• No results found

Bedreiging van de professionele identiteit

4. Professionele identiteit

4.7 Bedreiging van de professionele identiteit

Een aantal studies heeft zich gericht op nieuwe professionals wiens identiteiten bedreigd zijn door hun onbekwaamheid om competent de vaardigheden en trekken van hun beroep uit te oefenen (Elsbach & Flynn, 2008). De professionele identiteit van een docent kan op verschillende momenten en in diverse situaties bedreigd worden. Zoals hierboven werd aangegeven is het mogelijk dat door wijzigingen in het beleid de huidige professionele identiteit van docenten niet behouden kan worden. Er kan dan sprake zijn van een intern conflict (Lasky, 2005). Datgene dat de docent wil doen, mag of kan niet meer en men moet zich aanpassen aan de verandering. Vele docenten in de interviews in de studie van Flores en Day (2006) gaven aan dat de cultuur van de school veel invloed heeft op het vormen van een professionele identiteit. De ongeschreven en impliciete regels die gelden binnen de school

kunnen leiden tot weinig innovatief, progressief en gehoorzaam gedrag. Hierdoor wordt de professionele identiteit van een docent begrensd.

Een andere situatie waarin de professionele identiteit van de docent bedreigd wordt, vindt plaats wanneer mensen in een nieuwe rol komen. Er is dan een periode waarin het werk al wel wordt uitgevoerd, maar mensen vaak eigenlijk nog niet goed begrijpen wat deze rol inhoudt en zich ook nog niet competent voelen. Mensen experimenteren in die situatie met beelden die functioneren als oefenpogingen voor mogelijke, maar nog niet volledig uitgewerkte professionele identiteiten. Deze voorlopige zelven zijn tijdelijke oplossingen die mensen gebruiken om het gat te overbruggen tussen hun huidige capaciteiten en zelfconcepties en de representaties die ze hebben over welke attitudes en gedragingen worden verwacht in de nieuwe rol (Ibarra, 1999).

Pratt et al. (2006) beschreven in hun studie ook een aantal manieren om een identiteit aan te passen. Wanneer mensen hun identiteit verdiepen en hem nuanceren is er sprake van ‘enriching’, ook wel verrijking. ‘Patching’ (oplappen, herstellen) vindt plaats wanneer de huidige identiteit niet meer voldoet en wordt aangevuld met andere elementen. Tot slot kan men zijn identiteit aanpassen door hem te spalken (splinting). De nieuwe identiteit is dan nog te zwak om op zichzelf te functioneren en wordt dan verstevigd door de vroegere identiteit tijdelijk als steun ernaast te gebruiken.

Uit bovenstaande informatie kan men opmaken dat mensen wanneer hun identiteit in het geding is, zoeken naar manieren om de gewenste identiteit te bekrachtigen (Elsbach & Flynn, 2008). Hiervoor zijn zoals besproken verschillende strategieën voor handen.

In dit hoofdstuk is aan bod gekomen waarom een professionele identiteit van belang is en uit wat voor karakteristieken hij bestaat. Vervolgens is beschreven hoe de ontwikkeling van een professionele identiteit plaatsvindt en welke bedreigingen aanleiding kunnen zijn voor het aanpassen van de professionele identiteit.

Hoofdstuk 5 Methode

In dit hoofdstuk wordt beschreven welke methode is gevolgd tijdens dit onderzoek. Er zal aandacht zijn voor de onderzoekspopulatie en de procedure. Daarnaast wordt er stilgestaan bij het gebruikte meetinstrument en de procedure die is gehanteerd bij de interviews en focusgroepen. Vervolgens wordt de analysemethode beschreven. Tot slot zullen de betrouwbaarheid en de geldigheid en validiteit van het onderzoek worden besproken.

5.1 Onderzoeksvragen

De probleemstelling die centraal staat in dit onderzoek is: ‘In hoeverre sluit de professionele identiteit van outreachende-/ preventiewerkers binnen Tactus aan bij de meest passende en effectieve methode om outreachend te werken op het gebied van risicojongeren in de verslavingszorg?’

Om een antwoord te kunnen geven op deze vraag zijn er een aantal onderzoeksvragen opgesteld: • Op welke doelgroep richten de outreachende- /preventiewerkers zich wanneer ze

outreachend werken binnen de geïndiceerde preventie?

• Welke aspecten van outreachend werken benoemen outreachende- /preventiewerkers als kenmerkend voor hun werk binnen geïndiceerde preventie?

• Welke werkwijzen en methoden van outreachend werken gebruiken de outreachende- /preventiewerkers binnen geïndiceerde preventie?

• Welke capaciteiten en eigenschappen benoemen outreachende- /preventiewerkers als essentieel om de doelgroep te bereiken en aan zich te binden?

Om deze vragen te beantwoorden hebben in de vorige hoofdstukken de onderwerpen ‘outreachend werken’ en ‘professionele identiteit’ al de revue gepasseerd. Daarnaast is het van belang om de visie van de outreachende- /preventiewerkers op deze onderwerpen helder in beeld te krijgen.

5.2 Onderzoeksmethode

In dit onderzoek werd gebruik gemaakt van een combinatie van kwalitatieve dataverzamelings-methoden, ook wel triangulatie genoemd (Baarda, De Goede en Teunissen, 2005).

Er is gebruik gemaakt van interviews en focusgroepen om informatie te vergaren over de professionele identiteit en werkwijze van outreachende- /preventiewerkers. Ter voorbereiding op het empirische deel van het onderzoek, is er een literatuurstudie uitgevoerd. Hierin zijn diverse methoden en aspecten van outreachend werken en professionele identiteit onderzocht. Om een duidelijk en volledig beeld te vormen van de professionele identiteit van de outreachende-/preventiewerkers en hun werkwijze in het outreachend werken, was het essentieel om hun visie en mening hierover te bevragen. Er zijn interviews afgenomen om de opvattingen, gedachten en gevoelens van de outreachende- /preventiewerkers te achterhalen (Baarda et al., 2005).

Hieruit valt af te leiden dat het empirische onderdeel van dit onderzoek is te classificeren als kwalitatief onderzoek. Hier werd uitvoering aan gegeven door de toepassing van een specifieke vorm van open interviewen, namelijk het individuele topicinterview. Hierin is de persoonlijke mening en de visie van de geïnterviewde van groot belang.

Naast de gegevens van de interviews kon er voor de beantwoording van de onderzoeksvragen gebruik worden gemaakt van de uitkomsten uit de focusgroepen. Er werd gekozen voor het gebruik van focusgroepen vanwege de mogelijkheid en het doel tot het uitdiepen van bepaalde onderwerpen waar nog weinig over bekend is (Parker & Tritter, 2006). Het voordeel van de focusgroep was dat de reacties van een deelnemer meestal inspirerend werkten. Ze brachten de andere deelnemers vaak op nieuwe gedachten (Baarda et al., 2005). Ook was er de ruimte voor discussie. De focusgroepen vonden plaats na afname van de interviews zodat de hieruit afkomstige resultaten als basis konden dienen voor de bespreking en discussie in de focusgroep.