• No results found

Beantwoording deelvragen

In document Staat groen ook zwart op wit ? (pagina 52-55)

7 Toelichting op de relatie tussen algemene strategie en strategie op het gebied van

6.1 Beantwoording deelvragen

In deze paragraaf wordt antwoord gegeven op de deelvragen die in het eerste hoofdstuk zijn opgesteld. Eigenlijk kan dit onderdeel gezien worden als een samenvatting van de masterscriptie tot nu toe. Dit probeer ik dan ook kort en bondig te formuleren.

6.1.1 Welke theorieën zijn er voor de motieven van duurzaamheidsverslaggeving?

De belangrijkste theorieën voor duurzaamheidsverslaggeving zijn de agency theorie, de

stakeholdertheorie, legitimatietheorie en de institutionele theorie. De agency theorie (Jensen &

Meckling, 1976) is een theorie voor algemene informatieverschaffing en behandelt de relatie tussen de eigenaren van een onderneming en het bestuur van een onderneming. Verschillende doelstellingen en informatie asymmetrie kunnen leiden tot conflicten tussen de principaal (eigenaren) en de agent (bestuur). Om deze conflicten op te lossen wordt een onafhankelijke derde ingeschakeld. De stakeholdertheorie gaat uit dat de belangrijkste taak van een onderneming het voldoen aan de eisen van de stakeholders is. Het is belangrijk dat ondernemingen afwegen wie de belangrijke stakeholders zijn en wat de eisen zijn van deze stakeholders. Deze eisen kunnen namelijk tegenstrijdig zijn en dan moet goed worden afgewogen aan welke eisen de onderneming gaat voldoen. Uit de

stakeholdertheorie zijn de legitimatietheorie en de institutionele theorie ontstaan. De legitimatietheorie heeft als basis dat ondernemingen van de maatschappij een ‘license to operate’ nodig hebben om te overleven in de markt. Een ‘license to operate’ betekent eigenlijk dat ondernemingen een soort van contract hebben met de maatschappij en wanneer ondernemingen niet voldoen aan de voorwaarden van dit contract dan ontneemt de maatschappij het bestaansrecht van de onderneming. De andere theorie die is ontstaan uit de stakeholdertheorie is de institutionele theorie. Deze theorie houdt in dat de onderneming haar structuur en/of activiteiten mogelijk aanpast naar aanleiding van institutionele druk vanuit de omgeving. Deze druk kan coërcief, mimetisch en normatief van aard zijn. De theorie geeft aan dat als ondernemingen meer aandacht aan duurzaamheidsverslaggeving schenken, dat dan de institutionele druk op de ondernemingen toeneemt.

6.1.2 Wat zijn maatschappelijk relevante onderwerpen op het gebied van duurzaamheidsverslaggeving?

Voor duurzaamheidsverslaggeving is een aantal richtlijnen opgesteld. Dit zijn geen wettelijke vereisten aangezien het opstellen van een duurzaamheidsverslag op vrijwillige basis geschiedt. De vraag naar duurzaamheidsverslagen vanuit de maatschappij neemt toe en om ondernemingen te helpen met het opstellen van een duurzaamheidsverslag zijn ondermeer de GRI en de Handreiking voor maatschappelijke verslaggeving van de Raad van Jaarverslaggeving geschreven. De GRI heeft voor enkele sectoren een sectorspecifieke richtlijn opgesteld, welke beter inspeelt op de maatschappelijke activiteiten van de ondernemingen. Dit is ook het geval voor de voedingssector.

Maatschappelijk relevante onderwerpen voor de ondernemingen in de voedingssector zijn zowel onderwerpen die gelden voor alle soorten ondernemingen als onderwerpen welke specifiek van toepassing zijn voor voedingsondernemingen. De onderwerpen welke ik het meest belangrijk acht zijn: Animal Welfare, Biotechnology, Community, Environment, Health and Safety, Labor and Human Rights en Procurement. ‘Animal Welfare’ omvat het welzijn van dieren in de supply chain. ‘Biotechnology’ wordt door Maloni & Brown (2006) gedefinieerd als het gebruik van biologische processen tot het maken van nuttige producten. Hierbij valt te denken aan clonen en aan het combineren van DNA. ‘Community’ omvat activiteiten die hulp bieden aan de maatschappij. Dit wordt ook wel filantropie genoemd. Het onderwerp ‘Environment’ gaat in op de gevolgen die de activiteiten van ondernemingen kunnen hebben op de omgeving, en hierbij valt te denken aan uitstoot, watergebruik, enzovoort. Het onderwerp ‘Health and Safety’ gaat in op de veiligheid en de

gezondheid van het voedsel van de onderneming. ‘Labor and Human Rights’ omvat de

werkomstandigheden, de training en werving van de onderneming en de arbeids- en mensenrechten van de werknemers. Het laatste onderwerp is ‘Procurement’ en dit omvat het gehele inkoopbeleid. Het onderdeel sourcing is een specifiek onderdeel voor de voedingssector welke valt onder procurement. Andere onderdelen die vallen onder Procurement zijn fair trade en inkoopstrategie.

6.1.3 Welke kwaliteitsaspecten zijn van belang bij duurzaamheidsverslaggeving en hoe worden deze gemeten?

In mijn onderzoek gebruik ik de term uit de criteria van Transparantiebenchmark, waarin onderscheid wordt gemaakt tussen inhoudsgerichte criteria en kwaliteitsgerichte criteria. Ik gebruik de definitie van de kwaliteitsgerichte criteria. Deze is gebaseerd op het framework van de IASB en bestaat uit vier aspecten, namelijk relevantie, duidelijkheid, vergelijkbaarheid en betrouwbaarheid. Deze aspecten kunnen met elkaar in conflict staan en het is belangrijk om een goede balans te vinden tussen de aspecten. Informatie is relevant wanneer zij het oordeel of de beslissingen van gebruikers beïnvloedt doordat het behulpzaam is bij het beoordelen van vroegere, huidige en toekomstige gebeurtenissen of bij het bevestigen of corrigeren van vroegere beoordelingen. Informatie is duidelijk wanneer onjuiste interpretatie voorkomen wordt en wanneer de informatie goed inzichtelijk en toegankelijk is.

Informatie is vergelijkbaar in de tijd en met ondernemingen. Informatie is vergelijkbaar in de tijd wanneer informatie met betrekking tot voorgaande perioden overeenkomstig is gepresenteerd. Informatie is vergelijkbaar met ondernemingen wanneer hun relatieve positie te beoordelen is. Het vierde kwaliteitsaspect is betrouwbaarheid. Informatie is betrouwbaar wanneer zij vrij is van wezenlijke onjuistheden en vooroordelen en wanneer het een evenwichtig beeld geeft van de organisatie.

Voortvloeiend uit het feit dat er geen universele definitie bestaat van de kwaliteit van informatie, is dat het begrip niet eenvoudig te meten valt. Om de kwaliteit van duurzaamheidsverslagen te kunnen beoordelen heb ik daarom een disclosure index opgesteld met meerdere onderdelen. De disclosure index is verdeeld in vier kwaliteitsaspecten en aan deze aspecten is een weging meegegeven. Aan de aspecten relevantie en betrouwbaarheid heb ik een weging van 30 meegegeven en aan de aspecten duidelijkheid en vergelijkbaarheid een weging van 20. Op deze manier poog ik een goed beeld te schetsen van de balans die het verslag moet hebben. Voor elk kwaliteitsaspect heb ik een aantal onderdelen opgesteld welke samen de totale kwaliteitsaspect meten. Het onderzoek gebruikt een ordinale schaalverdeling, waarbij ondernemingen op elk onderdeel slecht (0), redelijk (1) of goed (2) gescoord kan worden. Op deze manier acht ik het mogelijk de kwaliteit van de

In document Staat groen ook zwart op wit ? (pagina 52-55)