• No results found

Eenheid en diversiteit in het aanbod van speelse werkvormen in de begeleidingskundige praktijk

3.6 Begeleidingskundig spelgebruik

In het licht van deze definitie kunnen we de opgesomde spelvormen en metho-dieken uit tabel 1 bevragen op de manier waarop daarin de genoemde aspecten aan de dag treden. In de volgende subparagrafen worden de drie definiërende aspecten van spel gebruikt om nader zicht te krijgen op de geïnventariseerde spelvormen door in te gaan op:

 het professioneel boeien met spelmethodieken;

 het scheppen van een ‘alsof’-wereld als professionele speelruimte;  het geven van een gereguleerde plaats aan de ongewisheid.

Het professioneel boeien met spelvormen door het creëren van ervaringen

De opgesomde werkvormen uit tabel 3.1 hebben allen op hun eigen manier de bedoeling een ervaringswereld te creëren, waardoor de deelnemers worden geboeid en uitgenodigd tot deelname en overgave. Ze roepen elk op hun eigen manier een sfeer van vrijwillige inzet en spontaniteit op. Via de werkvorm beweegt men zich weg van het gevoel van plicht en opdracht en komt men in een klimaat van intrinsieke betrokkenheid. Spelen als activiteit in begeleidings-contexten sluit daardoor aan bij basale behoeften als veiligheid, verbinding, erkenning en ontplooiing (Hofstede, 2008). Motivatie en identificatie worden

Aha, spel is dus dat wat wij als spel beleven en met elkaar als spel benoemen.Taalspel noem ik dat!

- 66 -

van binnenuit gemobiliseerd (Jacobs, 2000), hetgeen in professionele arbeid essentieel is (Weggeman, 2008).

De wijze waarop de geïnventariseerde werkvormen de spelers in beslag weten te nemen, is sterk verschillend van aard. Sommige ervan weten – met een mooi woord van Huizinga – zo te vervoeren, omdat zij een sterk beroep doen op fysieke inspanning of mentale concentratie. Overlevingstochten zijn daar een voorbeeld van. Andere spelvormen zijn meeslepend vanwege de vrolijkheid en het plezier, terwijl weer andere tot overgave uitnodigen via de weg van de verstilling en innerlijke concentratie. Op grond van bestudering van de praktijkliteratuur over de verschillende werkvormen komen we tot vier manieren om de deelnemers in de ervaring te brengen en daardoor te verleiden tot deelname en overgave aan de activiteit, namelijk:

o plezier, verstrooiing en frivoliteit, zoals gebeurt bij bedrijfsfeesten, het gebruik van humor en cabaret;

o lichamelijke actie en fysieke inspanning, zoals bij de genoemde sportieve activiteiten, overlevingstochten en ‘outdoor’-trainingen;

o mentale inspanning en prikkeling van de aandacht, zoals bij filmfragmenten en het creatief denken;

o stille ontvankelijkheid en verinnerlijking, zoals bij meditatieoefeningen en focussen.

In de meeste van de opgesomde spelvormen zijn er combinaties van deze vier modaliteiten van geboeid worden. Bij wandelcoaching is er bijvoorbeeld sprake van lichamelijke actie en tegelijkertijd een vorm van verstilde ontvankelijkheid. Bij prijsvragen als werkvorm is er sprake van frivoliteit, maar eveneens van geconcentreerde aandacht. Het werken met lego zorgt voor mentale inspan-ning, maar heeft daarnaast onloochenbaar ook een lichamelijk, sensomotorisch aspect van het knutselen met de blokjes.

Dit vermogen van de opgesomde spelvormen om via verschillende moda-liteiten te boeien en mee te voeren in de deelname, is een belangrijke kracht in begeleidingskundige contexten. Bij vrolijkheid en frivoliteit worden de deel-nemers als het ware verleid tot instemmende participatie in de groep en ver-bondenheid met de anderen. Bij fysieke en mentale inspanning geeft de speler het beste van zijn krachten om binnen het spel tot prestaties te komen. Bij stilte en ontvankelijkheid stelt hij zich open voor de buiten- en binnenwereld.

Doordat het het spel is dat de speler via één van deze vormen meeneemt, heeft het een eigen zelfstandigheid in de interactie tussen begeleider en cliënt-(systeem) en krijgt het een eigen rol in het proces: het spel gaat als het ware als een derde in het contact meespreken in de begeleiding. Muijen (2001, vgl. Van Hulst, 2008) benoemt dit als een triadische relatie tussen begeleider, cliënt en

- 67 -

spel. Zij waarschuwt in dit verband overigens wel voor een (te) instrumenteel gebruik van spelvormen. Als er waarlijk gespeeld wordt, dan neemt het spel zelf de regie over en gebeuren er onverwachte dingen. Het is daarom essentieel dat de begeleider ook zelf tot spel, dus tot loslaten en overgave in staat is (Winnicott, 1971). Wie de werkvormen louter gebruikt als een techniek doet het spel geen recht aan staat de ontplooiing ervan in de weg. Hier doet zich de boeiende paradox voor van vrijheid en gebondenheid in het professioneel gebruik van spel: men kan spel slechts vruchtbaar inzetten door het niet (louter) instrumenteel te hanteren. Deze kracht van spel als zelfstandige derde in de relatie tussen begeleider en cliënt, door zijn vermogen een ervarings-werkelijkheid te creëren, zal in de hoofdstukken 6 tot en met 9 nog uitgebreid aan de orde komen, als we een aantal spelvormen in hun uitvoering gaan analyseren. Daarbij zullen we ook ingaan op de ‘samenwerking’ tussen spel en begeleider.

De afgebakende wereld van ‘alsof’ als professionele speelruimte

De wijze waarop in de geïnventariseerde werkvormen een afgezonderde speelwereld wordt opgeroepen, verschilt sterk. Bij sommige ervan gebeurt dat heel nadrukkelijk en expliciet, terwijl het bij andere zich meer voordoet als een impliciet bijverschijnsel.

In de eerste plaats is er een groep werkvormen waarin met opzet een

imaginaire wereld wordt gecreëerd om daar binnen te werken. De kracht van de

verbeelding kan blijkens onze inventarisatie op verschillende manieren een wereld van ‘alsof’ oproepen:

o In de opvoering of, met het Engelse woord, in de ‘show’ wordt een illusionaire wereld gecreëerd waarin meestal de pret en frivoliteit centraal staat. De toeschouwers worden meegenomen door de spelers op het toneel of in het stadion. Allerlei vormen van cabaret en theater horen hierbij. Muziek, dans en goochelarij kunnen hier natuurlijk ook toe gerekend worden. Sommige filmgenres behoren eveneens tot deze cate-gorie. Het is evident dat het wedstrijdspel dat we hieronder zullen benoemen, ook vaak wordt opgevoerd als een vertoning.

o In het rollenspel en (uitvoeriger) in het simulatiespel, alsmede in het managementgame, wordt er een wereld gecreëerd die bedoeld is als een afspiegeling van de reële wereld. Binnen het spel doet de speler ont-dekkingen die leerzaam zijn voor de echte wereld. Daartoe wordt de sociale of fysieke werkelijkheid nagebootst. In videogames en wii-simu-laties wordt de realiteit tot bijna het volmaakte benaderd. De techniek hiervan is inmiddels zover voortgeschreden dat in opleidingsverband

- 68 -

situaties gespeeld kunnen worden waarin ‘alsof’ en echt nauwelijks van elkaar te onderscheiden zijn. De vliegsimulator is daar een bekend voorbeeld van, maar ook in opleidingen voor medisch specialisten wordt hier gebruik van gemaakt zoals uit onze lijst met praktijkvoorbeelden blijkt.

o Bij drama als werkvorm (zoals psychodrama, voice dialogue en orga-nisatieopstellingen en meestal ook bij het werken met filmfragmenten) wordt een werkelijkheid opgeroepen die niet de buitenwereld, maar de psychische binnenwereld representeert. In de wereld van ‘alsof’ die geschapen wordt via dramawerkvormen, doet de deelnemer via het spel ontdekkingen over de eigen psychische belevingswerkelijkheid, zoals die tot uitdrukking komt in emoties, intenties en relaties. De werkvormen die gebruik maken van lichaamswerk en bio-energetica, liggen hier dichtbij. Door via het lichaam het ‘alsof’ te creëren, wordt de mentale beleving geactualiseerd.

o Bij verhalen en metaforen, verbaal of materieel, via actie of door middel van beelden (zoals bijvoorbeeld bij de associatiekaarten) kan de ima-ginaire wereld betrekking hebben op velerlei zaken, zoals de toekomst, meegemaakte ervaringen, onderlinge verhoudingen, enzovoorts. De verbeelding in deze werkvormen kan de expressie zijn van individuele perspectieven, maar evenzeer van gezamenlijke wensen, opvattingen of ervaringen. Bij psychomotorische oefeningen en ook bij actiemetaforen krijgen lichaamservaringen metaforische betekenis. De metafoor komt dan dicht bij drama te liggen. Een specifieke werkvorm is die van het labyrint als een fysieke metafoor voor de geestelijke weg naar binnen. Hier is tegelijkertijd sprake van een vorm van imaginatie.

o Er is ook een groep werkvormen waar de imaginaire wereld vrijwel louter een innerlijk gebeuren blijft. Dat is het geval bij visualisaties en geleide

fantasie, als ook bij focussen en meditatieoefeningen. De ervaringen en

ontdekkingen worden opgedaan door individuele verbeelding en voorstellingen die zich aan de eigen geest voordoen, zonder dat de ander daar in deelt of hoeft te delen.

o Het werken met creatief expressiemateriaal, zoals tekenen, schilderen, knutselen, en (meer lijfelijk) muziek, dans, zang en het werken met de stem kent weer een eigen dimensie, omdat het materiele of fysieke scheppingsproces daar zo dominant in aanwezig is. De wereld van de verbeelding die door deze werkvormen wordt gecreëerd, is in sterke mate non-verbaal, een uitdrukking van de beleving die niet gemedieerd wordt door woorden (Budde, 2008). Het ‘serious play’ van lego kan hier ook

- 69 -

genoemd worden. De creaties zelf, inclusief het ontstaan ervan, fungeren overigens weer als metafoor met een verhaal.

In de tweede plaats zijn er werkvormen in de verzamellijst waarin de speelwereld vooral gecreëerd wordt door expliciete spelregels. Vermeer (1955) spreekt over het verschil tussen iets (uit)spelen enerzijds en een spel spelen anderzijds. In het Engels worden deze twee varianten van spel onderscheiden aangeduid als ‘play’ en ‘game’. Over het laatste gaat het in deze groep. Vaak betreft het spel om winst of verlies, maar dat is niet noodzakelijk.

o Bij de strategie- of wedstrijdspelen hoort in ieder geval de grote groep van managementgames in zijn onoverzienbare hoeveelheid varianten. Volgens een set van regels, georganiseerd in een bepaald aantal rondes, vaak met verschillende speelniveaus wordt het spel gespeeld. Overigens behoren deze games ook tot het verbeeldingsspel, want de plaats van handeling is – vergelijkbaar met bijvoorbeeld het schaakspel – een gefingeerde wereld, vaak, maar niet noodzakelijk, in een digitale omgeving.

o Sportieve activiteiten horen ook bij het regelspel; ze hebben vrijwel altijd

streefniveaus en bijbehorende vormen van puntentelling en afgebakende speeltijden. De genoemde Oosterse krijgskunsten kunnen eveneens hiertoe gerekend worden. Deze fysieke spelvormen laten zien dat het niet alleen om de wedstrijd met de ander gaat, maar ook om de beheersing van zichzelf en het verleggen van de eigen grenzen.

o In allerlei vormen van feedback en reflectie door middel van kaart- en

bordspelen, zoals bijvoorbeeld het kwaliteitenspel, wordt de spelsfeer ook

gecreëerd door de spelregels, meestal in combinatie met het element van toeval. De toevallige kaart die getrokken wordt, of de worp van de doppelsteen, zorgt voor de spanning in het spel. De wereld van de astrologie met haar horoscopen en tarotkaarten als het spel van het Lot, waarin Wijsheid schuilgaat, raakt ook aan deze sfeer. De tegenspeler is daar niet de collega of spelgenoot, maar het orakel dat spreekt.

o Associatieve werkvormen zoals ‘brainstorming’ en het zogenaamde

beeld-denken vallen ook in de categorie van het regelspel: het is een door spelregels afgebakende werkvorm met een duidelijk begin en einde en doorgaans meerdere overgangen tussen verschillende rondes waarin vol-gens bepaalde regels wordt gewerkt. Het spel van de serendipiteit als het organiseren van het toeval is hieraan verwant.

o Kansspelen zoals loterijen, prijsvragen en ‘bookmaking’ zijn ook typische

regelspelen van winst en verlies, maar de spelers zijn daarbinnen veel meer passief overgeleverd aan de toevallige uitkomst.

- 70 -

o Een status aparte heeft de zeer snel opkomende ‘gamification’. Het betreft hier niet één categorie van spelvormen, maar eerder een benaderingswijze die gebruik maakt van een verzameling van regelgeleide spelvormen. Kenmerkend daarvoor is het integreren van kleinere of grotere spel-elementen in de gewone bedrijfsprocessen. De dagelijkse wereld van het werk wordt op allerlei manieren speels aangekleed met spelvormen die een eigen beleving toevoegen aan het gewone werk, meestal gecreëerd door regelspel met win- en verlieselementen. Vaak gaat het om een combinatie van puzzelen, verzamelen, wedstrijdspel en kansspel.

Naast de twee hoofdcategorieën van het verbeeldingsspel en het regelspel is er ten slotte een groep werkvormen in onze verzameling, waarin de begeleidings-situatie zelf fungeert als een afgebakende begeleidings-situatie met een eigen sfeer en eigen regels, waardoor die raakt aan het ludische. De wandelcoaching, het provocatief coachen en het werken met paarden (of ook wel met honden) vormen hier voorbeelden van. De ‘outdoor’-trainingen en overlevingstochten horen hier ook bij. Vergelijkbaar is het werken met en in de bedrijfstuin. Het georganiseerde feest wordt doorgaans niet ervaren als een begeleidingsactiviteit, maar geldt in veel gevallen – bijvoorbeeld als de jaarlijkse voorjaarsconferentie van een be-drijf – toch wel als een opzettelijk afgezonderde tijdsperiode van een dag of zelfs meerdere dagen waarin begeleidingskundig werk gedaan wordt, omlijst door een feestelijke sfeer, lekker eten en niet zelden ook door cabaret of andere vormen van opvoering of ‘show’.

Met betrekking tot de humor, en de personificatie van de humor in de bedrijfsnar, kan men zich afvragen of er sprake is van een afgebakende speel-ruimte. Het spel van de humor is niet begrenst door begin en een einde in de tijd of door een gemarkeerd gebied in de ruimte. De metacommunicatieve af-bakening moet hier gezocht worden in termen van het taalspel en de begeleidende nonverbaliteit daarbij. De begrenzing (of juist ontsluiting?) zit in het verspringen naar een ander verstaanskader, een ander soort mentale ruimte, waarbinnen dat wat vastzit, weer vloeibaar kan worden (Vermaak, 2009).

Het is onmogelijk op deze plaats uitputtend in te gaan op de waarde en de functie van het creëren van een afgebakende speelwereld in begeleidings-kundige contexten. Om er toch íets over te zeggen, sluiten we aan bij de constatering uit de vorige subparagraaf, dat spel fungeert als onafhankelijke derde in het contact, die ons weet te boeien en te vervoeren. Dit perspectief kan

- 71 -

aan de hand van de hier benoemde verbeeldingsspelen en regelspelen nader invulling krijgen.

In de eerste plaats fungeert de verbeelding als een manier om de wereld, zowel de wereld die ons omringt als de persoonlijke binnenwereld, eigen te maken. Winnicott (1971) betoogt overtuigend dat de baby via het kiekeboe-spel met de moeder zijn knuffel als een eerste persoonlijk bezit toeëigent en daarmee vertrouwdheid creëert in een potentieel dreigende wereld. De knuffel vormt een overgangsgebied, waarin subjectieve projecties en objectieve eigen-schappen in elkaar vervloeien: de knuffel wordt daardoor míjn knuffel. Als we dit inzicht extrapoleren, kunnen we zeggen dat spel een manier is om dat wat vreemd en onbekend is, eigen en vertrouwd te maken. De speelwereld biedt bij uitstek een veilige exploratieruimte om datgene wat onbekend, pijnlijk of bedreigend is, nader te verkennen. Alle spelvormen die gericht zijn op persoonlijke expressie, zijn te begrijpen als een transitionele ruimte, waar-binnen men zich de eigen waar-binnenwereld of de onbekende buitenwereld eigen kan maken door daar zelf vorm aan te geven en zichzelf daarin uit te drukken.

In de opgesomde lijst van spelvormen zijn er ook diverse waarin spel niet zozeer fungeert als emotionele exploratieruimte, maar veeleer als professioneel verkenningsgebied. We benoemde reeds in de vorige hoofdstukken dat Schön (1983) beargumenteert dat iedere reflecterende professional voor zichzelf een virtuele ruimte creëert om daarbinnen via uitproberend handelen te reflecteren op zijn werk. Veel van de spelvormen die we hebben opgesomd, kunnen gezien worden als een exploratie- en ontwikkelruimte voor de deel-nemers. De uitgebreide literatuur over simulatiespellen (Van Stoppelenburg, De Caluwé & Geurts, 2013) laat zien dat deze spelvormen inderdaad fungeren als reflectie- en leeromgeving, waardoor men onder andere toekomstige situaties in het heden (gesimuleerd) kan verkennen. Geurts (1993) spreekt over ‘omkijken naar de toekomst’. De spelvormen die beogen een bijdrage te leveren aan vaardigheid en ontwikkeling, doen dat door een oefenruimte te creëren waarbinnen de deelnemers kunnen leren.

Wat te denken van de grote groep spelvormen die vooral een functie hebben in het creëren van een sfeer van ontspanning, pret en frivoliteit? Welke functie heeft de afbakening van de speelwereld daar? Het belangrijkste element daarvan is naar ons idee het opdoen van de gedeelde ervaring en het gevoel van verbinding dat ontstaat. Het spel, of het nu het karakter heeft van een weddenschap, een feest, werken in de bedrijfstuin of het deelnemen aan sportieve activiteiten, creëert een gezamenlijke ervaringshorizon, een ruimte van collectieve en verbindende belevenissen en betekenissen. Dat geldt ook voor die werkvormen waarin op een speelse manier gewerkt wordt aan

- 72 -

gedeelde visievorming. Wanneer dergelijke spelvormen met regelmaat terug-keren, dragen al die ervaringen bij aan een gedeelde identiteit. Met elkaar creëert men al spelend een gemeenschappelijke wereld, waarin elk van de deelnemers is opgenomen en zijn rol heeft. Op grotere schaal, voorbij het blikveld van de begeleidingskundige, geldt dit voor regionale en nationale identiteiten (Van Baalen, Bos & Breedveld, 2008). We raken hier het gebied van het spelelement van de cultuur, dat Huizinga (1950) in zijn Homo Ludens gethematiseerd heeft.

Ongewisheid een gereguleerde plaats geven

De werkvormen uit onze opsomming kunnen ook geordend worden aan de hand van het derde kenmerk van onze speldefinitie: de aard van het ongewisse. Costikyan (2013) geeft een uitgebreid overzicht van verschillende vormen van onvoorspelbaarheid in spellen. Wij onderscheiden drie hoofdcategorieën.

Het pure kansspel waarbinnen de deelnemers zich overleveren aan geluk of pech, is schaars in de begeleidingskundige praktijk, hoewel er rond grote competities zoals het wereldkampioenschap voetbal wel allerlei vormen van weddenschappen en ‘bookmaking’ georganiseerd worden. Het gebruik van prijsvragen, raadsels en quizzen ligt dicht tegen deze vorm van kansspel aan. In (de literatuur over) ‘gamification’ nemen die wel een belangrijke plaats in.

Ongewisheid vormt in de strategiespelen, zoals managementgames en in de vele varianten van simulatiespellen een essentieel element. De onvoorspel-baarheid fungeert als een afspiegeling van de complexe samenhangen in de werkelijkheid. In deze spelvormen gaat het dan ook onder andere om de inschatting van effectieve strategieën, met als doel de eigen kansen op winst of beoogde uitkomsten zo gunstig mogelijk te laten uitvallen. Bij de

vaardigheids-spelen in de vorm van sport en vechtkunst ligt de ongewisheid in het tegenspel

van de ander. Bij het werken met dieren wordt het tegenspel door het paard of de hond geleverd. Videogames en wii-simulaties liggen in het verlengde van de vaardigheidsspelen; de tegenspeler is het spel zelf. Bij overlevingstochten zijn het de onbekende en toevallige omstandigheden die bedwongen moeten worden.

Bij veel van de geïnventariseerde werkvormen doet het ongewisse zich voor in onverwachte ontdekkingen en ervaringen. Inzichten worden opgedaan door verhalen en metaforen, door drama en opstellingen, door meditatie, lichaamswerk en visualisatie. Ook het werken met creatieve expressie via materialen, via zang en dans zijn een bron van dergelijke onvoorziene ontdekkingen. Het onverwachte inzicht en de plotseling relativerende kijk vanuit de humor, het cabaret en het theater zijn hier eveneens een voorbeeld

- 73 -

van. Het toeval als wijsheid of, moderner gezegd, als prikkel tot innovatie heeft een plaats in serendipiteit, brainstorming en creatief denken. De eigen spon-taniteit en creativiteit is een bron van inzicht. Het Toeval als hogere Wijsheid doet zich voor in de esoterische spelvormen van astrologie en tarot. Het la-byrint lopen met zijn onbekende wegen raakt ook aan die sfeer.

In professionele begeleidingscontexten wordt de onvoorspelbaarheid in allerlei spelvormen bewust gebruikt: de ongewisheid krijgt binnen het spel een min of meer gereguleerde plaats. De spanning over de onvoorspelbare uitkomst draagt bij aan gezamenlijke sfeer en beleving en daardoor aan de spelervaring. De