• No results found

Inhoud

Abstract 3

Inleiding: Het land of eerder het individu achter de cultuur 4

Methode 8

deelnemers 8

materialen 9

procedure 11

Data analyse 12

Interpretatie van mogelijke resultaten 13

Literatuur 14

Appendix 1: VSM 08 18

Abstract

Doel van dit onderzoek is om te valideren of in onderzoek naar cultuurverschillen in spel van immigranten kinderen het land van herkomst van hun ouders een goede maat is voor cultuur. In onderzoek op dit gebied wordt er tot noch toe vanuit gegaan dat nationale culturen zomaar toegepast kunnen worden op individuen. De eerste vraag is daarom of land van herkomst en cultuur overeenkomen. Er zal worden gekeken of er verschillen zijn in

uitkomstvariabelen als cultuur wordt ingedeeld aan de hand van land of aan de hand van een vragenlijst over verschillende cultuur dimensies. Vervolgens zal dit in verband worden gebracht met een spelonderzoek bij kinderen en zal de vraag worden beantwoord of land van herkomst van ouders van immigranten kinderen een goede maat is om cultuurverschillen in spel te meten. Dit is een belangrijk punt voor veel onderzoek, omdat cultuur vaak wordt afgeschreven aan land van herkomst. Het is namelijk een gemakkelijke en altijd snel

aanwezige maat. Om uiteindelijk uitspraken te kunnen doen over verschillen op een bepaald gebied (hier spel) tussen culturen moet er wel zekerheid zijn dat het dan ook inderdaad verschillende culturen zijn die men meet en vergelijkt.

Inleiding: Het land of eerder het individu achter de cultuur

Spelen is een van de belangrijkere activiteiten in ieders kindertijd. Het wordt vaak gezien als het medium tussen leren, ontwikkelen, ontdekken en socialiseren (Li, 2012). Diverse theoretici en onderzoekers hebben verschillende gradaties en soorten spel weten te onderscheiden. Een belangrijke en veel onderzochte spelsoort is symbolisch spel. Symbolisch spel is spel waarin kinderen doen alsof. Symbolisch spel kan op verschillende manieren worden uitgevoerd. Hierin worden het sociale aspect (zowel solo, parallel, met andere kinderen of met ouders spelen), het materiële aspect (zowel met of zonder objecten spelen), en het verhalend aspect (fantasie en/of imitatie) onderscheiden. Deze aspecten kunnen ook in combinatie met elkaar voorkomen (Cote & Bornstein, 2005; Chessa et al., 2013). Algemeen wordt vaak gesteld dat meisjes in verhouding meer symbolisch spelen dan jongens (Suizzo & Bornstein, 2006). Tijdens de ontwikkeling van het spel van een kind spelen niet alleen de specifieke kind karakteristieken een rol, maar ook omgevingsinvloeden zoals bijvoorbeeld cultuur (Rogoff, 1990, aangehaald in Wu, 2014). Over culturen wereldwijd blijken in het spel van kinderen dan ook zowel gelijkenissen als variaties te zijn (Cote & Bornstein, 2005; Shahidi, 2010; Chessa et al., 2013).

Onder cultuur wordt algemeen verstaan ‘de collectieve mentale programmering die de leden van een groep onderscheidt van die van andere groepen’ (Hofstede, Hofstede &

Minkov, 2011). Landen verschillen volgens Hofstede (1991) op een vijftal dimensies en zouden op die manier als culturen onderscheiden kunnen worden. De eerste dimensie is machtsafstand; de mate van afstand of ongelijkheid in de cultuur tussen bijvoorbeeld ouder en kind, baas en werknemer of man en vrouw. Als tweede is er individualisme versus

collectivisme; hoe individualistischer een cultuur, hoe meer status wordt bepaald door eigen prestaties. Men voelt zich verantwoordelijk voor eigen gedrag, is onafhankelijk en komt voor zichzelf op. Hoe collectivistischer, hoe meer men kiest voor de groep in plaats van voor

zichzelf. Men voelt gedeelde verantwoordelijkheid. Ten derde is er masculiniteit versus femininiteit; in feminiene culturen zijn mensen zorgzaam, bescheiden, empathisch en denken vanuit emoties. In masculiene culturen zijn mensen zijn assertief, hard, dominant en macht- en prestatiegericht. De vierde dimensie is onzekerheidsvermijding; de mate van angst die men heeft voor de toekomst. Als laatste is er de lange termijn oriëntatie versus korte termijn oriëntatie; een meer lange termijn georiënteerde cultuur leeft meer toekomst gericht, korte termijn meer gericht op het heden. Hofstede heeft, aan de hand van deze dimensies, een vragenlijst ontwikkeld om cultuur te meten die tegenwoordig veel wordt gebruikt (Hofstede, 2008). Elk land (cultuur) scoort anders op deze dimensies.

Vanuit verschillende onderzoeken naar spel en cultuur die over de afgelopen jaren zijn gedaan, komt naar voren dat kinderen uit verschillende culturen verschillen in hun voorkeur voor het soort spel, de uitvoering van het spel en de tijd die ze besteden aan spel (Cote & Bornstein, 2005; Shahidi, 2010; Chessa et al., 2013). Over het algemeen blijkt dat in landen als Amerika, Duitsland en Turkije, kinderen per dag meer tijd besteden aan spelen en meer fantasie in hun symbolisch spel laten zien dan kinderen uit landen zoals China, Guatemala, Frankrijk en Italië (Haight et al., 1999; Göncü, Mistry & Mosier, 2000; Hofstede, Hofstede & Minkov, 2011; Chessa et al., 2013; Wu, 2014). In al deze onderzoeken wordt land van

herkomst van de ouders standaard als maat voor cultuur genomen. Gezien vanuit de theorie van Hofstede, dat landen in cultuur van elkaar verschillen zou dit kunnen. Er wordt echter niet verder onderzocht door naar de dimensies van Hofstede te kijken welke culturele normen, waarden of ideeën deze ouders hebben en of deze per land gelijk aan elkaar zijn. Groepen zijn bijvoorbeeld niet altijd vergelijkbaar in homogeniteit. Een groep kinderen uit een Maya stam in Mexico (hoge homogeniteit; Gaskins en Miller, 2009) is bijvoorbeeld moeilijk te

vergelijken met een groep Europese-Amerikanen (lage homogeniteit). Tussen de Europese- Amerikanen zijn vaak nog enorme verschillen te benoemen in cultuur, die tussen de Maya

waarschijnlijk nauwelijks te vinden zijn. Daarom kan het belangrijk zijn om cultuur in deze bredere groepen wat specifieker uit te vragen, zodat er wel homogene groepen worden

vergeleken. Het is dus nog de vraag of land van herkomst inderdaad gelijk gesteld kan worden aan cultuur. In het onderzoek van Cote en Bornstein (2009) komt daarbij ook het probleem naar voren dat de spelkeuze van geïmmigreerde kinderen in sommige omstandigheden meer op het spel lijkt van de kinderen in het land waarnaar verhuisd is, dan op het spel van de kinderen in het land van herkomst. Hieruit blijkt dat het vaak lastig is om cultuur af te laten hangen van land. Als laatste is het gezien vanuit de acculturatie theorie van Berry (1980) aannemelijker dat cultuur voor immigranten per persoon zal verschillen, omdat deze theorie stelt dat cultuur veranderlijk kan zijn als men voor lange tijd in een ander land woont met een andere cultuur (Berry, 1980). Toch is er ook veel onderzoek waarbij kinderen in één land, maar van verschillende landen van herkomst, met elkaar worden vergeleken om culturele verschillen te onderzoeken. Maar is het voor immigranten nog steeds zo dat het land van herkomst hun cultuur bepaalt?

In Amsterdam woonden in 2010 al 177 verschillende nationaliteiten (“Amsterdam stad”, 2007). In het huidige onderzoek wordt daarom bestudeerd hoe cultuur van immigranten kinderen in Nederland het beste kan worden bepaald in spelonderzoek. Het onderzoek zal worden uitgevoerd met kinderen en hun ouders van drie grote culturele groepen in Nederland (Nederlanders, Surinamers en Marokkanen). De ouders wordt naar het land van herkomst gevraagd en zullen Hofstede’s vragenlijst over de verschillende cultuurdimensies invullen. De kinderen zullen op school een korte spel taak uitvoeren, waarmee het verhalende aspect van symbolisch spel zal worden gemeten. Er zal gekeken worden naar de frequentie van fantasie in het spel van de kinderen, omdat uit vele studies bleek dat dit aspect duidelijk zichtbaar verschilt tussen culturen (Haight et al., 1999; Göncü, Mistry & Mosier, 2000; Hofstede, Hofstede & Minkov, 2011; Chessa et al., 2013; Wu, 2014). Het huidige onderzoek betreft de

volgende deelvragen:

- Deelvraag 1: Is land van herkomst van immigranten een goede maat voor cultuur? - Deelvraag 2: Is het symbolisch spel van immigranten kinderen meer gerelateerd aan cultuur gemeten als het land van herkomst van de ouders of aan cultuur gemeten als de attitudes van ouders op de dimensies van Hofstede? Op basis van de besproken theorie worden hier de volgende hypotheses en verwachtingen bij gesteld:

- Hypothese 1: Land van herkomst van immigranten is geen goede maat voor cultuur. Immigranten ouders verschillen in de mate waarin zij geïntegreerd zijn. - Verwachting 1: De scores van Marokkaanse (vijf scores) en Surinaamse (vier scores) deelnemers op Hofstede’s vragenlijst over verschillende

cultuurdimensies zullen tenminste op een aantal schalen significant afwijken (p < 0.05) van de voor hun vooraf opgestelde landscores (Tabel 1) van Hofstede en Hofstede (z.j.) op die schalen. De scores van de Nederlandse deelnemers (vijf scores) zullen niet significant van hun

landscores afwijken.

Aan de hand van de persoonlijke patronen (vijf scores) van de deelnemers op Hofstede’s vragenlijst zal met een latente profielanalyse, zoals beschreven in Templin (2006), een (tweede) groepsindeling worden gemaakt. Ouders met gelijkenissen in hun patroontrend over de vijf scores zullen groepen vormen op basis van de uitkomst van deze analyse.

- Hypothese 2: Het symbolisch spel van immigranten kinderen is meer gerelateerd aan cultuur gemeten als de attitudes van ouders op de dimensies van Hofstede dan aan cultuur gemeten als het land van herkomst van de

ouders.

fantasie in spel zullen significant (p < 0.05) meer gerelateerd zijn aan de verschillende culturele groepen als dit getoetst wordt tegen de

groepsindeling op basis van de dimensies van Hofstede dan als dit getoetst wordt tegen de groepsindeling op land van herkomst. Tabel 1

Landscores van Nederland, Marokko en Suriname uit de dimensie matrix van Hofstede en Hofstede (z.j.) voor de dimensies machtsafstand (macht), collectivisme versus individualisme (ind), masculiniteit versus femininiteit (mas), onzekerheidsvermijding (onz) en lange termijn versus korte termijn oriëntatie (ltm)

macht ind mas onz ltm

Nederland 38 80 14 53 67

Marokko 70 46 53 68 14

Suriname 85 47 37 92 -

Methode

Deelnemers

Voor deze studie zullen 90 kleuters, met een leeftijd variërend van vier tot zes jaar, van een plaatselijke school worden geworven. Van deze kleuters zullen 30 een Nederlandse achtergrond hebben, 30 een Marokkaanse achtergrond en 30 een Surinaamse achtergrond, omdat dit een aantal van de meest voorkomende nationaliteiten in Amsterdam zijn,

(“Amsterdam stad”, 2007) waar het onderzoek zal worden uitgevoerd. In elke groep zullen er 15 jongens en 15 meisjes zijn, zodat resultaten niet hierdoor kunnen worden beïnvloed, aangezien meisjes en jongens in hun spel verschillen (Suizzo & Bornstein, 2006). Er zullen Amsterdamse basisscholen benaderd worden om deze deelnemers te werven. Er zal een

informed consent aan de ouders van de geschikte kinderen worden meegegeven met

informatie over het onderzoek, de vraag of zij zelf willen deelnemen aan dit onderzoek en toestemming voor deelname van hun kind.

Materialen

Hier zal per variabele worden aangegeven hoe deze is geoperationaliseerd en welk meetinstrument gebruikt is om dit te toetsen :

Cultuur

Land van herkomst: De eerste maat zal het land van herkomst van de ouders zijn. Deze

zullen aan de school worden gevraagd door middel van vraag naar het geboorteland van de vader en de moeder van elk kind en indien ze niet in Nederland geboren zijn, zal naar het jaar van vestiging in Nederland gevraagd worden. Ook zal er gevraagd worden naar het

geboorteland en nationaliteit van de kinderen. Ook zullen deze vragen nogmaals terugkomen in de cultuurdimensie vragenlijst die de ouders zullen invullen. Kinderen met beide ouders uit Nederland, beide uit Marokko of beide uit Suriname zullen vervolgens in de studie worden opgenomen, zodat er geen gemixte cultuur groepen ontstaan en een kind thuis gemixte culturele invloeden krijgt.

Value Survey Module 2008 (VSM 08): De VSM 08 (Hofstede, 2008; Appendix 1) meet de culturele waarden van verschillende landen, waardoor landen (culturen) met elkaar

vergeleken kunnen worden. De vijf culturele dimensies worden in 20 vragen uitgevraagd. Er zijn vier vragen opgesteld per dimensie, elke dimensie vormt zo een aparte schaal. De acht overige vragen van de lijst gaan over twee extra dimensies (toegevendheid versus

terughoudendheid en monumentalisme) die gebaseerd zijn op het werk van Michael Minkov (Hofstede, Hofstede, Minkov & Vinken, 2008). Deze zullen in deze studie niet worden meegenomen, omdat deze schalen ontbreken in matrix van vastgestelde landscores (Tabel 1). Voor Suriname ontbreekt hierin ook de schaal lange termijn oriëntatie versus korte termijn oriëntatie en zal dus in de studie ook niet worden meegenomen. De vragenlijst is in het Surinaams, Marokkaans en Nederlands vertaald en gevalideerd en zo voor volwassenen uit elk van deze landen geschikt. Bovendien neemt de vragenlijst weinig tijd in beslag zodat deze

gemakkelijk is uit te voeren voor de ouders. Elke vraag wordt gescoord op een vijf-punts Likertschaal. Voor iedere schaal is vervolgens een formule opgesteld waarin iedere itemscore worden vermenigvuldigd met (per item) een specifieke wegingsfactor waardoor de

uiteindelijke totale score voor elke schaal uitkomt tussen de 0 en de 100. Zo heeft Hofstede de verschillende schalen omgescoord zodat ze met elkaar te vergelijken zijn. Per schaal betekent dit dan dat 0 bijvoorbeeld voor een kleine machtsafstand staat en 100 voor een grote

machtsafstand. Een voorbeelditem is: “Beletten andere mensen, of de omstandigheden, je ooit om te doen wat je eigenlijk wilt?”. Nadat vele andere onderzoekers deze vragenlijst hebben toegepast in hun onderzoek is de betrouwbaarheid en validiteit van de VSM 08 goed gebleken (Yeh, 2009; Biergel, Biergel, Upson 2012).

Spel

Affect in Play Scale-Preschool-Brief Rating version (APS-P-BR): De APS-P-BR

(Appendix 2) meet cognitief en affectief symbolisch spel bij kinderen van vier tot en met zes jaar, door middel van een gestandaardiseerde spel taak van vijf minuten. Deze versie is een verkorte versie van de APS-P waarbij geen gebruik wordt gemaakt van het opnemen op video om het spel later terug te zien en te scoren. De APS-P-BR blijkt uiteindelijk dezelfde scores te geven als de APS-P. Hier is voor de APS-P-BR gekozen, omdat de APS-P meer proefpersoon uitval blijkt te hebben doordat ouders beslissen geen videobeelden van hun kind te willen laten maken. Tijdens de APS-P-BR krijgen de kinderen knuffeldieren, plastic dieren, plastic bekers, een auto en een bal voorgelegd en er wordt ze gevraagd hier een leuk verhaaltje mee te spelen. Er wordt ook, als ze dit niet al doen, van ze gevraagd om dit hardop te doen. Tijdens het spelen zal de onderzoeker het spel meteen scoren. Voor de constructen fantasie, organisatie (samenhang van het verhaal) en comfort (vermogen om daadwerkelijk

comfortabel te gaan spelen) wordt aan het einde van de spel taak op een vier-punts Likertschaal door de proefleider aangegeven in welke mate dit tijdens het spel is

voorgekomen. Ook positief/negatief/onbepaald/totaal affect (emotionele expressie in het spel) wordt gescoord, maar dan aan de hand van het tellen van de frequentie tijdens het spel. Voorbeeld van (positief) affect tijdens spel zijn bijvoorbeeld verbaal “ik vind jou lief” zeggen met de ene knuffel tegen de andere en non-verbaal als het ene dier het andere knuffelt.

Voorbeeld van een 1 voor fantasie is als het kind helemaal geen fantasie, transformaties of symbolisch spel laat zien en een 4 is als het kind veel transformaties, fantasie of

ongebruikelijke veranderingen in de verhaallijn laat zien. In de analyse zal alleen gekeken worden naar fantasie, omdat uit vele studies bleek dat dit aspect duidelijk zichtbaar verschilt tussen culturen (Haight et al., 1999; Göncü, Mistry & Mosier, 2000; Hofstede, Hofstede & Minkov, 2011; Chessa et al., 2013; Wu, 2014). Voor elk construct komt de totale score uiteindelijk tussen de één en vier uit. De APS-P-BR is onlangs in een aantal studies betrouwbaar gebleken, hierin blijkt vooral de interbeoordelaarsbetrouwbaarheid zeer goed met coëfficiënten tussen de .82 en de .96 (Pearson, 2008; Kaugars & Russ, 2009; Fehr & Russ, 2013). Uit deze studies blijken ook de constructvaliditeit en de externe validiteit van de APS-B-PR goed (Kaugars & Russ, 2009; Fehr & Russ, 2013).

Procedure

Bij verschillende multiculturele Amsterdamse scholen zal aan de kinderen uit groep 1&2 een brief worden meegegeven met informatie over het onderzoek en om informatie in te winnen over het geboorteland van hun ouders. Daarna worden informed consent formulieren voor de ouders meegegeven aan de kinderen die geschikt blijken voor deelname het

onderzoek. Dit zijn kinderen waarvan beide ouders oorspronkelijk uit Nederland, Marokko of Suriname komen. Vooraf zullen de onderzoekers die de APS-P-BR zullen afnemen ook al even in de klas geïntroduceerd worden zodat de kinderen vertrouwd raken met de

per e-mail de VSM 08 toegestuurd. Deze zal alleen ingevuld worden door de moeder, omdat dit in voorgaand onderzoek ook vaak het geval was en er zo per kind één score voor cultuur zal zijn (Haight, Wang, Fung, Williams & Mintz, 1999; Göncü, Mistry & Mosier, 2000; Oksal, 2005; Fogle & Mendez, 2006; Suizzo & Bornstein, 2006; Cote & Bornstein, 2009; Roopnarine & Jin, 2012). Voorafgaande aan de einddatum van het onderzoek (als bij alle kinderen de APS-P-BR is afgenomen) zal twee keer een follow-up e-mail naar de ouders gestuurd worden om het percentage responsen te verhogen. Daarnaast zal bij ieder kind apart door een van de onderzoekers in een leeg klaslokaal op school de APS-P-BR worden

afgenomen en geadministreerd. Dit zal voor ieder kind zo’n tien minuten in beslag nemen. De metingen zullen plaatsvinden in de middagpauze. Het onderzoek zal een aantal

achtereenvolgende dagen in beslag nemen, omdat niet alle kinderen in één middagpauze getest kunnen worden.

Data analyse

Voor het beantwoorden van de eerste deelvraag zal, om te toetsen of de scores van Marokkaanse, Surinaamse en Nederlandse deelnemers per schaal significant verschillen van de voor hen vooraf opgestelde landscores, een tweezijdige one sample T-test worden

uitgevoerd. Hierbij is de test variabele de score van deelnemers en de test value de bijbehorende landscore. Vervolgens zal voor een hernieuwde groepsindeling een latente profielanalyse worden gedaan waarmee iedere deelnemer aan de hand van zijn persoonlijke patroon van vijf scores in een profiel wordt ingedeeld en zo een aantal profielgroepen ontstaan. Daarna zal voor het beantwoorden van de tweede deelvraag een regressie analyse worden uitgevoerd om te toetsen of de fantasie in het symbolisch spel van de immigranten kinderen een significant betere voorspeller is van cultuur gemeten als de attitudes van ouders op de dimensies van Hofstede (profielgroepen) dan cultuur gemeten als het land van herkomst

(landgroepen) van de ouders. Hierbij is de afhankelijke variabele het spel van de kinderen en de onafhankelijke variabele de twee cultuurmaten. Om te onderzoeken of de profielgroepen betere voorspellers zijn dan het land van herkomst van de ouders, zal gekeken worden naar de verschillende fit indices (AIC, BIC) van de twee verschillende modellen. Hoe lager de

waardes op deze indices voor een cultuurmaat is, hoe beter die cultuurmaat het spel voorspelt.

Interpretatie van mogelijke resultaten

Als de uitkomsten van de eerste deelvraag op de analyse naar verwachting zijn, zal dit betekenen dat de indeling van cultuur aan de hand van land van herkomst niet de juiste is. Echter zou dit ook kunnen komen doordat Hofstede’s dimensies alleen betrekking hebben op landen. Fischer, Vauclair, Fontaine en Schwartz (2010) raadden op basis van hun onderzoek af om de waarden van Hofstede op individueel niveau te gebruiken. Individuele cultuur kan dus misschien überhaupt niet gelinkt worden aan landcultuur en dit is derhalve geen goed vergelijk. Toch zou dit resultaat nog steeds aangeven dat men niet door middel van land ingedeeld kan worden in cultuur, omdat dit blijkbaar een veel specifieker begrip is. Als de uitkomsten toch voor alle landen het dichtst bij de vooropgestelde waardes van dit land liggen en na de latente profielanalyse dezelfde drie groepen zich onthullen, lijkt land van herkomst wel een goede maat voor cultuur (ook op individueel niveau) en kan landcultuur zodoende als valide maat gebruikt kan worden in onderzoek naar cultuurverschillen. Dit zou een mooie validatie zijn voor het vele spelonderzoek dat op deze landverschillen is gebaseerd. Mogelijk