• No results found

5. Probleem-, doel en vraagstelling

7.1 Beantwoording deelvraag

‘Hoe gaan politieagenten om met spanningen die ontstaan tussen hulpverlening en strafrecht binnen het beroepskader in Amsterdam?’

In het vooronderzoek is er literatuur gevonden over spanningen die te maken hadden met hulpverlening en strafrecht, echter is er geen literatuur gevonden hoe politieagenten omgaan met deze spanningen. De thema’s die bij deze deelvraag naar voren kwamen zijn:

Spanningsvelden ter attentie van het beleid, samenwerking en eigen kennis.

7.1.2 Spanningen ter attentie van het beleid

Naar aanleiding van de interviews is het de respondenten opgevallen dat de laatste jaren het aantal meldingen met verwarde personen is toegenomen. Ook is het ‘soort’ werk veranderd en zijn de meldingen meer gericht op hulpverlening dan op het aanpakken van criminaliteit.

​De laatste 3-4 jaar dat je gewoon veel meer bezig bent ... met hulpverlening in de zin van verwarde of overspannen personen te maken krijgt. En omdat die ook meer ... ja ik denk zelfstandig blijven wonen.’’ (R1t/mR8: 367).

Theorie Door de komst van de Wmo wordt er een grote mate van zelfsturing verwacht van de burger, en dat de zorg aan huis moest komen. Hierdoor wordt er verwacht dat cliënten zelfstandig kunnen wonen (Lindt & Gras, 2019). Personen met verward gedrag zijn vaak niet in beeld bij de gemeente omdat zij geïsoleerd zijn van de buitenwereld en vaak geen zorg willen accepteren (Van Houwelingen et al., 2018).

Eigen

interpretatie

De respondenten bevestigen de theorie over het gevolg van de Wmo doordat er meer meldingen zijn met betrekking tot verwarde personen. Door de ambulantisering zijn veel verblijfslocaties van instellingen gesloten en moest de zorg aan huis komen. Echter de zorg aan huis komt vaak niet tot stand. Voor verwarde personen is dit misschien niet de beste oplossing geweest omdat zij nu tussen wal en schip belanden doordat zij de

hulpverlening zelf niet opzoeken. Dit is weer terug te zien in de meldingen.

Vanuit het politiebeleid gaat strafrecht voor hulpverlening. Uit de informatie vanuit de interviews blijkt dat alle respondenten eerst gaan voor strafrecht en daarna komt hulpverlening.

​“Als je gewoon gaat kijken naar het hele artikel 3 vrij artikel 3 van de politiewet … eigenlijk 2-delig is en eerst wordt dan genoemd, het handhaven van de openbare orde maar aan de andere kant ja ook hulpverlening aan hen die deze hoeven dus, ja.’’ (R11:2355-2357).

Tijdens een van de observaties was er een situatie waarbij er een ruzie was ontstaan tussen een oudere zieke man en zijn vrouw. De man had uitgezaaide kanker en had die week al meerdere tia’s gehad. De hersenen van de man waren door de ziektes aangetast waardoor hij verward gedrag liet zien. Zijn vrouw herkende hem niet meer en vond hem een heel ander persoon. Omdat de man agressief over kwam wou de vrouw graag dat de politie hem meenam omdat ze zich niet veilig voelde.

“Mevrouw geeft aan dat ze zou willen dat haar man wordt meegenomen. De andere politieagent komt erbij staat en zegt dat, dat niet kan omdat hij geen strafbaar feit heeft gepleegd.’’ (Observatie: 3334-3335).

Tijdens een interview met respondent negen kwam naar voren dat er nog wel andere mogelijkheden waren die op dat moment gedaan konden worden.

​Er zijn echt wel andere mogelijkheden. Die zijn er echt wel, je hoeft iemand niet vast te zetten in een politiecel maar zijn echt wel andere mogelijkheden, als iemand, stel iemand wordt gek door een tumor in z’n hoofd, dan moet hij naar het

ziekenhuis.’’(R9:1026-1028).

Er zijn dus wel mogelijkheden waarbij alleen hulpverlening nodig is. Bij een andere observatie deed een verwarde vrouw een zorgelijke uitspraak.

“Soms heeft ze de gedachte dat dat wel erg makkelijk kan, een beetje water erbij en alles brandt uit. Politieagent zegt dat dat niet zo handig is en dat dan het hele gebouw afbrandt, daar hebben de buren ook veel last van.’’ (Observatie: 3264-3265).

Ik vroeg aan de politieagenten wat zij hierover zouden gaan rapporteren, hieruit hoorde ik dat zij niet de gedragingen zouden gaan rapporteren.

​En in dit geval zullen wij neerzetten dat we de melder hebben gesproken want die heeft de melding gedaan. En dat we ook nog wat andere buren hebben gesproken die

konden beamen dat de melder wat verward is en die kende haar kennelijk ook al heel lang.’’ (R1t/mR8: 436-438).

Tijdens de interviews met respondent negen tot en met twaalf kwam naar voren dat het juist heel belangrijk is dat politieagenten dit soort uitspraken signaleren en rapporteren. Omdat wanneer dit gebeurt, de wijkagent contact op kan opnemen met het Mentrum of eventuele andere sociaal werkers om dit door te geven zodat zij de hulp kunnen bieden die mevrouw nodig heeft. Respondent negen geeft aan dat politieagenten feitelijker en objectief moeten zijn in het beschrijven van het geobserveerde gedrag.

“Omschrijf wat je ziet, dus niet wat je denkt dat iemand heeft dus zeg niet ik denk dat iemand een psychose heeft nee omschrijf wat je ziet.’’ (R9: 1306-1307).

Theorie In artikel 3 staat beschreven dat de politie de taak heeft om zorgen voor handhaving van de rechtsorde en het verlenen van hulp aan hen die deze behoeven (art. 3. lid Wet Stb.2012,315). De signalen die niet opgepakt worden zijn een gevolg van het tekort aan alertheid zegt het aanjaagteam. Net als het tekort aan handelingsperspectief waardoor sommige

politieagenten niet weten hoe om te gaan met personen met verward gedrag (Aanjaagteam, 2016).

Eigen

interpretatie

Zowel de observaties als de interviews en de literatuur bevestigen dat zorgsignalen niet goed worden opgepakt. Bij de observatie van de zieke man was de hulpvraag duidelijk, deze werd ook uitgesproken door mevrouw. In artikel 3 van de politiewet staat ook: verlenen van hulp aan hen die deze behoeven. In dit geval hadden ze niet gereageerd op de hulpvraag omdat het lijkt alsof ze vanuit het strafrechtkader hebben gedacht. “Deze man heeft geen strafbaar feit gepleegd, dus daarom nemen we hem niet mee.” Net als bij de andere observatie met de zorgelijke uitspraak interpreteer ik dat de politieagenten niet de juiste informatie muteren of de signalen niet goed oppikken. Hierdoor wordt belangrijke informatie gemist waardoor de wijkagent niet met sociaal werkers zorg in kan gaan zetten.

Wanneer een verward persoon psychische problemen heeft en hulpverlening moet krijgen in een psychiatrisch ziekenhuis moet diegene voldoen aan bepaalde eisen. Wanneer iemand niet voldoet aan die eisen dan neemt de psycholance de persoon niet mee. Respondent negen geeft aan dat zijn collega’s dit niet altijd begrijpen wanneer iemand wel extreem verward gedrag laat zien maar de psycholance er toch voor kiest om diegene niet mee te nemen.

​Psycholance zegt van nee we komen niet want we hebben deze meneer al heel vaak gezien en dit is gedrag, dan denkt de politieagent heel vaak van, oh shit hier kan ik niks mee.’’ (R9:1122-1223).

“Of dat collega’s vinden van dit is zo bizar gedrag. Waarom wordt ie nou niet meegenomen.’’ (R11:2488).

Wanneer iemand wel wordt meegenomen met de psycholance geven respondenten aan dat de verwarde personen vaak weer snel buiten staan.

​Ik heb altijd het idee dat iedereen vrij snel op straat komt.’’ (R12: 3057).

Theorie Hemert, Kerns & Nobkn (2009) geven aan dat politieagenten een beroep kunnen doen op de GGZ. Zij kunnen een psycholance bellen wanneer zij denken dat een verward persoon hulpverlening nodig heeft op psychiatrisch gebied. Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (z.d) stelt dat meer dan de helft van de bekende verwarde personen bij de politie twee tot drie meldingen heeft staan op hun naam.

Eigen

interpretatie

De theorie stelt dat politieagenten een beroep kunnen doen op de GGZ. De GGZ heeft weer eigen eisen. Wanneer een verward persoon hieraan niet voldoet lijkt het erop dat er geen andere hulp geboden wordt, bijvoorbeeld vanuit het sociaal werk en dat de verwarde persoon daardoor ook steeds opnieuw voor overlast zorgt.

7.1.3 Spanningen ter attentie van de samenwerking

Meerdere respondenten geven aan dat er geen afstemming is binnen de basisteams.

Respondent elf geeft aan dat hij zich bezighoudt met de persoonsgerichte aanpak in de … “En hier hou ik me bezig met de integrale aanpak met kwetsbare personen. Dus eigenlijk de PGA kant, persoonsgerichte aanpak hoek. ... en dan voornamelijk in de … ’’(R11:1877-1878).

Daarbij geeft hij ook voorlichten maar dan alleen binnen zijn eigen eenheid.

​Ik geef binnen de eenheid heel veel voorlichting daarover. En ook iedere keer weer van ben je bekend met de richtlijn verwarde personen en dan krijg je toch nee te horen.’’(R11:1993-1994).

Respondent twaalf geeft aan dat de taken die zij doet zoals meegaan op huisbezoeken, dat dat alleen in haar wijk wordt gedaan.

“De taken die ik nu doe, dat gebeurt alleen in dit wijkteam. Dat komt dus omdat wij heel veel verwarde personen hebben en het te druk werd voor de wijkagent om dat zelf allemaal te doen.’’ (R12: 1714-1715)​.

Tijdens de interviews is ook naar voren gekomen dat er veel onduidelijkheid is over protocollen en richtlijnen. Respondent elf doet de volgende uitspraak:

“En ik durf echt nou wel te zeggen dat maar 10% van de collega’s op straat echt weet wat die richtlijn van verwarde personen is.’’ (R11:1988-1989).

Dat hier onduidelijkheid over is, is terug te zien in het interview met de hoofdagenten. Daarin wordt aangegeven dat er geen protocol is voor verwarde personen.

​Het is wel lekker als er gewoon een helder protocol is want dan hoef je ook geen spanning te voelen en hoef je ook niet ... moeilijke beslissingen te nemen want het beleid ligt er dan toch al.’’ (R1 t/m R8: 471-472).

Theorie Cordner (2006) stelt dat politieagenten handelen volgens een

standaardprotocol en dat politieagenten zelf ook aangeven dat zij dit lastig vinden omdat verwarde personen anders reageren dan iemand die niet verward is waardoor de standaard protocollen niet werken.

Eigen

interpretatie

Hieruit kan geconcludeerd worden dat verwarde personen binnen

Amsterdam verschillende benaderingen krijgen. En dat de samenwerking met het sociaal werk ook verschilt. Ook blijkt er dat er verwarring is over een protocol. De theorie stelt dat er geen protocol is en dat politieagenten dan handelen volgens het standaardprotocol. Terwijl er bij de eenheid van respondent elf gewerkt wordt met een integrale aanpak kwetsbare personen.

7.1.4 Spanningen ter attentie eigen kennis

Alle respondenten geven aan dat de kennis over verwarde personen die via de opleiding wordt gegeven minimaal is. Een respondent van de noodhulp vertelt dat hij een extra keuzevak heeft gevolgd over psychiatrische stoornissen maar dat dit niet verplicht is. Uit de interviews is dit ook terug te zien, een andere respondent van de noodhulp geeft het volgende aan:

“...wij krijgen eerste hulp en dat soort zaken. En omgang met gestoorden ja dat leerde je in de praktijk.’’ (R1tm/R8: 277-278).

Respondent twaalf ervaart de scholing op dit moment ook nog onvoldoende: “​... dat vind ik sowieso niet altijd heel sterk van de politie. We krijgen geen herscholing in kennis en wetgeving.’’(R12:1981-1982).

Samenvattend geven alle respondenten aan dat de scholing onvoldoende is en dat er op de opleiding te weinig informatie over verwarde personen is.

Theorie Borum (1998) stelt dat politieagenten verwarde personen moeilijk te beoordelen vinden. Ze voelen zich onvoldoende geschoold om verwarde personen te identificeren in gevallen met psychische aandoeningen. Vanuit de opleiding wordt geleerd om de ziektebeelden globaal te kunnen herkennen (B.J. van Kreulen, persoonlijke communicatie, 27 februari 2019).

Eigen

interpretatie

Vanuit de interviews kan er geconcludeerd worden dat er te weinig

informatie in de opleiding zit over deze doelgroep. Ook al is de hoofdmoot van het politiewerk zorgen voor veiligheid en openbare orde. De praktijk laat zien dat het werk momenteel erg gericht is op hulpverlening, het lijkt mij dat de opleiding zich hier ook op moet aanpassen, zodat er bekend wordt wanneer welke deskundigheid moet worden ingeschakeld.

7.2 Beantwoording deelvraag 2

‘Hoe activeren we de weg naar het sociaal werk in Amsterdam?’

In het theoretisch onderzoek is er informatie gevonden over de samenwerking met het sociaal werk. Er is echter geen theorie gevonden over hoe de weg naar het sociaal werk geactiveerd kan worden. De thema’s die bij deze deelvraag naar voren kwamen zijn: huidige aanpak en werkwijze en doorverwijzing naar het sociaal werk.

7.2.1 Huidige aanpak en werkwijze

De politie werkt met het tweesporenbeleid. Dat houdt in dat ze iemand eerst strafrechtelijk afhandelen en daarna hulpverlening inschakelen. De hulpverleningsrol is de laatste jaren gegroeid en heeft vooral een signalerende taak gekregen. Politieagenten van de noodhulp hebben geen contact met sociaal werkers. Zij moeten hun signalen rapporteren/muteren zodat de wijkagent deze mutaties kan lezen. Een wijkagent heeft wel contact met het sociaal werk en kan de zorgsignalen doorgeven.

“De belangrijkste netwerkpartners die de politie heeft, vanuit het beroepskader dan, zijn de spoedeisende psychiatrie Amsterdam en GGD Vangnet en Advies. Dat zijn echt de twee belangrijkste en verder bellen wij niet zelf maatschappelijk werk op om te zeggen joe we hebben er weer een.’’ (R91:1510-1514).

Tijdens de interviews kwam naar boven dat er onduidelijkheid heerst over wanneer

politieagenten Vangnet en Advies kunnen inschakelen. Vangnet en Advies is een organisatie vanuit de gemeente met een groot netwerk. Zij kunnen helpen bij psychiatrische zorg maar ook voor maatschappelijke zorg. Tijdens de interviews met de noodhulp politieagenten noemden twee respondenten van de acht dat zij Vangnet en Advies kunnen inschakelen. Tijdens het interview met respondent negen vroeg ik hoe het kon dat maar twee politieagenten dit benoemden. Respondent negen zei het volgende:

“… sommige politieagenten weten het wel maar dit is echt nog iets waar we heel erg op in moeten gaan zetten, want politieagenten denken namelijk nu dat Vangnet en Advies buitenspel is gezet, en dat was altijd al zo, alleen vroeger belde je voor alles Vangnet en Advies en die deden alle consulten en ook de psychiatrische consulten. Maar dat is dus veranderd wat nu dus de spoedeisende psychiatrie Amsterdam. Die doen de psychiatrische consulten en Vangnet en Advies doet alle overkoepelende dus ook alles wat overblijft, is dan voor hun.’’ (R9:1127-1130).

Respondent elf geeft aan dat sommige politieagenten ook de veronderstelling hebben dat de hulpverlening niks doet. Negatieve ervaringen hebben hierop invloed gehad.

“En verondersteld wordt dat de hulpverlening niks doet. Dus waarom zou ik de psycholance bellen want die komen toch niet.’’ (R11:2443-2444).

Theorie Volgens Reiner (2000) zouden sommige politieagenten wantrouwend staan tegenover niet-politiemensen waarbij er een afkeer is van professionele kennis.

Eigen

interpretatie

Doordat er onduidelijkheid heerst over wanneer wie ingeschakeld kan worden lijkt het dat de verwarde personen hier de dupe van zijn. Op basis van het interview en de theorie lijkt het dat politieagenten de hulpverlening niet inschakelen omdat ze de veronderstelling hebben dat zij niks doen. Vangnet en Advies lijkt mij juist de brug naar het sociaal werk. Zij hebben een netwerk en weten wie zij moeten inschakelen. Als politieagenten niet weten wie ze kunnen bellen is dat een gemiste kans voor een verward persoon die misschien dan al veel eerder in een hulpverleningstraject zou zitten.

Hoe er met een verward persoon wordt omgegaan verschilt qua persoon blijkt uit de interviews en observaties. Respondent tien heeft ervaren dat er een verschil zit in hoe lang iemand al politieagent is en zag verschillen tussen mannen en vrouwen.

“Ja, heel veel verschil, het is heel divers, ja. Het mooie is om te zien dat de oudere agenten de ervaren agenten … kunnen heel erg varen op hun routine. Die hebben natuurlijk al vaker met dit soort mensen te maken gehad en die weten precies hoe ze daar mee om moeten gaan en die gaan daar zorgvuldiger mee om dan uhm de jongere nieuwe agenten. De vrouwelijke agenten zijn toch al meer wat terughoudender en wat rustiger, wat meer meegaand.’’ (R10: 1700-1704).

Ook uit de observaties is terug te zien dat politieagenten verschillend met verwarde personen omgaan.

“De politieagenten reageren hier verschillend op.’’ (Observatie: 3294-3295). “De politieagent zegt wanneer hij niet rustig doet hij de man mee neemt naar het bureau.’’ (Observatie: 3296-3297).

“De andere politieagent geeft juist aan dat het handiger is om afstand te nemen en weg te gaan uit zijn huis.’’ (Observatie: 3300).

Tijdens de interviews kwam naar voren dat sommige politieagenten bepaalde inadequate houdingen en gedragingen laten zien bij de omgang met verwarde personen. En dat zij een bepaald stigma hebben over verwarde personen. Respondenten zeggen het volgende:

“Je hebt politieagenten die niet de-escalerend werken, die vanuit hun voorkomen en gedrag al snel olie op het vuur gooien.’’ (R9:1394).

“ … politieagenten hebben vanuit hun beroepskader … volgens mij een stigma, ze hebben ook een bepaalde denkwijze over personen met verward gedrag. Een gek is een gek en wat moet je er mee, wij kunnen er niks mee en de hulpverlening doet ook niks.’’ (R11: 1999-2002).

“Er zijn natuurlijk collega’s die heel macho zijn, altijd tegen iedereen, ongeacht of iemand verward is ja of nee. Bij iemand die verward is kan dat dan eerder escaleren.’’ (R12: 3101-3102).

Respondent 10 geeft aan dat hij vanuit zijn ambulancemedewerker rol deze gedragingen ook terugziet.

​Een collega van mij is aan het bellen met de crisisdienst en ik sta eigenlijk met de politie en het slachtoffer/ de verwarde persoon in de woonkamer. Dus de boel is eigenlijk gekalmeerd en alles is onder controle en er gebeurt niks. Maar dan is er op een gegeven moment een opmerking van een politieagent die helemaal niet … zijn

zaken niet zijn, en het niet toe doet. En die opmerking valt verkeerd bij die dame dus die begint helemaal uit haar dak te gaan. Hij maakte een opmerking die eigenlijk ja misschien wel leuk was bedoeld maar die vrouw raakt daar zodanig van slag dat ze dus springt op en wil die agent op zijn gezicht slaan.’’ (R10:1616-1622).

Theorie Reiner (2000) stelt dat politieagenten een traditioneel macho-karakter hebben en legt de focus op het ‘doe-karakter’ van het politiewerk. Waarbij een afkeer is van professionele kennis waarbij ‘boeven vangen’ wordt gezien als het ‘echte politiewerk’.

Lindt & Gras (2019) geven in hun boek aan dat de narratieve techniek, presentiemethode en de LEAP-methode aansluitende methodes zijn voor mensen die in een psychose zitten.

Bij de beroepshouding speelt de normatieve professionaliteit ook een rol omdat daarin de morele gevoeligheid zichtbaar wordt. Hij laat zien vanuit welke normen en waarden hij handelt. Wanneer je als sociaal werker of hulpverlener hier rekening mee houdt blijf je jezelf verbeteren en professionaliseren (Vries, 2019).

Eigen

interpretatie

Zowel de respondenten en de theorie stellen dat sommige politieagenten handelen vanuit een macho-karakter waarbij dominantie wordt uitgestraald. Dit heeft als gevolg dat belangrijke signalen gemist worden en dat de kans op hulp van sociaal werkers alleen maar kleiner wordt. Een verward persoon reageert op het agressieve gedrag waarbij de situatie juist kan escaleren zoals bij de bijschrijving van respondent tien hierboven.

Vanuit de resultaten van de interviews lijkt het dat sommige politieagenten