• No results found

5 Onderzoeken en verantwoording

5.7 Bedrijven en milieuzonering

Algemeen

Bij het realiseren van een nieuwe functie moet vanuit het oogpunt van goede ruimtelij-ke ordening, geruimtelij-keruimtelij-ken worden naar de omgeving waarin de nieuwe functies worden gerealiseerd. Hierbij spelen twee vragen:

1 Past de nieuwe functie in de omgeving?

2 Laat de omgeving de nieuwe functie toe?

6 - een oppervlakte van 100 hectare of meer;

- een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen;

- een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer.

Milieuzonering beperkt zich tot milieuaspecten met een ruimtelijke dimensie: geluid, geur, gevaar en stof. Kenmerkend voor deze milieuaspecten is dat de belasting op grotere afstand van de bron afneemt. Daarnaast is de mate waarin een bedrijfstype personen- en/of goederenverkeer aantrekt, mede bepalend voor de mate van hinder.

Onderstaande tabel geeft inzicht in het verband tussen de (richt)afstand en de milieu-categorie.

De richtafstanden gelden ten opzichte van een rustige woonwijk en kunnen zonder dat dit ten koste gaat van het woon- en leefklimaat met één afstandsstap worden verlaagd als sprake is van omgevingstype gemengd gebied. Gemengde gebieden zijn gebieden met functiemenging.

Toetsing

In de nabije omgeving van het plangebied zijn geen milieuhinderveroorzakende inrich-tingen gelokaliseerd. Anderzijds worden met dit bestemmingsplan geen hinderveroor-zakende activiteiten mogelijk gemaakt.

Conclusie

Het aspect bedrijven en milieuzonering vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit project.

5.8 Luchtkwaliteit

Algemeen

Eisen met betrekking tot luchtkwaliteit zijn verankerd in de Wet milieubeheer hoofd-stuk 5, titel 5.2 en vormen een implementatie van diverse Europese richtlijnen omtrent luchtkwaliteit waarin onder andere grenswaarden voor vervuilende stoffen in de bui-tenlucht zijn vastgesteld ter bescherming van mens en milieu. In Nederland zijn stik-stofdioxide (NO2) en zwevende deeltjes als PM10 (fijn stof) de maatgevende stoffen waar de concentratieniveaus het dichtst bij de grenswaarden liggen. Overschrijdingen van de grenswaarden komen, uitzonderlijke situaties daargelaten, bij andere stoffen niet voor. Vanaf 1 januari 2015 dient het bevoegd gezag de luchtkwaliteit ook te toet-sen aan de grenswaarde voor PM2,5. Op basis van onderzoek door het Planbureau voor de Leefomgeving kan worden gesteld dat als aan de grenswaarden voor PM10

wordt voldaan, ook aan de grenswaarde voor PM2,5 wordt voldaan.

Hoewel de luchtkwaliteit de afgelopen jaren flink is verbeterd kan Nederland niet vol-doen aan de luchtkwaliteitseisen die in 2010 van kracht zijn geworden. De EU heeft Nederland derogatie (uitstel) verleend op grond van het Nationaal Samenwerkings-programma Luchtkwaliteit (NSL). De derogatiebeschikking van de EU is in 2015 ver-lopen. De NSL is na 2015 twee maal verlengd en betreft een gemeenschappelijke

aanpak van het Rijk en diverse regio’s om samen te werken aan een schonere lucht waarbij ruimte wordt geboden aan noodzakelijke ruimtelijke ontwikkelingen. Plannen die in betekenende mate bijdragen aan luchtverontreiniging worden opgenomen in een gebiedsgericht programma van het NSL. Het maatregelenpakket in het NSL is hiermee in evenwicht en zodanig dat op termijn de luchtkwaliteit in heel Nederland onder de grenswaarden ligt. Doordat de derogatiebeschikking van de EU na 2015 niet is verlengd, dient Nederland overigens op dit moment te voldoen aan de Europese luchtkwaliteitsnormen. Plannen die ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bijdragen aan luchtverontreiniging hoeven niet langer individueel getoetst te worden aan de Europe-se grenswaarden aangezien deze niet leiden tot een significante verslechtering van de luchtkwaliteit. Deze grens is in de AMvB NIBM gelegd bij 3% van de grenswaarde van een stof: Voor NO2 en PM10 betekent dit dat aannemelijk moeten worden gemaakt dat het plan tot maximaal 1,2 µg/m³ verslechtering leidt. Voor een aantal functies (o.a.

woningen, kantoren, tuin- en akkerbouw) is dit gekwantificeerd in de ministeriële rege-ling NIBM.

Uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wordt afgewogen of het aan-vaardbaar is het project op deze plaats te realiseren. Hierbij kan de blootstelling aan luchtverontreiniging een rol spelen, ook als het project ‘niet in betekenende mate’ bij-draagt aan de luchtverontreiniging. Er is sprake van een significante blootstellingsduur als de verblijfsduur die gemiddeld bij de functie te verwachten is een aanzienlijk deel van de dag betreft. Volgens de toelichting op de Regeling Beoordeling luchtkwaliteit is dit onder andere het geval bij een woning, school of sportterrein.

Gevoelige bestemmingen als scholen, kinderdagverblijven, bejaarden- en zorgtehui-zen genieten op grond van de gelijknamige AMvB extra bescherming. Substantiële uitbreiding of nieuwsvestiging binnen 50 meter van een provinciale weg of 300 meter van een Rijksweg is alleen toegestaan als de concentraties luchtvervuilende stoffen zich onder de grenswaarden bevinden waardoor geen onacceptabele gezondheidsri-sico’s optreden.

Toetsing

Onderliggend project voorziet in de realisatie van 1 nieuwe woning. In de Regeling NIBM is een NIBM-grens voor woningbouwlocaties opgenomen. De grens ligt bij pro-jecten met:

 ≤ 1.500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg;

 ≤ 3.000 woningen (netto) bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Het onderliggende project ligt met één woning ver beneden deze grens en het project draagt daarom ‘niet in betekenende mate’ (NIBM) bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.

Raadpleging van de NSL-monitoringstool heeft aangetoond dat er geen sprake is van (dreigende) grenswaarde-overschrijdingen. In navolgende tabel zijn de concentraties nabij het plangebied weergegeven. Voor de concentraties ter hoogte van het plange-bied zijn de rekenpunten gebruikt die in de NSL-monitoringstool zijn geprojecteerd langs de Velmolenweg, de Losplaats en de Volkelseweg. Geconcludeerd kan worden dat de blootstelling aan luchtverontreiniging beperkt is en niet leidt tot onaanvaardbare

gezondheidsrisico’s. Vanuit zowel de Wet milieubeheer als vanuit een goede ruimtelij-ke ordening vormt het project op het gebied van luchtkwaliteit daarom geen belemme-ring.

Zichtjaar Concentraties ter hoogte van het plangebied stikstofdioxide (NO2),

Concentraties nabij plangebied (Bron: NSL-monitoringstool).

Conclusie

Het aspect lucht vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

5.9 Bodem

Voordat een bestemmingsplan wordt vastgesteld voor de toevoeging van functies waar langdurig of frequent mensen verblijven, moet aangetoond zijn dat de bodem en het grondwater geschikt zijn voor het beoogde gebruik.

Toetsing

Ter plaatse van het plangebied is een historisch vooronderzoek (NEN 5725)7 uitge-voerd. Hieruit wordt het volgende geconcludeerd:

 de onderzoekslocatie betreft een thans een braakliggend terrein met enkel een kleine schuur als bebouwing. De onderzoekslocatie is onverhard;

 de schuur op de onderzoekslocatie heeft pannen als dakbedekking;

 historisch kaartmateriaal toont aan dat er vanaf 1899 bebouwing op de onder-zoekslocatie is geweest. Op de onderonder-zoekslocatie hebben bouw- en sloopactivitei-ten plaatsgevonden;

 uit de beschikbare informatie blijkt niet dat de voormalige bebouwing asbest ver-dacht is. Er is op de foto’s aan de buitenzijde van de bebouwing geen asbest zichtbaar;

 visueel is er geen asbest aangetroffen of overige verdachte activiteiten waargeno-men die bodembedreigend zijn (geweest);

 op de onderzoekslocatie is geen tank aanwezig of voormalige tank bekend.

Op basis van de gegevens acht het onderzoeksbureau de locatie onverdacht op het voorkomen van een bodemverontreiniging.

Conclusie

Aangezien de gronden reeds bestemd en in gebruik zijn ten behoeve van de bestem-mingen Wonen en Tuin, wordt vervolgonderzoek niet noodzakelijk geacht. Het aspect bodem vormt geen belemmering voor de uitvoering van dit plan.

7 De Klinker B.V. (2021). Historisch vooronderzoek volgens NEN 5725 Maasstraat 12 Uden.

Rapportnummer K21001441. 3 maart 2021.