• No results found

bart tromp

In document Voor een kabinet Donner–Cohen (pagina 46-53)

49

boekessay

Bart Tromp over mondialisering

het ermee aangeduide verschijnsel eveneens nieuw is. Maar of dat zo is, hangt af van de bete-kenis die men het woord geeft en zoals het geval is bij de meeste centrale begrippen in de politiek en de politieke wetenschap gaat het hier om een ‘wezenlijk betwist begrip’1. Jan Aart Scholte, de auteur van Globalization, een van de beste over-zichtswerken over dit onderwerp, onderscheidt vijf verschillende betekenissen, die alle verwij-zen naar grootschalige, structurele processen: > ‘internationalisering’, steeds omvangrijker bewegingen van mensen, goederen en informa-tie over de grenzen heen;

> ‘liberalisering’, de afbraak van allerlei state-lijke belemmeringen van het vrije verkeer van goederen, mensen en kapitaal;

> ‘universalisering’, het universeel worden van tijdrekening, geneeswijzen, Chinese restau-rants, spijkerbroeken en wat al niet;

> ‘modernisering’, met als varianten verwes-tersing of amerikanisering, de verspreiding van westerse opvattingen, standaarden, gewoonten; de opmars van kapitalisme en rationalisering; > ‘de-territorialisering’, het onbelangrijk wor-den van territoriale beperkingen van de sociale ruimte.2

Een heel andere definitie komt van Manfred Steger. Die noemt globalization het politieke programma van het neoliberalisme, dat op vijf punten is gebaseerd. Mondialisering is in dit programma (1) de liberalisering en wereldwijde integratie van markten, een (2) overmijdelijk en onontkoombaar proces, waarover () niemand enige controle uitoefent. Dit proces is verder (4) in ieders voordeel en bevordert () de versprei-ding van democratie over de hele wereld. Het is overigens niet moeilijk om nog veel meer defini-ties van mondialisering te verzamelen.

u

Wereldsystemen

Dat mondialisering zo’n lastig conceptueel probleem vormt, volgt uit het feit dat de sociale wetenschappen expliciet of impliciet altijd zijn uitgegaan van staten als de grootst mogelijke sociale of politieke eenheden. Geen wonder

dat ze zich geen raad weten met verschijnselen die supranationaal zijn, maar niet simpel tot ‘internationale betrekkingen’ of ‘internationale handel’ kunnen worden gereduceerd. De grote uitzondering op de regel vormt het perspectief van het wereld-systeem, waarvan Immanuel Wallerstein de grondlegger is.

Daarin zijn staten slechts onderdelen van een groter geheel, een wereld-systeem, waarbij de term ‘systeem’ verwijst naar een geheel dat afgegrensd is van zijn omgeving en waarvan de werking kan worden verklaard door interne processen, niet door factoren van buitenaf. De meeste wereld-systemen in de geschiedenis zijn wereldrijken geweest, die werden beheerst van-uit één politiek centrum. Wereldeconomieën, die wel een geheel vormen, maar niet centraal bestuurd worden, zijn door de eeuwen heen re-latief vluchtige verschijnselen geweest.

Maar de wereldeconomie die in de vijftiende eeuw ontstond in het westen van Europa, met perifere zones in de Amerika’s, heeft in de afgelopen vijfhonderd jaar alle andere wereld-systemen vernietigd en omvatte tegen het eind van de negentiende eeuw de hele geografische wereld. De dynamiek in dit moderne wereld-systeem berust op de het streven naar de ac-cumulatie van kapitaal enerzijds en de daarmee verbonden wedijver tussen de voornaamste staten om de meest gunstige positie in de we-reldeconomie anderzijds. Deze wewe-reldeconomie heeft altijd uit drie geografische zones bestaan. Een kern, waarin zich sterke staten bevinden en waar het gaat om productieve activiteiten met een hoge toegevoegde waarde; daartegenover een periferie waar staatsvorming mislukt ¬ tegenwoordig is de term failed states in omloop ¬ en die rechtstreeks of indirect beheerst wordt door kernstaten; en daartussenin de se-miperiferie, waarin staten bestaan die wel een zekere politieke zelfstandigheid hebben weten te handhaven ten aanzien van de kern, maar die economisch en technologisch achterlopen. In World-Systems Analysis geeft Wallerstein in honderd bladzijden een bevattelijk overzicht van zowel het theoretisch kader van

wereld-0

boekessay

Bart Tromp over mondialisering systeemanalyse als van de inzichten die deze analyse oplevert over de ontwikkeling van sta-tenstelsel en wereldeconomie in afgelopen vijf eeuwen ¬ en ook in de komende vijftig jaar. De verhandeling over de toekomst zal trouwe lezers van s&d niet onbekend voorkomen; hierin ko-men dezelfde zaken aan de orde als in het artikel van Wallerstein dat eerder in dit tijdschrift ver-scheen, onder de titel 2000-2050. De wereld die ons te wachten staat in 32 stellingen.4

Kenmerkend voor de intellectuele openheid van Wallerstein is dat hij dit toekomstperspec-tief in 1999 voorlegde aan een bont gezelschap van geleerden en commentatoren, van wereld-historicus William McNeill en columnist Wil-liam Pfaff tot de sociologen Johan Goudsblom, Shmuel Eisenstadt en Samir Amin. (De aankon-diging van de laatste dat hij een kleine interrup-tie wil maken doet gestaalde confereninterrup-tiegangers snel naar de koffiekamer vertrekken.) Als deel-nemer kan ik alleen maar getuigen van discus-sies op niveau, die Wallerstein echter niet tot het verwerpen van een van zijn stellingen konden brengen. Ze zijn enkele jaren later in boekvorm verschenen.

Waar het mij in dit boekessay eerst om gaat is dat binnen het perspectief van het wereldsy-steem ‘mondialisering’ niets nieuws is. De ka-pitalistische wereldeconomie is vanaf zijn oor-sprong een mondiaal systeem geweest. De bouw van een fluitschip in Amsterdam rond 1600 was net zo goed een proces van assemblage van ma-terialen en onderdelen uit de hele toen bekende wereld als die van een laptop vandaag de dag. Mondialisering in de betekenis van ‘wereld-wijde economische netwerken van productie en handel’ heeft in de afgelopen vijf eeuwen echter wel een duidelijke ontwikkeling doorgemaakt. Rond 10 bestreek deze wereldeconomie ¬ Wallerstein ontleent het begrip aan Fernand Braudels ‘économie monde’ ¬ delen van West-Europa en de Amerika’s, maar de geografische expansie is daarna nietsontziend doorgegaan tot er niets meer viel te incorporeren. Daarnaast is geografie in dit verband een misleidende di-mensie. In de vroege wereldeconomie vormden

achtereenvolgens Antwerpen en Amsterdam de centra van het kapitalisme. Maar enkele ki-lometers verderop leefden en werkten boeren die nauwelijks deel uitmaakten van die wereld-economie. Mondialisering in termen van het wereldsysteem kan dan ook zó worden begrepen dat een steeds groter deel van de wereldbevol-king geïntegreerd raakt in de wereldeconomie. Ook hier is het denken in termen van afzonder-lijke staten als homogene eenheden dus mislei-dend.

u

Moderne trends

Wie mondialisering allereerst definieert in ter-men van toeneter-mende integratie van de wereld-economie als gevolg van nieuwe technologieën, krijgt al gauw te horen dat dit helemaal geen nieuw verschijnsel is en dat de wereldeconomie, in termen van internationale handel en trans-nationale investeringen, in de hoogtijdagen van het Britse imperium al evenzeer geïntegreerd was. Met het uitbreken van de Eerste Wereld-oorlog veranderde dat, en dat wijst er volgens sommigen op dat mondialisering, in deze ter-men opgevat, niet een nieuw, maar een cyclisch fenomeen is.

Osterhammel en Petersson nemen in hun korte monografie (oorspronkelijk in het Duits verschenen) de positie in dat mondialisering een lange geschiedenis heeft. Ook al voordat van mondialisering sprake was, onderhielden verre delen van de wereld relaties met elkaar. Maar pas vanaf het moment dat die relaties geïnstitu-tionaliseerd raakten en meer dan een handvol mensen aangingen, kan van mondialisering gesproken worden. Handel over land en zee over grote afstanden zijn in de wereldgeschiede-nis geen nieuwe verschijnselen, geïntegreerde markten voor goederen, kapitaal en arbeid zijn dat wel ¬ die bestonden niet vóór het midden van de negentiende eeuw.

De auteurs onderscheiden vier fasen in het proces van mondialisering. Tot halverwege de achttiende eeuw bevorderen handel, imperia-lisme en religieuze solidariteit de expansie van

1

boekessay

Bart Tromp over mondialisering

intercontinentale relaties. Vanaf ongeveer 170 ontstaan, als gevolg van politieke en industriële revoluties in het Westen, netwerken van han-del, communicatie, migratie en transport die alles wat tot dan toe had bestaan verre gingen overtreffen. De derde fase begon rond 10 en duurde tot het einde van de Tweede Wereldoor-log. Deze werd gekenmerkt door pogingen om mondialisering in dienst te stellen van nationale politiek, vooral uiteraard door de grote mogend-heden. Daarnaast door de groei van wereld-wijde kapitaalbewegingen en de opkomst van programma’s om de wereld te ordenen, in een leninistische en een wilsoniaanse variant. In de jaren dertig kwam het echter tot een catastrofale inzinking van mondialiseringsprocessen. Na de Tweede Wereldoorlog herstelden de laatste zich en breidden zich uit met patronen van massa-toerisme, consumptie, media en vermaak. In de afgelopen kwart eeuw zijn er verande-ringen opgetreden die de na-oorlogse structuren van deze vierde fase hebben verzwakt of zelfs hebben geknakt. De auteurs noemen zes aspec-ten. De ontbinding van het Sovjet-imperium versterkte de groei naar een gecompliceerd multilateralisme; daarnaast en gedeeltelijk als gevolg daarvan was er de opkomst van niet-gou-vernementele organisaties die internationaal opereren, van Greenpeace en Amnesty Interna-tional tot criminele en terroristische netwerken. In de tweede plaats ontstond in deze periode een crisis van de verzorgingsstaat, die vaak gezien wordt als een consequentie van voort-gaande mondialisering. Maar Osterhammel en Petersson wijzen erop dat het de politiek van Thatcher en Reagan is geweest die deze ‘spon-tane’ economische mondialisering heeft veroor-zaakt.

In de derde plaats leidde deze liberalisering van internationale ruil tot een snelle uitbreiding en intensivering van het handels- en kapitaal-verkeer. Dit heeft twee kwalitatieve veranderin-gen teweeggebracht. De eerste verandering is de transformatie van multinationale ondernemin-gen tot transnationale firma’s, die een mondiale economische organisatie vormen welke

hiërar-chisch is in structuur, in plaats van een netwerk, bestuurd door markten. Dit is een van de ¬ zeldzame ¬ moeizame formuleringen in dit boek, die vertaald kan worden in de stelling dat de wereldeconomie steeds sterker bepaald wordt door enkele duizenden zeer grote ondernemin-gen, die wereldmarkten beheersen in plaats van dat zij er zelf door beheerst worden.

De tweede kwalitatieve verandering is de opkomst van nieuwe economieën, vooral in Oost-Azië. Maar in termen van wereld-systeem-analyse is dit geen nieuw, maar een normaal ver-schijnsel. In de wereldeconomie is sprake van een permanente stoelendans, waarbij staten van de ene zone naar de andere stijgen (of dalen). De Oost-Aziatische tijgers (en China) bewegen van de periferie naar de semi-periferie en op termijn wellicht zelfs naar de kern van het wereld-sy-steem, zoals Japan er eerder een eeuw over heeft gedaan uit de semiperiferie (de status die het wist te verwerven toen het na 10 gedwongen werd deel te gaan uitmaken van de wereldecono-mie) te promoveren tot kernstaat.

Het vierde aspect dat Osterhammel en Pe-tersson beschrijven is de bevordering van de economische mondialisering door de ontwik-keling van elektronische communicatie- en dataverwerkingstechnologie. De elektronische media zijn, in de vijfde plaats, bovendien een katalysator in het populariseren van de idee van mondialisering, al mag niet worden vergeten dat er een ‘digitale kloof’ bestaat tussen degenen die toegang tot deze technologie hebben en degenen die daar buiten staan. (Een van de best verkochte propagandisten van mondialisering, Thomas Friedman, tekent in zijn The Earth is Flat zonder commentaar de mening van Bill Gates6

op dat meer dan de helft van de wereldbevolking tot die laatste categorie behoort en zal blijven behoren.7)

In de zesde plaats leidt de toenemende inter-dependentie en integratie van de wereld ook tot een mondialisering van criminaliteit (handel in geld, vluchtelingen, nieuwe vormen van slaven-arbeid), die overigens nauw verbonden is met de legale handel en economie.

2

boekessay

Bart Tromp over mondialisering Dit alles heeft geleid tot de notie dat wij nu in het tijdperk van mondialisering leven. Maar dit idee relativeren de auteurs met kracht. Als er al een keerpunt in de richting van mondialisering is geweest, dan lag dat aan het ‘begin van de vroeg-moderne periode’, met de grote ontdek-kingsreizen, de slavenhandel en ‘ecologische im-perialisme’. Als het gaat om internationale han-del is het topjaar 191 in sommige aspecten nog niet geëvenaard. De notie van mondialisering als iets geheel nieuws komt ook voort uit het feit dat het vanzelfsprekende vertrekpunt van de meeste analyses van het fenomeen der Europese natiestaat is, die zelf een betrekkelijk nieuw verschijnsel. Europa was vóór de opkomst van de natiestaat bij voorbeeld veel meer ‘gemondi-aliseerd’ dan nu, zeker in cultureel en religieus opzicht.

Vervolgens rekenen Osterhammel en Peters-son af met enkele andere populaire ideeën over mondialisering. Nee, er is geen sprake van dat deze tot het einde van de natiestaat leidt; even-min is het gerechtvaardigd dit proces gelijk te stellen met verwestersing of Amerikanisering en hoe snel en gemakkelijk communicatie en verkeer tegenwoordig ook kunnen plaatsvinden, territorium zijn nog steeds een fundamenteel gegeven.

u

Ondernemers zonder grenzen

In de huidige discussie over ‘globalisering’ is een van de belangrijkste thema’s de rol van multina-tionale of transnamultina-tionale ondernemingen, niet alleen binnen de wereldeconomie als geheel, maar ook in hun relatie tot de staat. Dat wordt uiteengezet in de eerste zin van een boek gere-digeerd door Alfred Chandler en Bruce Mazlish, getiteld Leviathans9: van de honderd eenheden met het grootste Bruto Nationaal Product is on-geveer de helft een multinationale onderneming (mno). Zo gemeten zijn deze mno’s groter en rijker dan zo’n 12 natiestaten.

In wat de redacteurs in de ondertitel ‘the new global history’ noemen dient de analyse van mno’s tenminste evenveel aandacht te krijgen

als die van staten, het traditionele onderwerp van politieke geschiedschrijving en diagnose. Anders dan de ondertitel doet vermoeden bewe-ren de redacteubewe-ren niet dat er kort geleden een nieuw tijdperk van mondialisering is aangebro-ken, eerder dat de scheiding tussen politieke en economische geschiedenis een verkeerd perspectief op de ontwikkeling van de wereld-economie biedt. De eerste multinationale onder-nemingen zijn immers niet veel jonger dan die economie. Al was de Verenigde Oost-Indische Compagnie (1602) niet de allereerste, zij staat toch model voor vroege mno’s die overigens meer op staten dan firma’s leken, met een eigen leger en vloot.

De titel van deze bundel is een welbewuste verwijzing naar Thomas Hobbes, die de bijbelse naam Leviathan gebruikte om de moderne staat te benoemen. Welnu, zo argumenteren de redacteuren, in de jaren zeventig is een nieuwe Leviathan opgekomen, de multinational corpora-tion, waarvan al die eerdere multinationale on-dernemingen embryo’s zijn geweest. De bundel geeft een gevarieerd overzicht van de manier waarop deze mno’s qua geschiedenis, structuur, werkwijze en invloed beschouwd en beoordeeld kunnen worden. In dit opzicht is het een in-formatief en prikkelend boek, al moet de lezer het zonder duidelijke bevindingen stellen. Wat het namelijk mist is een heldere analyse van de relatie tussen staat en mno, terwijl dat juist op grond van titel en uitgangspunt mocht worden verwacht.

Voor Wallerstein is deze relatie juist de sleutel tot begrip van de werking van de kapita-listische wereldeconomie. In de inleiding van zijn World-Systems Analysis legt hij in nog geen tien pagina’s uit waarom staat en onderneming elkaar nodig hebben. Hoe zwakker de staat, hoe minder rijkdom kan worden vergaard met economisch productieve activiteiten. 10 Het te-leurstellende aan Leviathans is dat het boek zijn pretenties uiteindelijk niet waarmaakt: van een werkelijke integratie tussen politieke, instituti-onele en economische analyse is eigenlijk geen sprake.



boekessay

Bart Tromp over mondialisering

u

Transnationale politiek

Ook zij die het historische karakter van de mon-dialisering benadrukken, ontkennen niet dat deze de laatste kwart eeuw een nieuwe gestalte heeft aangenomen, al was het alleen maar omdat het besef van mondialiseringsprocessen zelf een mondialiseringsfactor is geworden. Een belangrijk element in dat besef is het inzicht dat vele politieke processen zich afspelen en dat vele politieke besluiten genomen worden op een transnationaal niveau, waar van democratische controle op zijn allerbest alleen in uiterst for-mele zin sprake is.

Een voorbeeld is gatt, de onderhandelingen over meer vrijhandel, die ruim veertig jaar als technische beslommeringen werden gezien, maar die vrijwel onmiddellijk met de instituti-onalisering van gatt tot de Wereldhandelsor-ganisatie (wto) een politiek karakter hebben gekregen. Wat zich nu voordoet is het ontstaan van een transnationale politieke ruimte, waarin enerzijds staten en nationale organisaties als politieke partijen optreden ¬ dat is als vanouds ¬ maar anderzijds allerlei transnationale anti- of anders-globalistische sociale bewegingen hun opwachting maken ¬ dat is nieuw.

Wanneer we mondialisering opvatten zoals Stegner dat doet, dus als een neoliberaal politiek project, dan rijst de behoefte aan een politiek antwoord ¬ en in het verband van dit bespre-kingsartikel: aan een sociaal-democratisch politiek antwoord. Een poging daartoe biedt Just World, een manifest van de Fabian Society, waarin van oudsher het denkend deel van de Labour Party zich organiseert. Het manifest is in feite een verzameling losse bijdragen die door een algemeen gedeeld vertrekpunt bijeen wor-den gehouwor-den. Dit luidt dat een rechtvaardige wereld gebaseerd dient te zijn op vier pijlers, te weten: de schepping van een nieuwe mondiale economische architectuur die (weer) nationale economische politiek mogelijk moet maken; mondiaal democratisch bestuur; billijke handel; en mondiale regulering van de activiteiten van staten en ondernemingen. Dat is niet niks.

In de bijdragen, die ¬ anders dan deze al-gemene uitgangspunten ¬ vrij concreet zijn uitgewerkt, worden uiteenlopende oplossingen en remedies voorgesteld en uitgewerkt, nadat in het eerste deel is uiteengezet wat er mis is aan de huidige inrichting van de wereld. Het gaat dan om de regulering van internationaal kapi-taalverkeer, de mogelijkheden van een transna-tionale belastingheffing (cf. de ‘Tobintax’), een nieuw mondiaal monetair stelsel (gebaseerd op de voorstellen die Keynes in 1944 in Bretton Woods deed, maar die voor de Verenigde Staten onaanvaardbaar waren), rechtvaardige interna-tionale handel en migratie, een internationaal milieuregime, versterking van internationale instituties op het terrein van mensenrechten en volkenrecht, en de vorming van mondiale demo-cratische lichamen.

Al deze voorstellen worden in kort bestek helder en overtuigend toegelicht. Maar het manifest geeft geen antwoord op de vraag langs welke weg zij kunnen worden gerealiseerd. Dat is pijnlijk genoeg in zijn algemeenheid, maar ze-ker als het gaat om denkwerk binnen een partij die onder Tony Blair juist de tegenovergestelde richting is ingeslagen ¬ of het nu gaat om de acceptatie van neoliberalisering in het algemeen (onder de slogan dat dit de keus voor ‘het radi-cale midden’ is) of het in strijd met de beginse-len van de internationale rechtsorde deelnemen aan een oorlog buiten de Verenigde Naties om. Daarover meldt het manifest niets en dat geeft het, hoe realistisch de erin vervatte plannen ook zijn in relatie tot de onderkende vraagstukken, toch iets wereldvreemds.

Dat geldt ook voor Global Covenant, het zo-veelste boek van David Held over mondiale democratie ¬ Held draagt overigens over dit thema ook bij aan het Fabian Manifesto. Als di-agnose en politieke plaatsbepaling is dit boek een uitstekend overzicht, al zullen sommigen zich wellicht ergeren aan de schoolse opzet, compleet met ‘boxen’ waarin het geschrevene als

In document Voor een kabinet Donner–Cohen (pagina 46-53)

GERELATEERDE DOCUMENTEN