 Aant. In den ouden J a v a a n s c h e n tijd beschikte de Vorst over de o n b e t a a l d e diensten der -soekoe-diens'.en), politie en Negri. Dit werd voor de bevolking te z w a a r en in de laatste jaren vóór 1886 gat zij vrij a l g e m e e n blijk van hare groote ontevredenheid, l u i d r u c h t i g e v o l k s

Het splitsen van een halven dag krigandienst in twee of meer deelen, op verschillende tijdstippen te prestoeren, is verboden.

Artikel 5. De krigandiensten moeten in de eerste plaats worden aangewend voor den aanleg, de herstelling en het onderhoud van werken, waarbij ondernemer en bevolking gemeenschappelijk belang hebben, als:

wegen, bruggen, duikers, dammen, waterleidingen en waterkee-ringen, en kunnen voorts worden benut tot anderen arbeid in het belang der onderneming.

Artikel 6. Het werk in of ten behoeve van de inrichtingen voor de bereiding of de bewerking van het product behoort zooveel mogelijk vrij te zijn.

Wordt echter bij gebrek aan vrije arbeiders voor het boven-bedoelde werk gebruik gemaakt van krigandienstplichtigen, dan moet, indien dezen zwaarder arbeid hebben te verrichten dan hun gewoonlijk voor de in artikel 3 van dit besluit bedoelde wer-ken wordt opgelegd of ingeval zij langer worden aangehouden dan artikel 4 van dit besluit gedoogt, de zwaardere of langere arbeid worden betaald, hierbij als maatstaf aannemende de loo-nen van vrije arbeiders volgens plaatselijk gebruik. Het Hoofd van Gewestelijk Bestuur is bevoegd deze bijbetalingen voor den zwaarderen of längeren arbeid voor elke onderneming afzonderlijk te regelen.

Artikel 7. Taakwerk mag slechts met onderling goedvinden tusschen on-dernemer en de krigandienstplichtigen aan deze laatsten worden opgelegd.

Artikel 8. Goegoer-goenoeng-diensten mogen alléén worden gevorderd bij rampen van hoogerhand en tot afwending of dadelijk herstel van de gevolgen daarvan,

-rtikel 9. De wachtdiensten worden alleen des nachts gevorderd van des namiddags 6 uur tot des morgens 6 uur.

Het Hoofd van Gewestelijk Bestuur is bevoegd om deze dien-sten voor elke onderneming afzonderlijk te regelen na den be-trokken beheerder te hebben gehoord, zullende de heerendienst-plichtige bevolking voor deze diensten ten hoogste slechts ééns in de 14 dagen mogen worden opgeroepen,

rtikel 10. Vrijgesteld van alle diensten zijn de „bekels toewa". Vrijgesteld van krigan-en goegoer-goenoengdiensten zijn de „bekels-nom", in zooverre dat dezen slechts mogen worden belast met zoogenaamde mandoorswerkzaamheden en lichten koeli-arbeid,. zunen d e bij

gerezen twijfel omtrent die werkzaamheden of dien arbeid, door het Hoofd van Gewestelijk Bestuur worden beslist. Tijdelijk vrij-gesteld van alle diensten is iedere diensplichtige in geval van ziekte, van de bevalling der vrouw en voorts in alle gevallen volgens plaatselijk gebruik.

Artikel 1 1 . Dienstvervanging is geoorloofd mits de plaatsvervanger voor den te verrichten arbeid geschikt is.

Extract dezes enz.

De Resident, (w. g.) J. A. AMENT.

B a h o e s o e k o e - r e g e l i n g .

De Resident van Jogjakarta, (v/, g.) KANGDJENG SULTAN. (w. g.) COUPERUS.

Bepalingen betreffende het doen van verplichte diensten, bekend onder den naam van B a h o e s o e k o e , ten behoeve

van de apanagehouders.

Artikel 1. Garêbêgs.

1. Bij gelegenheid van een garêbêg zullen de bekel en kleine man -en avond te voren ten huize van den betrokken apanagehouder dienen te zijn.

'-'.. Na afloop van den garêbêg keeren zij onmiddellijk huiswaarts.

3. Bij gelegenheid' van de garêbêgs Moeloed en Bèsar zullen de bekel en kleine rnan van de Sitidamêlngadjêng-dessa's drie dagen te voren des morgens ten huize van den betrokken apanagehouder dienen te zijn, daar zij de wadjikkoeken uit de vormen nemen en deze op de goenoengans Plaatsen moeten.

4. Na afloop van den garêbêg keeren zij onmiddellijk huiswaarts.

5. Bij gelegenheid van den garêbêg Poeasa zullen de bekel en kleine 'nan van de Sitidamêlngadjêng-dessa's twee dagen te voren des morgens ten huize van den betrokken apanagehouder dienen te zijn, omdat zij de 9°enoengans gereed moeten maken, de materialen blijven voor rekening '^an de negrie.

6. Na afloop van den garêbêg keeren zij onmiddellijk huiswaarts.

Artikel 2. Padjendrallan.

1. Bij gelegenheid van de komst van Zijne Excellentie den Gouver-neur-Generaal zullen de bekel en kleine man 4 dagen te voren des mor-gens ten huize van den betrokken apanagehouder dienen te zijn, en zulks

voor het tijdig opzetten van de gamêlanhuisjes en het aanbrengen van de versieringen.

2. Uiterlijk op den namiddag, volgende op den dag van vertrek van Zijne Excellentie den Gouverneur-Generaal, of zooveel vroeger als het afbreken van de gamêlanhuisjes afgeloopen is, keeren zij huiswaarts.

Artikel 3. Malêmsalikoer.

1- Bij gelegenheid van den malêmsalikoer zullen de bekel en kleine fnan des morgens van den 20sten van de Javaansche maand Poeasa ten huize van den betrokken apanagehouder dienen te zijn.

2- Den daarop volgenden morgen keeren zij huiswaarts.

3*

r

Artikel 4. Malêman van den apanagehouder.

1. Ingeval van gandjillan d. i. wanneer door ontslag of dood van den apanagehouder zijn opvolger nog niet is benoemd, zullen de overblijvende apanagehouders van gelijken rang en titel verplicht zijn den malêman van den ontslagene of overledene aan te vullen.

2. In dit geval van gandjillan dient de Rijksbestuurder kennis te ge-ven aan den Resident.

3. Bij gelegenheid van den malêman van den apanagehouder zu'len de be-kel en kleine man des morgens van den malêman te diens huize dienen te zijn.

4. Den volgenden morgen keeren zij huiswaarts.

5. Het in alinea 3 vermeide geldt ook voor het geval van gandjillan.

6. Op den malêmsalikoer ontvangt de bekel van den betrokken apa-nagehouder bericht wanneer het zijn malêman zal zijn.

7. De Rijksbestuurder zal te voren aan den Resident eene indeeling van de malêmans indienen.

Artikel 5. Padjang Pasisiran.

1. Bij gelegenheid van eene begrafenis van aanzienlijke Javanen uit Soe-rakarta zullen, ingeval de lastgeving aan den betrokken apanagehouder en zijnen bekel tijdig is geschied, de bekel en kleine man den avond voor de begrafenis ten huize van den betrokken apanagehouder dienen te zijn.

2. De apanagehouder overnacht den avond van de begrafenis te Ko-tagêdé, den daarop volgenden morgen vertrekt hij naar de vorstelijke be-graafplaats te Imogiri; na terugkomst van den apanagehouder zullen de bekel en kleine man onmiddellijk huiswaarts keeren, ongerekend onvoor-ziene omstandigheden.

3. Bij gelegenheid van eene begrafenis van aanzienlijke Javanen van Jogjakarta, hieronder begrepen de boepaties najoko en den pangoeloe, zullen, ingeval de lastgeving aan den betrokken apanagehouder en zijnen bekel tijdig is geschied, de bekel en kleine man den avond voor de be-grafenis ten huize van den betrokken apanagehouder dienen te zijn; na terugkomst van den apanagehouder keeren bekel en kleine man onmid-dellijk huiswaarts, ongerekend onvoorziene omstandigheden.

4. De Rijksbestuurder doet van de in alinéas 2 en 3 vermelde onvoor-ziene omstandigheden mededeeling aan den Resident.

5. Bij gelegenheid van het verwelkomen van een Luitenant-Generaal, Generaal-majoor, Admiraal, Schout bij nacht, Lid van den Raad van Indië, Gouvernements Commissaris, zullen, ingeval de lastgeving aan den betrokken apanagehouder en zijnen bekel tijdig is geschied, de bekel en kleine man den avond te voren ten huize van den betrokken apanage-houder dienen te zijn.

6. Dit is ook van toepassing bij het vertrek van de bovengenoemde autoriteiten.

7. Bij gelegenheid van het rondbrengen door de stad van de vlag, ge-naamd Kangdj-ing Kjai Toenggoel Woeloeng, ter bezwering van epidemieën, zullen de bekel en kleine man reeds den middag van den daartoe vast-gestelden avond ten huize van den betrokken apanagehouder dienen te zijn, den volgenden morgen keeren zij huiswaarts.

8. Mocht de lastgeving aan den apanagehouder en zijnen bekel, in de alinéas 1, 3 en 5 vermeld, niet tijdig plaats hebben gehad, dan behoudt de apanagehouder nog het recht om bekel en kleine man te verzoeken ; dezen blijven dan ter zijner beschikking voor denzelfden duur als onder hier genoemde alinéas vermeld.

9. De Rijksbestuurder zal telkens aan den Resident eene opgave in-dienen van de voor de onder alinéas 1, 3, 5 en 7 bedoelde plechtigheden aangewezen apanagehouders.

10. Bij gelegenheid van het brengen op den verheffingsdag van Zijne Hoogheid den Sultan van Vorstelijke offeranden naar den berg Merapi en het Zuiderstrand, zullen de bekel en kleine man reeds den avond te vo-ren in de woning van den daartoe aangewezen apanagehouder dienen te zijn.

11. Op die dagen vertrekt de stoet naar bovengenoemde plaatsen; na terugkomst van den apanagehouder keeren bekel en kleine man onmid-dellijk huiswaarts.

12. De hiertoe aangewezen apanagehouders zijn: de bekels Soeronoto, die tevens belast zijn met het brengen van de offeranden, afkomstig van den Pangeran Adipati Anom, doch slechts naar den berg Merapi.

13. Bij gelegenheid van het brengen op den verheffingsdag van Zijne Hoogheid den Sultan van Vorstelijke offeranden naar den berg Lawoe en de grot Dlêpih, zullen de bekel en kleine man reeds twee dagen des avonds voor het vertrek daarheen aanwezig dienen te zijn in de woning van den daartoe aangewezen apanagehouder.

14. Na terugkomst van den apanagehouder keeren bekel en kleine man onmiddellijk huiswaarts.

15. De personen, die aangewezen worden met het brengen van offe-randen, afkomstig van Zijne Hoogheid den Sultan naar den berg Lawoe zijn :

a- panewoe's sêpoeh rèh Gêdongkiwo,

• » „ „ « têngên,

c- „ „ „ Kêparak kiwo,

d- « „ „ „ têngên,

e. panewoe's sêpoeh rèh Djawi kiwo, f. „ « » » têngên,

met de onder hen staande panewoe's en mantris, g. de panongsongs,

h. de Soeronotos,

i. de mantris panekêts ngadjêng.

naar de grot Dlèpih:

a. panewoe's rèh Gêdongkiwo, b. . » » têngên,

i. mantris, panekêt ngadjêng, beurt om beurt.

16. De personen, die aangewezen worden met het randen, afkomstig van den Pangeran Adipati Anom zijn:

naar den berg Lawoe :

a. panewoe's sêpoeh rèh Gedongkiwo, b. „ » « » têngên, c. „ > .. Kêparakkiwo, d. . ,. » » têngên, e. , „ .. Djawi kiwo, ƒ. . » têngên,

met de onder hen staande panewoe's en mantris, g. panewoe's, mantris rèh kadipaten,

h. panongsongs, i. Soeronoto,

j . mantris panekêts ngadjêng om beurten, naar de grot Dlêpih:

a. panewoe's rèh Gêdongkiwo, b. „ » » têngên,

g. panewoe's, mantris rèh Kadipaten,

h. panongsongs, '• Soeronotos,

/. mantris, panekêts ngadjêng om beurten.

17. Bij gelegenheid van het brengen van Vorstelijke offeranden naar de binnen en buiten het gewest Jogjakarta gelegen graven hunner voorvade-ren, zullen de bekel en kleine man twee dagen des avonds voor het ver-trek daarheen aanwezig dienen te zijn in de woning van den daartoe aan-gewezen apanagehouder.

18. Na terugkomst van den apanagehouder keeren bekel en kleine man onmiddellijk huiswaarts.

19. De daartoe aangewezen personen zijn:

naar T ê g a l a r o e m :

a. patoks negri om beurten met de djoeroekoentjis en pêrdikans, die drie djoonks grond hebben.

b. mantris panekêts ngadjêng, naar Imogiri :

b. de panekêts ngadjêng.

20. Bij gelegenheid van het brengen van een brief met geschenken, bestemd voor Soerakarta, zullen en bekel en kleine man twee dagen des avonds voor het vertrek daarheen in de woning van den daartoe aange-wezen apanagehouder dienen te zijn.

2 1 . Zoodra deze van zijne reis naar Soerakarta is teruggekeerd, gaan de bekel en kleine man onmiddellijk naar huis.

22. De daartoe aangewezen personen zijn:

Ü. gandeks,

b. panewoe's, mantris, panekêts ngadjêng.

23. De personen, die aangewezen zijn om de brengers van den voor Soerakarta bestemden brief met geschenken tot aan het station Toegoe te vergezellen zijn :

a. panewoe's mantris rèh Gêdongkiwo, b- „ „ têngên, c. „ „ „ Kêparakkiwo, d- „ „ „ „ têngên, e. „ „ „ Djawi kiwo, /• „ „ » ,, têngên.

24. Bij gelegenheid van het in ontvangst nemen van een brief met geschenken, afkomstig van Soerakarta, zullen de bekel en kleine man reeds den avond te voren in de woning van den betrokken apanagehouder dienen te zijn.

25. Na tehuiskomst van den apanagehouder keeren de bekel en kleine man onmiddellijk huiswaarts.

26. De personen, die aangewezen zijn om bij de komst van den van Soerakarta afkomstigen brief met geschenken aan het station Toegoe te-genwoordig te zijn, zijn:

a. panewoe's mantris panekêts ngadjêng, h. „ „ rèh Gêdongkiwo, /7. twee panewoes Kadanoerêdjan.

27. Bij bovenbedoelde gelegenheid zullen de bekel en kleine man van de Sitidamêlngadjèng-dessa's reeds op den morgen van dienzelfden dag in de woning van den betrokken apanagehouder dienen te zijn.

28. Zoodra de geschenken aan de Nêgri (d. i. Rijksbestuurder) zijn ter hand gesteld, keeren de bekel en kleine man onmiddellijk huiswaarts

29. Bij gelegenheid van de aanbieding dier geschenken aan Zijne Hoogheid den Sultan zullen de bekel en kleine man van de Sitidamêl-ngadjêng-dessa's den avond voor den daarvoor bestemden dag in de wo-ning van den betrokken apanagehouder dienen te zijn. .

30. Zoodra de Vorst de geschenken in ontvangst heeft genomen, kee-ren bekel en kleine man onmiddellijk huiswaarts.

3 1 . Wanneer door den Rijksbestuurder van Jogjakarta met toestem-ming van den Resident, panewoe's, mantris rèh Kadanoerêdjan voor dienst-zaken naar den Rijksbestuurder van Soerakarta worden gezonden, zullen de bekel en kleine man den avond te voren in de woning van den be-trokken apanagehouder dienen te zijn.

32. Zoodra de apanagehouder van zijne reis is teruggekeerd, zullen de bekel en kleine man onmiddellijk naar huis gaan.

33. Als Padjang Pasisiran wordt ook beschouwd het uitzenden van personen naar de dessa's, binnen het Rijk van Jogjakarta gelegen, na daartoe bekomen lastgeving met toestemming van den Resident en den Rijksbestuurder.

Artikel 6.

Huwelijk en besnijdenis van 's-Vo^sten zonen en dochters.

Bij huwelijksfeesten van 's-Vorsten kinderen zullen bij gelegenheid van het maken van optrekjes (taroeb) in de Danoerêdjan de bekel en kleine man 3 dagen des avonds te voren in de woning van den be-trokken apanagehouder dienen te zijn en zulks voor het oprichten van de gamelan-huisjes en het aanbrengen van versieringen.

Uiterlijk twee dagen na de sapêkên pênganten, of zooveel vroeger als het afbreken der gamelan-huisjes is afgeloopen, zullen de bekel en kleine man naar huis gaan.

Bij huwelijken van 's-Vorsten kleinkinderen, neven en nichten en van anderen door Zijne Hoogheid den Sultan aangewezen personen, zijn de apanagehouders, ten wiens huize op last van Zijne Hoogheid den Sultan het huwelijk zal plaats hebben, gerechtigd om de bahoesoekoe-diensten van den bekel en kleine man te vorderen, als in alinea 1 van dit artikel vermeld.

Dit strekt zich ook uit tot die apanagehouders, aan wie een zekere taak bij het huwelijksfeest is opgedragen.

Bij gelegenheid van de besnijdenis van 's-Vorsten zonen, zullen de bekel en kleine man in de woning van den betrokken apanagehouder dienen te zijn, den morgen bij het begin van het bespelen van de gamelan in het gamelan-huisje op het kratons erf.

Den namiddag, nadat de gamelan niet meer bespeeld wordt, keeren zij huiswaarts.

Het onder alinea 4 bepaalde is ook van toepassing bij gelegenheid van de besnijdenis van 's-Vorsten dochters en het bepaalde onder alinea 5 bij het huiswaarts keeren van den bekel en kleine man.

Bij gelegenheid van de verheffings- en geboorte dagen van Zijne Hoog-heid den Sultan en die van den Pangeran Adipati Anom zullen de bekel en kleine man van de Sitidamêlngadjêng dessa's den avond te voren ten huize van den betrokken apanagehouder dienen te zijn.

Zij keeren den namiddag van bovengenoemde dagen huiswaarts, be-halve de bekel en kleine man van de pênandons en toenggons, die den daarop volgenden morgen naar huis gaan.

Artikel 7.

Huwelijk en besnijdenis van zonen en dochters van den apanagehouder en doorsteken der oorlellen.

1. Bij gelegenheid van een huwelijk van een der kinderen van den apa-nagehouder, zullen diens bekel en kleine, man den avond, vóórdat de versieringen zijn aangebracht, te diens huize dienen te zijn.

2. Den middag van den dag, volgende op de sapêkên pènganten, keeren zij huiswaarts.

3. Bij gelegenheid van een besnijdenis of het doorsteken der oorlellen van de dochters van den apanagehouder zullen diens bekel en kleine man des avonds van twee dagen te voren in zijne woning dienen te zijn.

Artikel 8. Tijgergevechten en rampokpartij.

1. Bij gelegenheid van tijgergevechten of rampok partijen ter eere van het verblijf in dit gewest van Zijne Excellentie den Gouverneur-Generaal, is de regeling van artikel 2, betreffende Padjendrallan hierop van toepassing, daar de bekel en kleine man nog niet naar huis zijn gegaan.

2. Bij een buitengewoon tijgergevecht of rampokpartij zullen de bekel en kleine man reeds des avonds van den dag te voren ten huize van den apanagehouder dienen te zijn en gaan des middags na den dag van het feest huiswaarts.

Artikel 9 Mêkadjangan.

1. Bij gelegenheid van de bevalling van de Sultane vangt de mêkadjangan van den bekel en kleine man aan op den dag van de vaststelling daarvan en eindigt met het afvallen van de navelstreng.

2. Bij gelegenheid van het overlijden van den Vorst vangt de mêkadjangan van den bekel en kleine man aan op den dag der vaststelling daarvan en eindigt op den dag van installatie van den nieuwen Vorst.

3. Op den namiddag van den dag, waarop de nieuwe Vorst is geïnstalleerd, zullen de bekel en kleine man naar huis gaan.

4. Onder mêkadjangan wordt ook verstaan het wachthouden op de Vorstelijke begraafplaats te Imogiri; zoodra de apanagehouder huiswaarts is gekeerd zullen zijn bekel en kleine man naar huis gaan.

5. De hiervoor aangewezen apanagehouders zijn : a. De Patih van Z. H. den Sultan,

b. Boepatis anom,

c. Panewoes, mantris gowong mêrgongso en de kontjos damêl, d. De pradjoerits mantri lêbêt,

e. De Boepatis wêdono, djoeroekoentji en hunne ondergeschikten.

6. Bij gelegenheid van den inhuldigingsoptocht van den nieuwen Vorst zullen de bekel en kleine man des avonds twee dagen te voren ten huize van den apanagehouder dienen te zijn.

7. Uiterlijk op den dag, volgende op den inhuldigingsoptocht, of zooveel vroeger als het afbreken der gamelan-huisjes is afgeloopen, keeren zij huiswaarts.

8. Bij gelegenheid van het overlijden van den Kroonprins is het verzoek om oproeping van bekel en kleine man alleen geoorloofd aan die onderdanen van Z. H. den Sultan, die de wacht moeten houden op de begraafplaatsen te Imogiri. Deze bekel en kleine man verblijven aldaar 3 dagen en 3 nachten, gerekend van af de bijlegging van het lijk aldaar.

9. Zoodra de apanagehouder thuis is gekomen zullen de bekel en kleine man onmiddellijk huiswaarts keeren.

10. De hiervoor aangewezen personen zijn:

De helft van de boepatis, panewoes, mantris rèh kadipaten en hunne volgelingen.

11. Ook aan personen, die de wacht ten huize van den overleden Kroon-prins moeten houden, is het geoorloofd om de levering van bekel en

11. Ook aan personen, die de wacht ten huize van den overleden Kroon-prins moeten houden, is het geoorloofd om de levering van bekel en

In document Javaansche Wetten, (pagina 43-152)