• No results found

Voor Na 1 jr Na 2 jr Na 3 jr

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 96

De meeste waargenomen soorten zijn landelijk algemeen en het grootste deel van de waargenomen soorten (12 van de 17) overwintert als pop of vlinder. Er werden twee zeldzame aandachtsoorten voor hellingbossen gezien: Keizersmantel (Eyserbos) en Kleine ijsvogelvlinder (Limenitis camilla) (Wijlrebos). De waarneming van de Kleine ijsvogelvlinder (op 18 juni 2014) betrof vermoedelijk een incident: de vlinder ging een paar keer op de grond in de zon zitten en vloog daarna het proefvlak weer uit.

De Keizersmantel daarentegen lijkt bezig te zijn om zich op de viooltjesrijke kapplekken van het Eyserbos te vestigen. In 2010 en 2011 werd de soort incidenteel in de omgeving gemeld, maar in 2012 niet meer. Vestiging lijkt in 2013 te zijn opgetreden. In 2013 werden tussen 1 augustus en 4 september op zeven verschillende dagen Keizersmantels langs de bosrand waargenomen en ook één vlinder op de kapvlakte. Op 22 augustus werden zelfs 4

verschillende individuen tegelijk gezien. Op 1 augustus 2013 werd buiten de proefvlakken langs de bosrand een vrouwtje foeragerend op Koninginnenkruid waargenomen. Na enige tijd verdween ze het bos in om niet snel terug te keren (pers. med. D. Groenendijk).

Vergelijkbaar gedrag werd in de Eifel waargenomen voorafgaand aan ei-afzet (Wallis de Vries et al., 2013). In 2014 werden op 18 juni al drie Keizersmantels gezien, wat wijst op lokaal opgegroeide vlinders. Ook werden parende vlinders waargenomen. Daarna zijn tot 27 augustus regelmatig Keizersmantels gemeld, met een maximum van 5 individuen. Tijdens onze tellingen werden ze op drie telrondes gezien, met in totaal 10 vlinders, waarvan 6 in proefvlak B met 55% kroonbedekking. Hier werd ook inspectiegedrag van viooltjes door een vrouwtje waargenomen dat vaak vooraf gaat aan ei-afzet. Al met al lijkt overtuigend sprake van een lokale vestiging van de Keizersmantel na het uitvoeren van de kapbehandeling.

6a. Op de kapvlakten in het Eyserbos nam in het tweede jaar na de kap de bedekking van Donkersporig bosviooltje (Viola reichenbachiana) plaatselijk sterk toe. In combinatie met de aanwezigheid van verspreid staande bomen en de warme, op het zuiden geëxponeerde helling, vormen de tapijten van bosviooltjes een geschikt habitat voor de Keizersmantel (Argynnis paphia) (foto: Rein de Waal).

6a. In the clearings in the Eyserbos the cover of Early dog-violet (Viola reichenbachiana) locally increased strongly in the second year after cutting. In combination with the presence of scattered trees and the warm, south-exposed slope, the carpets of violets are a suitable habitat for the Silver-washed fritillary (Argynnis paphia) (photograph: Rein de Waal).

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 97

6b. De Keizersmantel is een belangrijke doelsoort van het hellingbosbeheer. Na in 2010 en 2011 al incidenteel in de omgeving te zijn waargenomen, lijkt de soort zich in 2013 te hebben gevestigd op de viooltjesrijke kapvlakten van het Eyserbos (foto: Patrick Hommel).

6b. The Silver-washed fritillary (Argynnis paphia) is an important target species of the slope forest management. After having been spotted incidentally in the surroundings in 2010 and 2011, it seems that the species has settled on the clearings rich in violets of the Eyserbos (photograph: Patrick Hommel).

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 98

6.2

Nachtvlinders

6.2.1 Aantal soorten

Op beide locaties samen werden in totaal over de periode 2011-2014 1651 individuen van 180 soorten Macro-nachtvlinders gevangen waargenomen (voor een volledige soortenlijst, zie Bijlage G). In beide gebieden werden ongeveer even veel soorten en individuen geteld (Eyserbos: 834 vlinders, 142 soorten; Wijlrebos: 817 vlinders, 144 soorten). Het aantal vlinders en soorten lag in 2014 een stuk lager, wat vooral kan worden verklaard uit het geringere aantal vangstrondes.

Speciale vermelding verdienen (1) soorten van bossen en bosranden waren (onderscheiden op basis van hun binding aan oude bossen: onderstreept), (2) soorten met een Rode Lijst- status (BE=bedreigd, EB=ernstig bedreigd, ZZZ=niet beschouwd maar zeer zeldzaam) en aandachtsoorten voor hellingbossen (*):

Berken-orvlinder (Tetheela fluctuosa) (Wijlre, 1 ex. in ongekapte plot)  BijvoetdwergspannerBE (Eupithecia innotata) (Eys, 1 ex. in ongekapte plot)

 BosrankdwergspannerBE,* (Eupithecia haworthiata) (beide locaties enkele exx., op ongekapte en gekapte plots)

 Bruine bosrankspannerBE,* (Horisme vitalbata) (Eys, 2 exx. in ongekapte plot)

Donkergroene korstmosuil* (Cryphia algae) (beide locaties, op ongekapte en gekapte plots)

 Egale bosrankspannerEB,* (Horisme tersata) (beide locaties, op ongekapte en gekapte plots)

Eiken-orvlinder* (Cymatophorina diluta) (Eys, 1 ex. in ongekapte plot)Gele oogspanner (Cyclophora linearia) (Wijlre, 1 ex. op gekapte plot)Gevlekte zomervlinder (Comibaena bajularia) (Eys, 1 ex. in ongekapte plot)

Grote spikkelspanner (Hypomecis roboraria) (beide locaties, vooral in ongekapte plots)  NekspindertjeEB (Cyclophora annularia) (Eys, 1 ex. in ongekapte plot)

Oranje iepentakvlinder ((Angerona prunaria) (beide locaties, vooral in ongekapte plots)  PrunusspannerEB (Aleucis distinctata) (Wijlre, 1 ex. op gekapte plot)

Spaanse vlag* (Euplagia quadripunctaria) (beide locaties, op ongekapte en gekapte plots)

Wit spannertje (Asthena albulata) (Wijlre, 1 ex. in ongekapte plot)

Witvlekbosrankspanner* (Melanthia procellata) (beide locaties, op ongekapte en gekapte plots)

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 99

Figuur 6b: Aantal soorten (a) en individuen (b) Macro-nachtvlinders in de hellingbossen van Eys en Wijlre vóór de kapbehandeling (2011) en erna (2013-204), met ook de

soortenrijkdom van soorten met een Rode Lijst-status (c). Aangegeven is het percentage kroonbedekking van de behandeling per proefvlak.

Figure 6b: Number of moth (Macrolepidoptera) species (a) and individuals (b) in the slope woodlands of Eys and Wijlre before (2011) and after (2013-2014) the cutting treatments, with the species richness of Red-Listed species (c). The percentage remaining crown cover is indicated for each plot treatment.

Zeven waargenomen soorten hebben een Rode Lijst-status (ernstig) bedreigd of waren, in het geval van de Zwartrandgrasuil, zo zeldzaam dat aan de soort geen Rode Lijst-categorie is toegedeeld. Zeven, merendeels andere soorten hebben een binding aan oude bossen en werden ook vooral in de ongekapte plots gezien. Drie van de vier aan bosrank gebonden soorten werden zowel op gekapte als ongekapte plots gezien; alleen de Bruine

bosrankspanner werd alleen in de ongekapte situatie gevonden. 0 50 100 150 200 250 300 100 55 35 100 55 35

Eys Eys Eys Wijlre Wijlre Wijlre

A

ant

al

b) Nachtvlinders - Aantal vlinders totaal Voor Na 1 jr Na 2 jr Na 3 jr 0 2 4 6 8 10 12 14 100 55 35 100 55 35

Eys Eys Eys Wijlre Wijlre Wijlre

A

ant

al

c) Nachtvlinders - Aantal soorten Rode Lijst Voor Na 1 jr Na 2 jr Na 3 jr 0 10 20 30 40 50 60 70 80 90 100 55 35 100 55 35

Eys Eys Eys Wijlre Wijlre Wijlre

A

ant

al

a) Nachtvlinders - Aantal soorten totaal Voor Na 1 jr Na 2 jr Na 3 jr

Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit 100

In tegenstelling tot de dagvlinders was er bij de nachtvlinders sprake van een forse afname van zowel het aantal soorten als het aantal individuen in de behandelde proefvlakken (55% en 35%), zowel in het Eyser- als het Wijlrebos (Figuur 6b). Het aantal soorten en individuen was in 2013 ook beduidend lager in beide gekapte proefvlakken dan in de ongekapte

controle, waar het aantal soorten vergelijkbaar was met de situatie vóór de kap. In 2014 was het aantal soorten (door het kleinere aantal vangstrondes) over de hele linie lager. De verschillen waren sterk vergelijkbaar voor soorten met een Rode Lijst-status.

Het aantal soorten in de gekapte proefvlakken ten opzichte van de controle was op de zuidelijk geëxponeerde helling van het Eyserbos lager dan op de noordwestelijk

geëxponeerde helilng van het Wijlrebos (Figuur 6c: gemiddeld over twee jaren en twee behandelingen respectievelijk 43% en 76%). In het Wijlrebos werd het verschil met de controle in het tweede jaar na kap wat kleiner (gemiddeld over beide behandelingen 87% vs. 66% in jaar 1). In het Eyserbos werd het verschil in het derde jaar na kap juist iets groter dan in het tweede (gemiddeld over beide behandelingen 38% in jaar 3 vs. 48% in jaar 2). Het verschil tussen de twee kapbehandelingen was over het geheel gering en wees voor de twee locaties in een verschillende richting: in het Eyserbos was de soortenrijkdom in de onderzochte periode geringer bij 55% kroonbedekking dan bij 35%, terwijl dat in het Wijlrebos in het tweede jaar na kap andersom was met een zelfs vergelijkbare soortenrijkdom bij 55% kroonbedekking met die in de controle.

Figuur 6c: Percentage van het aantal soorten nachtvlinders in de open gekapte proefvlakken (55 en35% kroonbedekking) ten opzichte van de ongehakte controle op de locaties Eys en Wijlre.

Figure 6c: Percentage of moth species in the cut plots (55 and 35% crown cover) relative to the uncut control on the locations Eys and Wijlre.

6.2.2 Onderscheid naar biotoop

Van de nachtvlinders kunnen de meeste waargenomen soorten getypeerd worden als soorten van bosranden (115 soorten); 26 soorten staan bekend als bossoorten, 31 als soorten van open landschappen en 8 als generalisten zonder duidelijke habitatvoorkeur.

De soortenrijkdom van bossoorten namen na kap, zoals mocht worden verwacht, het sterkste af en bleef het hoogst in de ongekapte controle (Figuur 6d-a). De respons van de grotere groep van bosrandsoorten was opmerkelijk vergelijkbaar met die van de bossoorten (Figuur 6d-b). De soorten van open landschappen waren toch ook nog redelijk

vertegenwoordigd in de ongekapte controle en namen na kap niet in aantal af (Figuur 6d-c). Mogelijk zijn dit mobielere soorten die ook in bossen nog met een behoorlijke kans aan te

0 20 40 60 80 100 120 55 35 55 35

Eys Eys Wijlre Wijlre

%