• No results found

HOOFDSTUK 4 Bevindingen enquête en interviews

4.4. Beantwoording (derde) onderzoeksvraag

Aan de hand van de hierboven beschreven resultaten wordt in deze paragraaf een antwoord gezocht op de derde onderzoeksvraag, te weten:

‘Worden alle mogelijkheden van de Wet BIBOB door het OM onderkend en gebruikt?

- Worden de mogelijkheden niet gezien?

- Worden de mogelijkheden wel gezien, maar niet gebruikt?

4.4.1. Worden alle mogelijkheden van de Wet BIBOB door het OM onderkend?

Uit de resultaten kan worden geconcludeerd dat het OM en in het verlengde daarvan de officier (bijna) alle mogelijkheden van de Wet BIBOB onderkent. De Bibob-officieren zien alle mogelijkheden van de Wet BIBOB. Zij zijn namelijk ten eerste (bijna) unaniem van mening dat de Wet BIBOB een waardevolle aanvulling op het strafrecht kan zijn. Door deze officieren is aangegeven dat de rechtshandhaving het beste kan geschieden door een weloverwogen combinatie van een bestuurlijke en strafrechtelijke aanpak. Door deze combinatie kan volgens hen de georganiseerde criminaliteit beter worden aangepakt. Hieruit volgt dat het instrument Bibob volgens de officieren een middel kan zijn om de criminaliteit in Nederland aan te pakken. Dit sluit aan bij het doel van de Wet BIBOB.

Ten tweede blijkt uit de resultaten dat de Bibob-officieren bekend zijn met de Wet BIBOB en de taken die daaruit voortvloeien voor met name het OM. Bij deze taken wordt ook de tipfunctie, artikel 26 Wet BIBOB, genoemd. Verder kan uit de resultaten worden opgemerkt dat deze officieren op de hoogte zijn van de tipfunctie en hoe en wanneer deze mag en moet worden gebruikt. Officieren geven aan dat

67 deze functie gebruikt mag worden als de officier beschikt over gegevens waarmee vermenging tussen onderwereld en bovenwereld kan ontstaan. Daarnaast geven zij aan dat verschillende soorten informatie gebruikt kan worden om te tippen. Hierbij moet worden opgemerkt dat de gebieds- en zaaksofficieren niet op de hoogte zijn van de Wet BIBOB en de taken die daar voor de officier uitvoortvloeien.

Deze constatering is een knelpunt voor de Bibob-officieren omdat zij onvoldoende zicht hebben op de (lopende) zaken waar mogelijk een tip van belang kan zijn. Deze lopende zaken zijn namelijk vaak onder de verantwoordelijkheid van een gebieds- of zaaksofficier. Met andere woorden; deze gebieds- en zaaksofficieren zijn een leverancier van informatie voor de tips die door de Bibob-officieren gedaan kunnen worden.

In het verlengde hiervan komt, als derde, naar voren dat de Bibob-officieren aangeven gebruik te maken van de tipfunctie. Hierbij is gevraagd naar de verschillende vormen van tippen. ‘Passief tippen in enge zin’ is de vorm die het meest wordt gebruikt. De aantallen zijn overigens minimaal.

Nu kennelijk bewezen is dat het OM en zijn vertegenwoordigers (de Bibob-officeren) alle mogelijkheden van de Wet BIBOB onderkennen, is het de vraag of alle mogelijkheden van deze wet door het OM en de officieren worden gebruikt.

4.4.2. Worden alle mogelijkheden van de Wet BIBOB door het OM gebruikt?

Er mag worden geconcludeerd dat alle mogelijkheden van de Wet BIBOB door het OM en in het verlengde daarvan de officieren niet worden gebruikt.

In z’n algemeenheid kan worden gezegd dat het OM de Wet BIBOB niet gebruikt om te komen tot een integrale aanpak van de criminaliteit. Deze wet is, zoals eerder beschreven, een instrument dat gebruikt kan worden in de integrale aanpak waarbij verschillende overheidsdiensten samenwerken. Om te kunnen komen tot deze samenwerking is logischerwijs contact nodig tussen de verschillende overheids-diensten en in dit geval gaat het specifiek om de bestuursorganen en het OM. Uit de resultaten is echter gebleken dat het OM weinig tot geen contact heeft met bestuursorganen. Dit maakt dat er onvoldoende wordt samengewerkt en uitvoering wordt gegeven aan een integrale aanpak.

Specifieke redenen waarom de wet niet wordt gebruikt blijkt als er gekeken wordt naar de taken die de Wet BIBOB het OM toekent. Zoals in hoofdstuk 2 al is beschreven heeft het OM op het gebied van de Wet BIBOB een ondersteunende rol.

68 Deze rol bestaat uit de volgende taken:

a. het OM levert informatie aan het Bureau; b. het OM is intermediair met het buitenland;

c. het OM toetst het Bibob-advies aan het strafvorderlijk belang alvorens het door het Bureau aan het aanvragende bestuursorgaan wordt doorgezonden; d. het OM is tipgever aan bestuursorganen of aanbestedende diensten.

Het blijkt dat het OM uitvoering geeft aan de taken a,b en c. Zo is de taak onder a, het aanleveren van informatie aan het Bureau, verplicht gesteld (artikel 27, lid 1, onder b, sub 4 van de Wet BIBOB). En kan alleen worden geweigerd als er sprake is van een ‘zwaarwegend strafvorderlijk belang’. Daarnaast blijkt uit het interview met de Landelijke Bibob-officier dat ook uitvoering wordt gegeven aan de taken genoemd onder b en c.

De uitvoering van de taak onder punt d is een heel ander punt. Het blijkt dat de tipfunctie van het OM minimaal wordt gebruikt. Uit cijfers van het Bureau kan worden opgemaakt dat de adviesaanvragen op basis van een OMtip achterblijven in vergelijking tot de regulier adviesaanvragen. Zo blijkt in 2010 251 reguliere adviesaanvragen bij het Bureau zijn binnengekomen en 43 adviesaanvragen op basis van een OMtip. Zie onderstaande tabel voor het overzicht van de adviesaanvragen bij het Bureau op basis van een OMtip per arrondissementsparket. Opgemerkt moet worden dat deze cijfers afkomstig zijn van het Bureau aangezien de OMtips niet bij de arrondissementsparketten worden geregistreerd.

Tip OFFICIER 2010 Maanden

jan febr maart april mei juni juli aug sept okt nov dec Totaal

Breda 1 1 1 2 5 Den Bosch 1 1 1 3 1 1 2 1 3 1 1 17 Maastricht 1 1 Re ss orts pa rke t D e n Bo sch Roermond 1 1 Almelo 0 Arnhem 1 1 Zutphen 1 1 2 Re s s or ts pa rk et Ar nh em Zwolle-Lelystad 1 2 1 4 Den Haag 1 1 Dordrecht 0 R ess o rt s pa rk e t De n Ha a g Middelburg 0

69 Rotterdam 1 1 1 3 Alkmaar 0 Amsterdam 2 1 1 4 Haarlem 1 1 2 Re ss or ts pa rk et A m sterd a m Utrecht 1 1 2 Assen 0 Groningen 0 R ess o rt s pa rke t L eeuw a rden Leeuwarden 0 43

Bron:Landelijk BIBOB Bureau

Zoals in hoofdstuk 2 is beschreven bestaan er verschillende vormen van tippen, te weten; passief tippen in enge zin of in ruime zin en actief tippen in enge of in ruime zin. Helaas maakt het Bureau geen onderscheid tussen de verschillende vormen van tippen en daarom zijn hierover geen gegevens niet beschikbaar.

In de enquête is wel gevraagd welke vorm de Bibob-officieren gebruiken. Zij hebben hierbij aangegeven dat zij het meest gebruik maken van het ‘passief tippen in enge

zin’. Dit houdt in dat de officier tipt op initiatief van het bestuursorgaan en geen

inhoudelijke informatie verstrekt aan het desbetreffende bestuursorgaan. De officier beperkt zich hierbij tot geven van de mededeling aan het bestuursorgaan dat het wenselijk is om een advies bij het Bureau aan te vragen.

Uit de paragrafen 4.4.1. en 4.4.2. kan worden geconcludeerd dat het OM en specifiek de Bibob-officieren alle mogelijkheden van de Wet BIBOB erkennen/ onderkennen, maar niet gebruiken. Hierbij gaat het met name over de tipfunctie. Daarentegen kennen de gebieds- en zaaksofficieren de mogelijkheden van de Wet BIBOB niet. Dit laatste wordt gezien als een knelpunt in het gebruik van de tipfunctie.

De redenen waarom de tipfunctie minimaal wordt gebruikt, komt aan de orde in het volgende hoofdstuk (5). Daarbij zal op basis van bovenstaande tevens de link worden gelegd met de theorie zoals die verwoord is in hoofdstuk 3.

70