• No results found

De niet-beantwoorde arbeidsvraag

RECENTE ONTWIKKELING VAN DE ARBEIDSMARKT

Kader 1: De niet-beantwoorde arbeidsvraag

Het beeld van de Belgische arbeidsmarkt is niet volledig door het beschrijven van werkgelegen- heid en werkloosheid. Het aantal werkenden stemt immers overeen met de mate waarin ar- beidsvraag en -aanbod met elkaar overeenstemmen; het aantal werkzoekenden betreft het ar- beidsaanbod waar geen vraag tegenover staat. Daarnaast is er ook nog de niet-beantwoorde ar- beidsvraag, waarmee geen aanbod correspondeert. Het gaat dus om de beschikbare arbeids- plaatsen die niet ingevuld worden.

Informatie over deze vacatures is zeer relevant voor de analyse van de arbeidsmarkt. Niet al- leen vormt het verloop ervan een indicator voor de conjunctuurcycli (stijging van het aantal vacatures in opgaande fasen, en vice versa), ook het niveau op zich, al dan niet in vergelijking met het aantal werklozen, is interessant. Een groot aantal niet-ingevulde banen, in combinatie met een hoge werkloosheid, wijst immers op het voorkomen van mismatches op de arbeids- markt, bv. doordat het scholingsniveau van de werklozen niet overeenstemt met de op de ar- beidsmarkt gevraagde vaardigheden, of door een gebrek aan geografische mobiliteit.

De in België beschikbare gegevens over het aantal vacatures zijn, aangezien arbeidsbemiddeling een regionale materie vormt, afkomstig van de gewestelijke diensten (BGDA, FOREM, VDAB). Helaas hanteren deze hierbij elk een eigen methodologie. Zo nam de VDAB vanaf april 2003 bui- tenlandse vacatures op uit de Eures-databank, wat ten eerste een reeksbreuk in de vacaturesta- tistiek meebracht, maar er ten tweede ook voor zorgt dat de reeks geen precieze informatie mee bevat over het aantal vacatures en het verloop ervan op de Vlaamse arbeidsmarkt. Ook kunnen werkaanbiedingen binnen een bepaald gewest via verschillende kanalen worden ver- spreid (b.v. via kranten en particuliere actoren als de uitzendkantoren), en vervolgens aanlei- ding geven tot dubbeltellingen. Tevens wisselen de gewestelijke diensten onderling vacatures uit, wat dan wel bijdraagt tot het verkleinen van de mismatches op de Belgische arbeidsmarkt, maar in de op Belgisch niveau geaggregeerde statistieken aanleiding geeft tot dubbeltellingen indien de beide diensten de betreffende vacature opnemen. De door de gewestelijke diensten voor arbeidsbemiddeling afzonderlijk opgestelde gegevens verschaffen derhalve niet alleen geen precies beeld van de arbeidsmarktsituatie per gewest, maar kunnen bovendien ook niet geaggregeerd worden tot op Belgisch niveau. De vacaturestatistieken zijn derhalve niet geschikt voor economische analyses.

roepen, dit zijn de beroepen waarvoor de vacatures moeilijk ingevuld raken(1). Zo publiceren de

BGDA, de VDAB en de FOREM hierover regelmatig een verslag, waarin per knelpuntberoep het aantal vacatures is opgenomen en tevens de oorzaak van het knelpuntkarakter wordt aangege- ven(2). Deze kan van kwantitatieve (onvoldoende personen met het betreffende profiel) of kwa-

litatieve (discrepantie tussen de vereisten van de werkgever en het profiel van de werkzoeken- den) aard zijn, of te wijten aan de arbeidsomstandigheden (bv. een laag loon of ongezonde werkomstandigheden) waardoor werkzoekenden de voorkeur geven aan een ander beroep of een andere bedrijfstak. Aan de hand van deze informatie kunnen de betreffende diensten dan, bv. door het organiseren van opleidingen, pogen het probleem te verhelpen.

Aangezien deze lijsten worden opgesteld met het oog op de identificatie van de "moeilijke" be- roepen, en per definitie dus niet alle vacatures betreffen, zijn ze derhalve niet geschikt voor het onderzoek van de niet-ingevulde arbeidsvraag.

Productiebelemmeringen als gevolg van onvoldoende geschoolde arbeidskrachten1

Bron: NBB.

1 Vraag uit de kwartaalenquête naar de bezetting van het productievermogen in de verwerkende nijver-

heid. Saldo van positieve en negatieve antwoorden.

Ten slotte kan de mate waarin vacatures niet ingevuld raken beoordeeld worden aan de hand van enquêtegegevens. Zo bevat de door de Nationale Bank georganiseerde kwartaalenquête naar de bezetting van het productievermogen in de verwerkende nijverheid een vraag waarin gepeild wordt naar productiebelemmeringen als gevolg van een tekort aan gekwalificeerde ar- beidskrachten. Een stijging van het aantal ondernemingen dat een dergelijk probleem signa- leert, wijst op een toenemende krapte op de arbeidsmarkt. Ook dergelijke enquêtegegevens kunnen echter, wegens hun te partieel karakter, geen volledig beeld geven van de niet- ingevulde arbeidsvraag.

Een enquête die wel een algemeen beeld zou kunnen verschaffen is de zogenaamde "job vacan- cy survey" van Eurostat, waarin bij een representatief staal van ondernemingen gepeild wordt naar vacatures, waarvoor de werkgever actief stappen onderneemt om een kandidaat van bui- ten de onderneming te vinden om deze in te vullen. In België wordt deze enquête echter niet georganiseerd.

(1) Overigens verschillen deze lijsten nog van deze die, in overleg met de sociale partners, werden opge-

steld met het oog op de tewerkstelling van onderdanen van de Oost-Europese EU-lidstaten.

(2) Het meest recente verslag betreft de situatie in 2005 (BGDA (2006) en VDAB (2006)) en 2005-2006

(FOREM (2007)).

In de volgende hoofdstukken zullen respectievelijk de werkgelegenheid en de werkloosheid in een ruimer perspectief behandeld worden.

2. WERKGELEGENHEID

2.1. OPSPLITSING VAN HET RECENTE WERKGELEGENHEIDSVERLOOP

De vroegste publicaties van de nationale rekeningen bevatten, naast een summiere sectorale opsplitsing4, weinig details over de samenstelling van het werkgelegenheidsverloop. De arbeids- krachtentelling (EAK), daarentegen, verschaft wel veel details. Zoals in kaderstuk 2 wordt uit- eengezet, kunnen de beide bronnen echter niet zomaar door elkaar worden gebruikt, aangezien hun ontwikkelingen niet altijd vergelijkbaar zijn. In 2006, het laatste volledig beschikbare jaar, werd zowel in de EAK als in de nationale rekeningen echter een duidelijke werkgelegenheidsstij- ging van vergelijkbare orde van grootte opgetekend, waardoor de beschikbare uitsplitsingen, zeker indien ze worden uitgedrukt in procentuele groeibijdragen, toch betrouwbare informatie kunnen verschaffen.