• No results found

1.16 == AZ31b; H12; Ontstaan en ontwikkeling van denkvermogen (in wording)

1.16.1 – 1 Beschrijving kort 1.16.2 – 2 Beschrijving door CD

1.16.2.1 12.1 We gaan ons nu bezighouden met het begin van “Denkvermogen”, en het is noodzakelijk dat deze grondbeginselen duidelijk worden begrepen.

1.16.2.1.1 12.1.1 DF noemt zowel H11 en H12 “noodzakelijk” om te begrijpen. Tegelijkertijd zijn het conceptueel lastige hoofdstukken. Zij beschrijven begrippen en wetmatigheden die geïllustreerd worden met delen van de metafoor, die op zichzelf conceptueel ook lastig is.

1.16.2.1.2 12.1.2 Begin H11: “zeer noodzakelijk” om bewustzijn te begrijpen.

1.16.2.1.3 12.1.3 “Begin van denkvermogen”: denkvermogen in een universum: goddelijke vonken die met hun zaadatoom lichamen gaan vormen. De “implantatie” van Logoïsch bewustzijn in Zijn Universum.

1.16.2.2 12.2 Er is u al verteld dat beweging van elk object een spoor in ruimte achterlaat. Het object komt tot rust, maar de beweging, los van het object, gaat door als pure beweging.

1.16.2.3 12.3 Het is pure beweging – beweging in het abstracte – die aanleiding gaf tot de Kosmos. Deze beweging deed uiteindelijk de opgesloten knooppunten van tegengestelde krachten ontstaan die de primaire atomen zijn. Het is de beweging van deze atomen die de basis vormt van manifestatie.

1.16.2.3.1 12.3.2 Al eerder gezegd: iets wat opgesloten wordt heeft een begrenzing en is daarom manifest.

1.16.2.4 12.4 Manifestatie is, zoals u weet, geassocieerd met de beweging van objecten, maar “Leven”, “Geest”, “God” zijn abstract, en zij zijn gebaseerd op pure beweging die geen verband houdt met enig object.

1.16.2.4.1 Manifestatie van objecten: zoals van de atomen

1.16.2.4.2 “abstract” en “pure beweging”: ringen, stralen en gebieden

1.16.2.5 12.5 In onze studies hebben we het punt bereikt waar de reflecties van de Kosmische atomen, verzameld rond een Grote Entiteit, de primaire materie van een universum heeft gemaakt. Deze primaire materie is geordend en

georganiseerd in een miniatuur Kosmos door de reflectie van de microkosmische reproductie van de Kosmische macrokosmos in een Grote Entiteit.

1.16.2.5.1 12.5.2 Elk k.atoom emaneert zichzelf. De auteur noemt dit reflectie, waarschijnlijk omdat bij de recapitulatie die tijdens de emanatie plaatsvindt een reflectie plaatsvindt op de geheugeninhouden die gerealiseerd worden.

1.16.2.5.2 12.5.3 De primaire materie is geordend: de u.atomen reageren op de reflectie van de kosmische structuur door de GE, zoals u.Ringen, u.Stralen en u.Gebieden.

1.16.2.6 12.6 U zult zich herinneren dat in de evolutie van de Kosmos de eenvoudiger soorten atomen zich vestigden in hun gebieden, maar dat de meer complexe typen van atomen zich niet konden vestigen omdat hun grotere omvang hen noopte om te reageren op de centrifugale krachten van de Kosmos met een overeenkomstige kracht. In plaats van vastgehouden te worden op het zevende gebied door de synthese van krachten, vervolgden zij hun uitgaande pad totdat zij botsten tegen de Ring-niet-verder en werden teruggestuurd naar de Centrale Stilte.

1.16.2.7 12.7 Evenzo trekken in een universum de atomen van elk gebied hun sporen in ruimte, maar omdat er geen vasthoudendheid van actie is heffen zij elkaar wederzijds op. Deze sporen vormen de elementaire essentie van elk gebied. Maar díe atomen die té complex zijn in structuur om zich te vestigen op een gebied zijn uitgegaan naar het buitenste gebied en keren vandaar terug, niet naar een Centrale Stilte maar naar een centraal punt waar het Ongemanifesteerde “opwelt” en manifest wordt. Dat wil zeggen, het is in déze fase van zich ontwikkelende

manifestatie, waarin nieuwe aspecten van het Logoïsch bewustzijn worden gerealiseerd, dat deze reizende atomen hun dichtstbijzijnde affiniteit vinden.

1.16.2.7.1 12.7.2 “geen vasthoudendheid van actie“: hier wordt w.s. bedoeld: chaotische beweging; chaos komt niet in geheugen. Aanvankelijk liggen in een universum alle gebieden door elkaar.

1.16.2.7.2 12.7.3 In de Kosmos ontstond regelmaat wanneer twee k.atomen gelijk opgingen en daardoor hun spoor versterkten. Maar in het universum heffen die sporen elkaars werking op.

1.16.2.7.3 12.7.4 “Nieuwe aspecten van het Logoisch Bewustzijn worden gerealiseerd”: de GE reageert op acties en reacties in het Universum.

1.16.2.7.4 12.7.5 “Centraal punt waar het Ongemanifesteerde opwelt”. Dat ongemanifesteerde is volgens H12.8 de Kosmos.

Wat tot nu toe alleen maar kon opwellen zijn de reacties van de GE op het zich ontwikkelende universum. Zou je

“wijsheid” kunnen noemen vanuit het bewustzijn van de GE. Dat werd genoemd: “stromen”.

1.16.2.8 12.8 U zult zich herinneren dat eerder is gezegd dat de beweging van een object een spoor van pure beweging in het Ongemanifesteerde achterlaat (en vergeet niet dat de Kosmische toestand ongemanifesteerd is wanneer bekeken vanuit het oogpunt van een universum). De Logoïsche beelden moeten daarom overgaan van een Kosmische naar een manifeste conditie. In die overgang gaan zij door een fase die identiek is met die staat van bestaan van de sporen in ruimte die worden getrokken door de beweging van een object. Daarom, van dezelfde natuur zijnde, kunnen zij de sporen in ruimte beïnvloeden die aldus getrokken zijn.

1.16.2.8.1 12.8.2 Dit zijn de twee wetten van beïnvloeding TD en BU. Die beïnvloedingen gaan door een identieke fase waar zij elkaar kunnen beïnvloeden. De wijsheid van de GE (patronen van actie-reactie) grijpt dus aan op de sporen in ruimte (de “ziel”).

1.16.2.8.2 12.8.3 “Manifest” = in een universum, op het hoogste gebied.

1.16.2.8.3 12.8.4 Wat betekent “moeten daarom”? Misschien als: “gaan daarom over”.

1.16.2.8.4 12.8.5 Doordat een object zich beweegt op een regelmatige manier ontstaat een spoor in ruimte. Dat spoor kan beïnvloed worden door de Logoische beelden.

1.16.2.8.5 Toepassing: opvoeding is pas mogelijk bij regelmaat.

1.16.2.9 12.9 Deze sporen in ruimte zijn altijd van de aard van een gesloten figuur – zoals de tangentiële sporen van atomen.

Wanneer de verschillende Logoïsche concepten extern worden gemaakt dan worden deze atoomsporen door hen beïnvloed en reproduceren zo in miniatuur de Logoïsche fasen. Aldus zie je grote aantallen reizende atomen terugkeren naar het creatieve centrum. Zij worden als het ware gebaad in de invloeden van de Logoïsche ideeën.

1.16.2.9.1 “en reproduceren zo in miniatuur de Logoïsche fasen” – de Logos brengt naar buiten zijn herinnering aan Zijn eigen ontwikkeling, die gefaseerd verliep. Die herinnering draagt hij nu over aan de sporen, als superposities op de banen van hun figuren. Het zijn de patronen van reageren, zoals opgebouwd door de Logos.

1.16.2.10 12.10 Deze Logoïsche ideeën bouwen natuurlijk het raamwerk van het universum op en creëren aldus een enorme replica van de Grote Entiteit die zelf een replica is van de Kosmos; maar binnen dat universum zijn de sporen in ruimte van de reizende atomen – niet de atomen zelf – ook replica’s van de Logos, om de gegeven redenen.

1.16.2.10.1 Vgl. chromosomen die zich in elke cel delen.

1.16.2.11 12.11 Aldus heb je op het zevende gebied van een universum, verzameld rond het creatieve centrum, grote aantallen van entiteiten met twee naturen.

1.16.2.12 (a) Een reizend atoom dat, omdat het door alle gebieden is gegaan, de reacties heeft ervaren van alle gebieden en

daarom kan reageren op elke respectievelijke manier wanneer onderworpen aan de stimuli die die reactie produceert.

1.16.2.13 (b) Er is ook, toegevoegd aan dit atoomlichaam, het spoor in ruimte dat het beschreef in zijn atoomdans. Alle andere atomen hebben ook zo'n spoor, maar, in het geval van een reizend atoom dat teruggekeerd is naar het originele creatieve punt, is dit spoor in ruimte beïndrukt met het Logoïsch beeld, en dit onderscheidt het van wat nu mag worden genoemd de “niet-levende” atomen.

1.16.2.13.1 Hier wordt voor het eerst een definitie van leven gegeven: bewegend volgens het Logoïsch beeld. Dat is actief in het eerste gebied

1.16.2.14 12.12 Deze atomen zijn onder invloed gekomen van het Logoïsche zelfbewustzijn en hun sporen in ruimte werden genoopt om te reageren op die invloed door de sympathische inductie van trilling, zodat zij miniatuur reflecties zijn geworden van de Logos.

Eerder hadden zij slechts een tangentiëel spoor van beweging gegenereerd dat een eenvoudig ritme had van de herhaling van die circulaire beweging.

Nu hebben zij echter een afdruk gekregen van de Logoïsche trillingen met hetzelfde ritme als waarmee de Logos vibreert.

1.16.2.14.1 Zo'n reizend atoom:

1.16.2.14.1.1 Heeft de reacties ervaren van alle gebieden en kan reageren op alle manieren 1.16.2.14.1.2 Wordt een miniatuur reflectie van de Logos, via zijn atoomspoor/spoor in ruimte

1.16.2.15 12.13 Herinner u nu dat een herhaling van cirkelvormige bewegingen aanleiding geeft tot een ritme en dat een vibratie gewoon het afdrukken is van een ritme op één gebied op de substantie van een ander. De Logoïsche ritmes laten daarom de reizende atomen van het universum die hun invloed ervaren met hetzelfde ritme vibreren.

1.16.2.15.1 Dit is een uitleg van het afdrukproces zónder het spoor; iets gecompliceerder:

1.16.2.15.1.1 Het spoor in ruimte van het u.atoom is op hetzelfde gebied als de Logos. Door inductie (op hetzelfde gebied) of resonantie krijgt het een afdruk.

1.16.2.15.1.2 Het spoor hoort bij het u.atoom en beïnvloedt dat.

1.16.2.16 12.14 Het is daarom dat de reizende atomen van een universum de mogelijkheden van reactie bevatten waartoe de aard van de Logos in staat is. Dat wil zeggen dat de Logos – of Grote Entiteit – in de loop van Zijn Kosmische Evolutie bepaalde typen van reactie heeft verworven die zijn gebouwd in samengestelde ritmes, en deze samengestelde ritmes zijn gebouwd in grote akkoorden. Deze akkoorden zijn een reeks van ritmes binnen ritmes – loops in loops, om een andere metafoor te gebruiken. Het zijn deze samengestelde ritmes die worden afgedrukt op de reizende atomen van het universum wanneer zij die fase van bestaan naderen waar het Ongemanifesteerde tot manifestatie komt. En door de ontwikkeling van hun eigen aard zijn zij in staat om contact te maken met dat wat relatief ongemanifesteerd is in hun fase van bestaan.

1.16.2.16.1 Zie ook 12.16

1.16.2.16.2 “Afgedrukt”: door de Goddelijke Vonken = de sporen in ruimte die de afdruk van de Logos krijgen. Zie verderop.

1.16.2.17 12.15 Nu zet het concrete bewegen van een atoom een abstract bewegen van pure beweging op. Pure beweging is het kenmerk van de Kosmos en is daarom van hetzelfde type van bestaan als een Grote Entiteit of Logos. Zodat elk bewegend atoom in het universum, door zijn beweging, een tegenhanger van zichzelf creëert, van hetzelfde type van bestaan als dat wat de Kosmos vormt, dus van dezelfde aard als de Logos van zijn universum, en daarom in staat tot wederzijdse reactie met die Logos. De atomen van de gebieden, als zij zich gevestigd hebben op hun gebieden, komen niet in rechtstreekse aanraking met het denkvermogen van de Logos in zijn realisatie van concepten; de reizende atomen echter, omdat zij niet gevestigd zijn op een gebied, zijn niet gebonden aan hun vormen – zijn niet gestabiliseerd – en keren daarom terug naar een primitieve conditie nadat zij een hoge geëvolueerde toestand hebben bereikt, en de krachten van die primitieve conditie kunnen hen niet beïnvloeden zoals zij de atomen van hun eigen gebied wél kunnen beïnvloeden.

1.16.2.17.1 Nu zet het concrete bewegen van een atoom een abstract bewegen van pure beweging op -> dat wordt het spoor in ruimte genoemd.

1.16.2.17.2 “zijn niet gebonden aan hun vormen”: op elk gebied dat zij bij terugkeer verlaten laten zij de atomen van dat gebied los. Als zij het eerste gebied binnengaan dan hebben zij de atomen van alle andere gebieden achtergelaten. Ze zijn daarom teruggekeerd naar een primitieve conditie = het eerste gebied.

1.16.2.17.3 Denkvermogen van de Logos: het realiseren van concepten en deze verbeelden.

1.16.2.17.4 “de atomen van de gebieden, als zij…niet in rechtstreekse…” niet rechtstreeks, omdat zij niet op het eerste gebied

zijn.

1.16.2.17.5 “De krachten van die primitieve conditie kunnen hen niet beïnvloeden” omdat zij al door alle gebieden zijn heen gegaan en alle reactiepatronen al hebben vergaard. Zij zijn stabiel geworden.

1.16.2.18 12.16 Deze reizende atomen zijn daarom ontsnapt aan de wetten van het gemanifesteerde universum dat in vormen bindt (want het universum zelf is een gedachtenvorm) en zijn daarom blootgesteld aan dezelfde wetten die de Logoïsche natuur conditioneren, en ontvangen daardoor een afdruk die identiek is aan die welke de Kosmos heeft ingeprent in de Logos – “God maakte de mens tot Zijn beeld en gelijkenis”.

1.16.2.18.1 Dit Bijbels citaat kan ook inhouden: de mens bestaat al, in aanleg, maar God maakt hem tot zijn beeld en gelijkenis, door de afdruk.

1.16.2.18.2 k.atoom -> reflectie -> u.atoom, kan reizend u.atoom worden. Alsdan krijgt het een abstract/Kosmisch aspect (want het spoor van het reizend u.atoom op het eerste gebied is op Kosmisch niveau), dit kan gestempeld worden.

1.16.2.19 12.17 Na deze afdruk te hebben ontvangen gaan deze atomen verder met om zich heen andere atomen te verzamelen, omdat het spoor in ruimte dat een duidelijke ritmische cirkelvormige beweging kreeg afgedrukt en niet langer een schietende tangentiële Brownse beweging uitvoert, een wervel opzet. De wervel trekt andere atomen in de sfeer van zijn beweging en houdt hen ronddraaiend bij zich.

1.16.2.19.1 Atomen die een Brownse beweging uitvoeren kunnen geen andere atomen om zich heen verzamelen.

1.16.2.19.2 Dit gebeurde dus ook met de GE in de Kosmische fase

1.16.2.20 12.18 U hebt dan deze conditie: een atoom, de reflectie van een Kosmisch atoom, dat te complex is om zich te vestigen op een gebied van manifestatie, keert terug naar het Centrum. Het heeft door zijn beweging een circuit van pure beweging ontwikkeld dat van een Kosmisch type van manifestatie is. Zijn Kosmisch aspect is gestempeld met de afbeelding van het Logoïsch beeld, afgestemd op het Logoïsch ritme door het beschreven proces. Dit abstract aspect van het atoom, aldus met kwaliteiten geconditioneerd, zorgt er voor dat zijn concrete aspect beweegt met een cirkelvormig ritme van een overeenkomstig type. Dit circulaire ritme, aldus constant gehouden, en te onderscheiden van de tangentiële bewegingen van de atomen van de gebieden, zet een wervel op, en de atomen om hem heen worden in die wervel getrokken.

1.16.2.20.1 Deze beschrijving opgebroken in onderdelen:

1.16.2.20.2 Het reizend atoom wordt zaadatoom, heeft kennis van alle ondergebieden.

1.16.2.20.2.1 Term “zaadatoom”: de inherente bewegingen kunnen zich kopieren naar andere atomen 1.16.2.20.3 12.18.3 Zijn spoor van pure beweging wordt gestempeld -> Goddelijke Vonk 1.16.2.20.4 12.18.5 Het stempel zorgt voor een cirkelvormig ritme van het zaadatoom 1.16.2.20.5 12.18.6 Daardoor verzamelt het zaadatoom atomen van het zevende u.gebied.

1.16.2.21 12.19 Aldus hebben we een Kosmische trilling van pure beweging die een reizend atoom in een bepaald type van beweging houdt. Het reizend atoom, door zijn beweging, trekt andere atomen van het gebied waarop dit plaats vindt aan in zijn baan, en houdt hen daar.

1.16.2.21.1 “Hun spoor in ruimte wordt beïnvloed door de Logoïsche beelden”. Dit spoor brengt de reizende atomen in een cirkelvormige beweging. Deze veroozaakt een wervel waarin de atomen van dat gebied getrokken worden.

Soortgelijk als bij de GE die op weg is om een Universum te vormen.

1.16.2.21.2 Vgl. de mens die in zijn persoonlijkheid anders wordt door een zielservaring. Trekt daarna anderen aan.

1.16.2.22 12.20 Deze drie aspecten zijn: -

1.16.2.23 (a) De Vonk van Kosmische of Goddelijke bezielende Geest die eerder was beschreven als een spoor in ruimte gemaakt door het atoom.

1.16.2.24 (b) Het atoom, dat het begin is van een voertuig en aan u bekend is als het zaadatoom.

1.16.2.25 (c) De atomen van het zevende gebied die in de baan van het zaadatoom zijn getrokken en die zijn lichaam van het zevende gebied vormen.

1.16.2.25.1 W.s. wordt bedoeld: de 3 aspecten van een zaadatoom

1.16.2.25.2 (a) spoor in ruimte van reizend u.atoom= circuit van pure beweging, dat door de Logos gestempeld wordt.

Daardoor wordt het een Goddelijke Vonk.

1.16.2.25.3 (b) Dat zaadatoom is door alle ondergebieden gegaan en kent alles. Beweegt in overeenstemming met zijn Goddelijke Vonk.

1.16.2.25.3.1 (c) . NB: hier wordt voor het eerst “zaadatoom” genoemd. Is dus een reizend atoom dat ervaring heeft opgedaan op alle gebieden. Het zaadatoom is analoog aan een GE die tevoorschijn komt om een Universum te vormen.

1.16.2.25.4 (c) Is duidelijk.

1.16.3 – 3 Uitleg van de CD

1.16.3.1 12.21.2.1 In de kosmische fase ontstond een GE door evolutie. In de universum fase beïnvloedt de Logos de evolutie van de universum-atomen. Dat geeft een versnelling.

1.16.3.2 12.21.2.2 Iha: nesting ontstaat door een Entiteit, of beter: de beïnvloeding van leven in een laag gebeurt door entiteiten in een hogere laag, bijv. uit een hierarchie. De resulterende evolutie gaat sneller dan in een laag daar boven.

1.16.3.3 12.21.2.3 Zo kan een mens óók leven beínvloeden in een laag die door hem gemaakt wordt, bijv. gezin, bedrijf, gemeente, land etc. Dan zullen de kosmische wetten ook weer gelden, zoals mijn 9-tal.

1.16.3.4 12.21.2.4 (samenvatting) De atomaire concepten vormen de elementaire essentie van het Universum. Het zijn daarvan de atomen. Zij zijn onderhevig aan de door de GE geprojecteerde Ringen, Stralen en Gebieden. Zij kunnen daarin statisch worden of gaan reizen. Als ze reizend zijn vormen ze een abstract aspect = spoor in ruimte. Als zij dichtbij de Logos komen kunnen zij gestempeld worden en tot een Goddelijke Vonk worden. Die zorgt er voor dat het reizend atoom (van het Universum) een aangepaste, circulaire beweging gaat maken. Dit induceert andere statische atomen van het Universum om in een baan rond het reizend atoom te komen. Dit wordt Zijn “lichaam”.

1.16.3.5 12.21.2.5 Als ze dichtbij de Logos komen zijn ze door alle gebieden heengegaan en hebben daarvan kennis of reactiepatronen verzameld. Zij zijn pelgrims geworden, vergelijk het Urantia boek. Ze worden daardoor steeds robuuster. Dan kan het logoïsch beeld ook permanent afgedrukt blijven.

1.16.3.6 12.21.2.6 Deel 2

1.16.3.6.1 31.34 De "Goddelijke Vonken" en de Grote Entiteit die de Logos van ons systeem is hebben een gemeenschappelijke oorsprong in hun Primaire (kosmische) Atomen die uit het Grote Ongemanifesteerde voortvloeien. Deze Primaire Atomen van een Goddelijke Vonk voordat die Vonk onder de invloed van de Logos komt kunnen worden genoemd de "Zaadatomen". (Dit "Zaadatoom" verwijst naar de Kosmos en het verschil met het "Zaadatoom" vermeld op het einde van hoofdstuk XII is duidelijk.)

1.16.3.6.2 31.46 Alleen de meer geëvolueerden van de Kosmische atomen die werden overgebracht door de Grote Entiteit werden reizende atomen in Haar universum bij het begin van de zonne-evolutie en ontvingen de Logoïsche Afdruk op hun "sporen in ruimte". Deze - niet inbegrepen de Eerste Drie zwermen die verschillend zijn - hebben betrekking op de menselijke evolutie en onder hen zijn verschillen in de mate van ontwikkeling veroorzaakt door factoren die inherent zijn aan hun samenstelling.

1.16.3.6.3 31.47 De levenloze atomen zijn minder ontwikkeld dan de reizende atomen en ontvangen de Logoïsche Indruk tijdens de Zonne-evolutie naar de mate van hun ontwikkeling omdat zij, in en van het Solaire universum zijnde (hun concepten werden gebruikt om hen te creëren), voortdurend worden gebaad in de Logoïsche invloeden en hen langzaam absorberen. Op deze wijze krijgen we de Overzielen van planten- en dierenleven, deze Overzielen die voortvloeien uit de levenloze atomen die geleidelijk aan een Logoïsche Indruk verwerven.

1.16.3.6.3.1 Dat moeten atomen van het eerste universum gebied zijn 1.16.4 12.21.3 Openstaande vraag: wanneer ontstaat Leven?

1.16.4.1 Ad. 12.11 Wat maakt een Logos meer dan een kosmisch atoom?

1.16.4.1.1 Hij kent alles. Is door de gehele Kosmos gereisd.

1.16.4.2 Ontstaat daardoor leven?

1.16.4.2.1 Leven moet tenminste aanwezig zijn in het Ongemanifesteerde.

1.16.4.3 Wanneer is de Logos, als Reizend Atoom, zelf levend geworden?

1.16.4.3.1 Uiterlijk toen Hij, als GE, voor het laatst terugkeerde naar de Centrale Stilte

1.16.4.3.2 De Logos is daarmee een spiegel geworden van het Ongeopenbaarde. Het Ongeopenbaarde kan zich daarom in de Logos verwekken.

1.16.4.3.3 Wet wanneer een organisme compleet is geworden dan kan iets nieuws toegevoegd worden.

1.16.4.4 Vergelijk: “wie de wijsheid dient heeft het leven lief”. Leven, vrijheid, vreugde, expressie, uitstromen, geen

1.16.4.4 Vergelijk: “wie de wijsheid dient heeft het leven lief”. Leven, vrijheid, vreugde, expressie, uitstromen, geen