• No results found

1 Waar kom ik vandaan beschrijving van Sectie II

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "1 Waar kom ik vandaan beschrijving van Sectie II"

Copied!
74
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

1 “Waar kom ik vandaan” – beschrijving van Sectie II

1.1 ==== Sectie II = H8-H17 De evolutie van de Logos en Zijn Regenten

1.2 == AZ18; H6; GE gaat uit de Centrale Stilte naar eigen gebied (in wording)

1.2.1 – 1 Beschrijving kort

1.2.1.1 Wanneer een positief getijde van de Ring Chaos intreedt worden de Grote Entiteiten in de Centrale Stilte naar de periferie getrokken.

1.2.2 – 2 Beschrijving door CD

1.2.2.1 6.3 De invloeden van de Ring-Kosmos en de Ring-Chaos moeten nu goed begrepen worden. Wanneer de invloed van de Ring-Chaos overheerst dan is er een uit evenwicht brengende kracht, dat wil zeggen, de Ring-Chaos is in zijn positieve fase; en wanneer de invloed van de Ring-Kosmos overheerst dan is er een compenserende kracht; het verzoent de buitensporige kracht van Chaos.

1.2.2.2 6.4 Aldus trekt Chaos buitenwaarts in de ruimte, en Kosmos balanceert en compenseert totdat een statische conditie wordt voortgebracht.

1.2.2.3 6.5 Maar als de cyclus verder gaat dan krijgt de Ring-Chaos haar beurt en brengt het evenwicht dat is bereikt uit balans, en de meest samengestelde atomen voelen het eerst de centrifugale krachten die hen aansporen om opnieuw voorwaarts te gaan. Aldus komen de grote eenheden opnieuw langs de lijnen van de Stralen, maar zij gaan nu niet door lege ruimte, want elk Gebied is bevolkt met atomen van een verschillende graad van complexiteit, waarvan de specifieke zwaarte hen op bepaalde afstand houdt van de Centrale Stilte.

1.2.3 – 3 Uitleg van de CD

1.2.3.1 6.22.1.1.1 Wanneer een positief getijde van de Ring Chaos intreedt worden de complete atomen in de Centrale Stilte naar de periferie getrokken.

1.2.3.2 6.22.1.1.2 Zij trekken gedurende hun reis rondom zich aan meer inferieure atomen van de gebieden die zij passeren, gebied 1 tot max 7.

1.2.3.3 6.22.1.1.3 Zij komen op een gebied volgens soortgelijk gewicht, omdat de Cirkels nu actiever zijn geworden en hen vasthouden (wordt niet verder uitgelegd). Zie 6.16: is 4e Kosmische fase van evolutie.

1.2.3.4 6.22.1.1.4 Op zo’n manier ontstaat een Zonnestelsel.

1.2.3.5 6.22.1.1.5 Eerste zonnestelsel is origineel werk

1.2.3.6 6.22.1.1.6 Latere zonnestelsels worden versneld door de opgedane ervaring;

1.2.3.7 6.22.1.1.7 Idem voor planeten en zwermen 1.2.3.8 6.3 Term “verzoening”

1.2.3.8.1 6.3.2 Hier wordt de oorsprong van compenserende kracht aangeduid.

1.2.3.8.2 6.3.3 De Ring-Kosmos compenseert de werking van de Ring Chaos.

1.2.3.8.3 6.3.4 R-Chaos R-Kosmos + is sterk, - is zwak - - binnenwaarts gaan (door zwiep RnV) - + balancerend, alles in evenwicht -> Pralaya + - uit evenwicht brengend, buitenwaarts gaan + + ontwikkelend, compenserend -> Manvantara 1.2.3.9 6.4

1.2.3.9.1 “”trekt buitenwaarts”: oefent een buitenwaartse kracht uit

1.2.3.9.2 6.4.2 Dus Ring Kosmos+ trekt niet terug maar balanceert en compenseert; breidt centrum uit 1.2.3.9.3 6.4.3 Het is de Ring-niet-Verder die doet terugkeren. Althans, zo staat het hier.

1.2.3.9.4 Waarom heette de eerste uitstroming uit het Ongeopenbaarde dan de Ring Kosmos? Poging – omdat zij afboog en tot een gesloten cirkel werd, waardoor de Kosmos kon ontstaan. Dat kun je zien als compensatie – het brengen naar een conditie van heelheid.

1.2.3.10 6.5.3 “Maar als de cyclus verder gaat dan krijgt de Ring-Chaos haar beurt”: op dat moment zijn de Stralen leeg:

alles blijft op zijn plaats.

1.2.3.11 6.5

(2)

1.2.3.11.1 NB: De term “Centrale Zon” wordt alleen in sectie I gebruikt.

1.2.3.12 GK:

1.2.3.12.1 Een volmaakt geworden organisme kent de gehele Kosmos (volmaakte Wijsheid) en wordt een Logos.

1.2.3.12.2 Wanneer een positief getijde van de Ring Chaos intreedt worden de atomen in de Centrale Stilte naar de periferie getrokken.

1.2.3.12.3 Op een impuls van de Ring Chaos gaat de Logos weer uit het centrum naar de bij hem passende plaats.

1.2.3.12.4 Vervolgens, na het assimileren van de ervaring van Godheid wordt zij door de kosmische gebieden heen “geschoten“

naar de periferie van de kosmos met de mogelijkheid om een minder systeem vanuit zichzelf te projecteren.

1.2.3.12.5 In de vroege fasen van de evolutie, verzamelt het zich elementen ("atomen") van elk van de zeven kosmische gebieden, waaruit het haar lichaam vormt (p. 65).

1.2.3.12.6 Wanneer de grote entiteit alle fasen van evolutie heeft voltooid begint zij na te denken over haar eigen aard. De reflecties zijn subjectief en daarom van psychologische aard. Op dit punt, is de grote entiteit volledig bij bewustzijn;

het kan niet verder evolueren. Het bewustzijn van de kosmos, nu volledig gewend, is onderbewust.

1.2.3.12.7 De basisbeginselen zijn relatief eenvoudig. Een grote entiteit heeft de 12 kosmische stralen en 7 kosmische gebieden doorkruist en keert terug naar de centrale stilte van vanwaar het eens te meer uitgaat in de kosmische gebieden om nu betrokken te worden bij de werkzaamheden van het projecteren van een eigen systeem.

1.2.3.12.8 Zij zal deze projectie uiteraard baseren op de patronen die zij in de kosmos heeft ervaren en geleerd. Of, om het in minder mechanistische termen te zeggen, doordrenkt van spirituele kracht, liefde en wijsheid van de Allerhoogste, vanuit de ervaring van het omarmd te zijn in het gehele scala van de volledige geest en ruime boezem van God. [GK 3.4]

1.2.3.12.9 En juist omdat een grote entiteit persoonlijke kennis en ervaring van alle aspecten van de wil, de geest en de liefde van God die het heeft de mogelijkheid om een sub Schepper, vorming van een eigen systeem, gebaseerd op de principes die zij heeft geleerd in de boezem van God – terug te keren naar een poëtische wending zin heeft gekregen.

Hoewel de kosmische Doctrine analogie verkiest te noemen dit de centrale stilte.

1.2.4 – 4 Tekening

1.3 == AZ19; H6; GE trekt schil aan van kosmische atomen (in wording)

1.3.1 – 1 Beschrijving kort

1.3.1.1 De Grote Entiteiten trekken gedurende hun reis rondom zich aan meer inferieure atomen van de gebieden die zij passeren.

1.3.1.2 De aantrekking gebeurt door de wervelende beweging van een GE.

1.3.1.3 De atomen zijn als een wolk van vormloze, ongeorganiseerde klonten materie van verschillende gebieden.

1.3.2 – 2 Beschrijving door CD

1.3.2.1 4.14 Dansen van atomen geven aanleiding tot nieuwe Ringen-Kosmos, en het verhaal begint opnieuw: deze nieuwe universa, zoals zij genoemd worden, omdat zij dezelfde wetten hebben als de Kosmos die hiervoor is beschreven, worden ook beïnvloed door dat raamwerk van de Kosmos dat was gebouwd voordat zij begon, en u zult zien dat deze wet voor alle manifestatie geldt.

1.3.2.2 6.6 Deze samengestelde organismen vinden zichzelf dus omringd door inferieure organismen, trekken hen naar zich toe door de kracht van hun wervelende omwenteling en worden aldus, bij hun voortgang naar buiten, elk omgeven door een sfeer van de materie van elk gebied die het met zich meedraagt.

1.3.3 – 3 Uitleg van de CD

1.3.3.1 De GE trekt gedurende haar reis rondom zich heen meer inferieure elementen (“atomen“”) aan van de Kosmische gebieden die zij passeert, gebied 1 tot max 7, waarmee zij zich een lichaam vormt.

1.3.3.2 Het kosmisch atoom dat zich in een wolk rondom de GE bevindt hoeft geen reizend atoom te zijn; waarschijnlijk hoe meer reizend hoe minder affiniteit met een GE. Maar het reist wél mee met de GE in Zijn afdaling.

(3)

1.3.4 – 4 Tekening

1.3.5 – 5 Gevoelsaspecten

1.3.5.1 Sommige gewone kosmische atomen worden een groot wezen gewaar, volmaakt gebalanceerd, vol liefde, wijsheid en kracht. Zij worden daardoor aangetrokken en komen in een baan rond dat wezen.

1.3.6 – 6 Voorbeelden van voorkomen 1.3.6.1 Leider – guru - schoolklas

1.3.7 – 7 Oefeningen voor visualisatie en inleving , dia 1.3.7.1 Je beweegt zonder plan

1.3.7.2 Je ervaart een stimulerende invloed uit een bepaalde richting 1.3.7.3 Wat is je reactie?

1.3.7.4 Welk verlangen speelt daarbij een rol?

1.3.8 – 7 Oefeningen voor visualisatie en inleving 1.3.8.1 == Oefening GK ==

1.3.8.1.1 Op dit punt zou het nuttig kunnen zijn als we ons proberen voor te stellen hoe onze eigen geesten deze fase van de kosmische evolutie hebben ervaren. Terwijl we in onze huidige fase van bewustzijn in ruimte en tijd als mensen op een vrij kleine planeet enigszins beperkt zijn in ons vermogen om het kosmisch bewustzijn te begrijpen, kunnen we toch in staat zijn om een soort van resonantie in ons hart en onze geest te veroorzaken van wat onze geesten ervoeren toen ze voor het eerst werden aangetrokken tot de spirituele kracht en de glorie van die Grote Entiteit waarvan het fysieke lichaam nu onze zon is. Die spirituele ervaring moet nog steeds in ons binnenste zijn, als onderdeel van onze eigen onderbewuste inhoud van kosmische evolutionaire ervaring. Laten we dus proberen het te herstimuleren door het visualiseren en mediteren van de beelden die de beschrijvende leer van de Psycholoog ons biedt.

1.3.8.1.2 Dus, diep wegzinkend in meditatie stel je je voor dat je vrij zweeft in de ruimte. Wees je zwak bewust van wezens zoals jezelf overal om je heen, eenheden van bewustzijn die zijn geboren uit de natuurlijke omstandigheden en stromingen binnen de bewegingen van de Kosmische Geest. En zo zweef je in deze warme en vredige zee van gestabiliseerde kosmische krachten, een eenheid van potentieel zijn, drijvend met anderen zoals jij in grote trage getijden van een kosmisch vruchtwater in wat echt een spirituele schoot van de schepping is.

1.3.8.1.3 Dan wordt je aandacht gevestigd op iets groters en krachtigers en mooiers dat op je pad lijkt te komen. Naarmate het dichterbij komt, word je je meer en meer bewust van een groot spiraalvormig krachtcentrum, dat door de ruimte stroomt en steeds dichterbij komt. Een grote magnetische uitstraling die in het centrum een kern van allesomvattende liefde heeft, een heilig hart dat klopt met zijn eigen meeslepende ritme. Dat heeft al een wonderbaarlijke spirituele verzameling om zich heen aangetrokken. Een menigte van wezens waarvan het beginpunt van de kosmische schepping dichter bij de Kosmische Centrale Stilte is geweest dan jijzelf. Dit kunnen de kernen van toekomstige aartsengelen zijn of andere grote spirituele wezens die hun plaats zullen hebben binnen de creatieve sfeer van de Solar Logos.

1.3.8.1.4 Je kunt dit ervaren in termen van gekleurd licht en wonderlijke ontroerende patronen van grote schoonheid, of van hemelse muziek als van grote koren van engelenstemmen, of als de subtiele sfeer van de warmte van de ouderliefde.

Hoe je er ook op reageert, het is in reactie op een besef van een diepe liefde en begrip van alles wat je bent en bent geweest en misschien nog wel onbevattelijk zult zijn. En zo wordt je meegesleurd in een grote wervelende dans, samen met alle andere spirituele wezens die in deze grote familie zijn getrokken. Jullie worden allemaal aangetrokken in de sfeer van dit grote centrum van kracht en liefde en wijsheid, waarin jullie worden getrokken als wervelende spiraalvormige spaken in een groot wiel.

1.3.8.1.5 Totdat, na wat een moment of een eeuwigheid kan zijn, de beweging stopt en je jezelf voelt cirkelen en stabiliseren rond een grote gloeiende bol. Zo wordt je in staat gesteld om kennis te nemen van andere spirituele wezens zoals jij zelf, met wie je voorbestemd bent om deel te nemen aan de creatie van een evoluerend zonnestelsel, langs het patroon van twaalf stralen en zeven gebieden gebaseerd op een drievoudige drie-eenheid van onderling verbonden en

reagerende ringen, die afgedrukt zullen worden op je bewustzijn en je bestemming door de afdruk van de Zonnelogos

(4)

in wiens bewustzijn het geheel van zijn Goddelijke Kosmische ervaring is vervat.

1.3.8.1.6 Dit is het subjectieve equivalent, voor mensen zoals u en ik, van de ervaring van het bestaan zoals dat wordt ervaren door het beginnende bewustzijn van een Grote Entiteit zoals beschreven in de eerste paar hoofdstukken van Sectie II - de openingslessen van de Psycholoog, en misschien een kleine stap in een poging om in het reine te komen met de vraag die in het Boek van Job wordt gesteld. Heb je dan gejubeld en gejuichd van vreugde?

1.3.8.1.7 Elk van deze bewustzijnsniveaus, hoe abstract sommigen ook lijken, is slechts een ondergebied van het zevende, oftewel dichtste kosmische gebied - het gebied waarvan de dichtstbijzijnde symbolische voorstelling interstellaire ruimte is.

1.4 == AZ20; H6; H7; GE arriveert op Haar gebied (in wording)

1.4.1 – 1 Beschrijving kort

1.4.1.1 De GE vindt Haar plaats in de Kosmos volgens haar “soortelijk gewicht”:

1.4.1.1.1 Een GE die begonnen is als een 3-zijdig pad zal kleiner/lichter zijn dan een GE vanuit een 10-zijdig pad.

1.4.1.2 De GE gaat een baan volgen langs één van de cirkels en gaat niet meer langs de stralen op en neer.

1.4.2 – 2 Beschrijving door CD

1.4.2.1 6.7 Welnu, de Grote Organismen die tevoorschijn komen zijn opgebouwd rond de primaire atomen van verschillende tangentiële hoeken. Deze, volgens hun numerieke samenstellingen, verschillen in grootte en ook in gewicht, en vinden daarom hun juiste plaats op verschillende gebieden of Cirkels waar zij vastgehouden worden door hun relatieve soortelijk gewicht. De Straal kan hen niet verder brengen.

1.4.2.1.1 6.7.2 Hier wordt gezegd dat de primaire atomen verschillende hoeken hebben: F10.

1.4.2.1.2 6.7.3 Als er meerdere hoeken zijn dan kunnen er ook grotere samenstellingen ontstaan.

1.4.2.2 6.8 De eerste fase van atomaire evolutie was in wezen betrokken bij de Stralen, maar bij het tweede uitgaan van de Grote Organismen spelen de Cirkels hun rol. Deze Grote Organismen gaan niet uit en terug, maar draaien met de Cirkels, elk in zijn aangewezen spoor.

1.4.2.2.1 6.8.2 (Nogeens) In deze Kosmische fase gaan de grote atomen niet tot de Ring-niet-verder om teruggestuurd te worden. Zij blijven op hun plek. De invloed van de Cirkels is sterker geworden. Immers, deze zijn nu gevuld met atomen zodat er meer onderlinge aantrekkingskracht is. Zij zijn “zwaarder” geworden en hebben meer

“zwaartekracht”. Grote Entiteiten worden gesorteerd in bij hen passende Gebieden (de term Cirkels slaat op de grens tussen twee gebieden).

1.4.2.3 6.9 Daarmee heeft evolutie nu, in aanvulling op de primaire statischen - de Ringen, de Stralen en de Cirkels - nog twee statische verzamelingen opgebouwd - de atomen, elk in hun gebied volgens hun type, die, dankzij hun aard, zich volgens hun specifieke positie hebben gevestigd, en de Grote Organismen, die zich ook gevestigd hebben, elk volgens zijn straal van beweging. De atomen bewegen onderling tangentieel, en de Grote Organismen draaien rond de centrale Zon, passeren de invloeden van de Stralen terwijl zij draaien en zijn daarom relatief statisch, slechts onderworpen aan de cyclische veranderingen die geproduceerd worden door de fasen van de Ringen, en de invloeden van de Stralen wanneer zij deze passeren.

1.4.2.4 6.10 Elk van deze Grote Organismen kan zoveel van de materie van elk gebied, dat hij passeert op zijn weg bij het begin van de tweede fase van zijn evolutie, aantrekken als hij kan vasthouden door de aantrekking van de eigen massa.

Hij kan zover uitgaan als zijn massa toestaat, weg van de Centrale Zon. Daarom wordt zijn positie bepaald door de hoeken van de zijden van het primaire atoom waarop het is gebouwd. Dat wil zeggen, als de wervel die is opgezet in de hoeken van de Stralen beweegt in een driezijdig pad, dan kan hij niet verder gaan dan het eerste gebied voorbij de Centrale Stilte. Het zou een tienzijdige figuur nodig hebben om het zevende gebied te bereiken en daar te ontwikkelen (zie einde van hoofdstuk 5). U zult daarmee zien dat elk van deze Grote Organismen als sleutel het aantal hoeken heeft in het pad van de originele wervel die het liet evolueren. Dit vormt zijn limiet en bepaalt de omtrek van zijn invloed.

Dit is wat zijn eigen Ring-niet-verder bepaalt.

1.4.2.4.1 De laatste zin is heel belangrijk: de eigen Ring-niet-verder is hiermee afgestemd op de eigen mogelijkheden en zal de grens vormen van het te emaneren Universum.

1.4.2.4.2 “als de wervel die is opgezet in de hoeken van de Stralen beweegt in een driezijdig pad”: dus in gebied 1, want daar zijn alleen hoeken tussen twee stralen.

1.4.2.4.3 Hier wordt een verband gelegd tussen de grootte van de eigen massa en F1 (zie commentaar op 4.25).

1.4.2.5 6.11 Aldus hebben we een aantal Grote Organismen ontwikkeld die, blootgesteld aan de invloed van de Ringen, de

(5)

Stralen en de Cirkels, zichzelf volgens dezelfde lijnen ontwikkelen. Dat wil zeggen, elk van deze aggregaten van atomen sorteert zich uit volgens de aard van de samenstellende atomen. Deze atomen, ontwikkeld onder hun primaire invloeden, die zij in hun naturen verankerd hebben door de actie en interactie die zij opzetten, vormen miniaturen van de Grote Kosmos. Deze Grote Organismen van het zevende gebied zijn u bekend als Zonnestelsels.

1.4.2.6 6.12 Dat is in het kort de geschiedenis van het ontstaan van een Zonnestelsel, of Zonnestelsels in het algemeen – van het uwe in het bijzonder.

1.4.2.7 6.13 Er zijn vele andere Zonnestelsels op het zevende gebied naast het uwe. Sommige zijn u bekend als de sterren, maar de weinigen die u kent zijn slechts een oneindig klein deel van hen die u niet kent, zelfs alleen in uw eigen gebied. Er zijn stelsels in andere gebieden die niet waarneembaar voor u zijn in uw huidige fase van evolutie. U zult zien dat elke fase van evolutie aanleiding geeft tot een grote eenheid, hoewel een complexe eenheid.

1.4.2.7.1 Stelsels in andere gebieden – zijn niet materieel

1.4.2.7.2 Als een fase van evolutie ten einde komt dan ontstaat er een grotere eenheid.

1.4.2.8 6.17 Welnu, deze Universa ondergaan een interne evolutie volgens dezelfde lijnen als de Kosmos, en deze fasen van interne evolutie gaan door totdat ook zij statisch worden binnen zichzelf en hun samengestelde atomen in de Centrale Zon stromen, elk van zijn eigen systeem, en daar rusten.

1.4.2.8.1 Elk universum heeft zijn eigen centrale zon.

1.4.2.8.2 Alles wat ontstaat ondergaat weer evolutie door actie en reactie, totdat een statisch, geïntegreerd organisme ontstaat.

Dit evolutieproces is een afspiegeling van vorige fasen in de Kosmos, maar met eigen bijzonderheden..

1.4.2.9 7.18 Welnu, wat betreft de evolutie van de reizende atomen: deze geven aanleiding tot Zonnestelsels.

1.4.2.10 7.19 U zult zich van de vorige lezingen herinneren dat deze zonnestelsels ontstonden op verschillende gebieden van het universum volgens hun Kosmisch soortelijk gewicht. Dat wil zeggen, zij beginnen hun evolutie in verschillende fasen van Kosmische ontwikkeling. Maar u zult zich herinneren dat de uitgaande atomen materie verzamelen van elk gebied dat ze passeren, om hun universum te bouwen.

1.4.2.11 7.20 Ik zal in deze studiecursus geen details geven over díe systemen die zijn ontwikkeld op andere gebieden dan de uwe, want zij zijn te ver verwijderd voor onze onmiddellijke doelen.

1.4.2.12 7.21 Ik zal echter de fasen van ontwikkeling beschouwen waardoor systemen gaan die ontstaan op het zevende Kosmische gebied, waarvan uw zonnestelsel een voorbeeld is. Laten we daarom het leven volgen van een bepaald reizend atoom dat uw zon zal worden, tezamen met zijn systeem van planeten.

1.4.2.13 7.23 Dit atoom, dat door de kalme gebieden van Kosmische materie is gegaan en van elk gebied zoveel als mogelijk heeft meegenomen, arriveert uiteindelijk op zijn eigen gebied waar een evenwicht is gevestigd tussen de centrifugale en centripetale krachten van de Kosmos en zijn eigen massa. Het vestigt zich dan in zijn baan.

1.4.2.13.1 “kalme” gebieden: de atomen reizen niet; zij zijn in stationaire banen

1.4.2.14 7.26 Dit Grote Organisme dat wij behandelen heeft zich in zijn baan gevestigd. Je kunt het beschouwen als een kern van het oorspronkelijk reizend atoom omgeven door grote wolkachtige, vormloze, ongeorganiseerde klonten materie van de verschillende gebieden. Deze worden bij hem gehouden door de aantrekkingskracht van zijn massa. De limiet en omvang van zijn aantrekking markeert de omvang van het systeem. Net als al het andere in de Kosmos heeft deze massa een roterende beweging die is afgeleid van het originele centrale atoom.

1.4.2.15 7.27 De beweging van dat atoom in zijn baan verbindt geleidelijk, in de loop van onnoemelijke eeuwen, zijn beweging met het geheel. De massa vervlakt tot een draaiende schijf. Vervolgens worden de bewegingen doorlopen die u zag bij de vorming van een Kosmos, omdat de wetten van beweging op elk gebied hetzelfde zijn. Het zonnestelsel sorteert zijn materie uit in zeven gebieden vanwege specifiek soortelijk gewicht.

1.4.2.15.1 7.27.2 De massa gaat steeds meer meedraaien, net zoals je met een keukenmachine een beslag maakt. Je krijgt daardoor een centripetale kracht waardoor de betrokken materie (afkomstig uit 7 k.gebieden) zich sorteert in 7 u.gebieden.

1.4.3 – 3 Uitleg van de CD (zie ook tussen de tekst)

1.4.3.1 De Logos kent de gehele Kosmos. Is nu op vaste positie gekomen en is in relatie met andere Logoï, in hetzelfde Kosmische gebied of daarboven. De cyclische werking door het samenstel/organisme geeft nieuwe ontwikkeling 1.4.3.2 6.22.1.1.5 Eerste zonnestelsel is origineel werk

1.4.3.3 6.22.1.1.6 Latere zonnestelsels worden versneld door de opgedane ervaring (wet) 1.4.3.4 6.22.1.1.7 Idem voor planeten en zwermen

(6)

1.4.3.5 De grote entiteiten op het zevende gebied staan bekend als zonne-systemen (een zon en zijn omliggende planeten). Dus in het 7de gebied vinden wij alle zonne-systemen, waaronder ons eigen.

1.4.3.6 Als zodanig staat zij bekend als een grote entiteit of groot organisme of, wanneer zij uiteindelijk in volledige fysieke expressie is, een ster, een Zonnelogos die in staat is tot het produceren van een zonnestelsel.

1.5 == AZ21; H7; H8; H9; H10; H11; GE wordt zelfbewust en daardoor creatief (in wording)

1.5.1 – 1 Beschrijving kort

1.5.1.1 In het begin van zijn evolutie is de Logos alleen in de sfeer die zijn universum zal worden.

1.5.1.2 Hij is zich Kosmisch bewust, maar ervaart daar niets nieuws 1.5.1.3 Hij is in subjectief bewustzijn, verzonken in zichzelf ~CD 9.4

1.5.1.4 Er zijn geen stimuli vanuit de Kosmos die Hem storen, want voor Hem is alles gewoon.

1.5.1.5 Hij is daarom alleen van zichzelf bewust

1.5.1.6 Door de werking van de Ring Chaos worden bewustzijnsinhouden actief: reactiepatronen uit het verleden 1.5.1.7 Daardoor ervaart Hij Zijn eigen natuur

1.5.1.8 De GE neemt waar hoe Zij reageert op veranderingen in Haar universum. Die reacties gebeuren automatisch. Daardoor leert Zij zichzelf kennen.

1.5.1.9 Die reacties staan los van acties in de Kosmos. Die zijn voor de GE gewoon.

1.5.1.10 Dat is een nieuwe sensatie, en Zij gaat zich daarmee bezig houden.

1.5.1.11 De GE wordt zich bewust van Zijn reactiepatronen.

1.5.1.12 Dit wordt het zelfbewustzijn van een GE.

1.5.1.13 “Dit is het denkvermogen van God”

1.5.1.14 Het zelfbewustzijn creëert (projecteert) een gedachtevorm in Zijn sfeer.

1.5.1.15 Deze creatie is het concept van zichzelf. Daardoor ontstaat een universum.

1.5.1.16 Dit is Schepping.

1.5.2 – 2 Beschrijving door CD

1.5.2.1 8.1 Beschouw nu de ervaring van bestaan zoals zij wordt waargenomen door het dagende bewustzijn van een Grote Entiteit.

1.5.2.2 8.2 Tot nu toe hebben we van buitenaf gekeken naar de evolutie van punten van manifestatie; nu zullen we de zaak van binnenuit overwegen, zoals deze subjectief verschijnt aan die Kosmische eenheid van manifestatie die wordt aangeduid als een Grote Entiteit.

1.5.2.3 8.3 Ten eerste, beschouw de sensatie van een werveling en géén enkele andere sensatie. Beschouw uzelf als zó gewend te raken aan die werveling dat haar stopzetting een sensatie zou veroorzaken, maar niet haar voortzetting.

1.5.2.4 8.4 Beschouw een tweede beweging in ontwikkeling, eerst waargenomen vanwege haar nieuwheid, en dan haar stimulerende kracht verliezend vanwege gewenning, zoals bij de eerste, en zo doorgaande.

1.5.2.5 8.6 Herinner u nu de fasen van beweging waaraan de Grote Entiteiten gewend raakten in de loop van Kosmische evolutie die leidden tot hun ontwikkeling en u zult zien dat al deze bewegingen impliciet zijn geworden in hun aard en gereproduceerd zullen worden wanneer zij, op hun beurt, zich zetten tot de innerlijke uitwerking die de volgende fase van Kosmische evolutie vormt – de fase van de evolutie van de Grote Entiteiten; daarbij in acht nemend dat op welk gebied of Ring van de Kosmos ook de Entiteiten zich vestigen voor een cyclus van evolutie, de numerieke waarden van de evolutie daardoor zullen worden bepaald.

1.5.2.6 8.7 Wij zullen nu de evolutie van de Grote Entiteit beschouwen waarbij wij in het bijzonder betrokken zijn.

1.5.2.7 8.8 Impliciet in haar natuur zijn de fasen van de Kosmos, vandaar het belang van het gezegde - “Zo boven, zo beneden, maar op een andere manier."

1.5.2.8 8.9 Wat ook onder een bepaalde set van condities is ontwikkeld reproduceert deze condities in de recapitulatie waar het voorafgaand aan de onderneming van oorspronkelijke ontwikkeling doorheen gaat.

1.5.2.8.1 Omdat het er aan gewend is.

1.5.2.8.2 Drukt een wil en een doel uit

1.5.2.9 8.10 De Grote Entiteit, die deze basis van kosmisch geëvolueerde factoren als werkmateriaal heeft, combineert en recombineert hen in de oneindige verscheidenheid van een gemanifesteerd universum. Daarom kan de oneindige

(7)

verscheidenheid van een gemanifesteerd universum worden opgelost in de primaire eenvoud van het Kosmische begin.

Elke fase of aspect van het universum heeft zijn oorsprong in een soortgelijke fase of aspect van de Kosmos.

1.5.2.10 8.11 Een Grote Entiteit die zich heeft gevestigd in haar Kosmische baan gaat voort in haar werk van evolutie. Zij heeft de Kosmische factoren door ervaring in haar natuur geïmplanteerd gekregen en gaat onafhankelijk van de Kosmische impuls voort om ze te laten functioneren in zijn eigen dynamiek, welke dynamiek kan worden genoemd

“een Kosmische Wil”.

1.5.2.10.1 8.11.2 “onafhankelijk van de Kosmische impuls”: onafhankelijk van de kosmische ritmen van Ringen, Stralen en Cirkels. Gebeurt vanuit Haar eigen geheugen.

1.5.2.10.2 8.11.3 De eerste beweging in de Kosmos was een impuls. Deze impuls plant zich voort in de GE en kan onafhankelijk werken. De GE wordt hiermee een individu met een eigen wil. Die wil is gevormd door kosmische invloeden.

1.5.2.10.3 8.11.4 De Wil van een GE is: laten functioneren van Kosmische wetten in een eigen dynamiek. De wetten 8.5 en 8.9

1.5.2.11 8.14 Een Grote Entiteit begint haar evolutie met het ontwikkelen van niet de Kosmische Ringen, maar de concepten van die Ringen. Dat wil zeggen, zij brengt in beweging de herinneringen aan de ervaringen die zij onderging toen dat wat achteraf in haar substantie condenseerde deel uitmaakte van de oorspronkelijke wervelingen. Zij kent “goed” en

“kwaad” en is daarom een God.

1.5.2.12 8.15 Het is de kennis van goed en kwaad die haar in staat stelt om zich te manifesteren, omdat het “goede” een dynamiek is en het “kwade” een stootblok. De Ring-niet-verder van een universum is de beperking van de aandacht van de Grote Entiteit die dat universum formeert. Zij is vastbesloten om haar aandacht te concentreren op de taak die zij zich heeft gesteld.

1.5.2.12.1 8.15.2 “Aandacht” en "De taak die zij zich heeft gesteld" - hieruit spreekt ook een wil

1.5.2.13 8.17 Om de afwezigheid van sensatie te bereiken die alléén mogelijk is door de aanwezigheid en voortzetting van gewoon geworden reacties in hun gebruikelijke volgorde, blijft dit nucleair atoom aangepaste reacties maken, dankzij de dynamiek van haar deeltjes. Op hun beurt induceren deze acties de corresponderende reacties van de losse

samenvoegingen van materie van elk Kosmisch gebied die er omheen verzameld zijn. Aldus wordt een miniatuurkosmos opgebouwd.

1.5.2.13.1 Is een Wet.

8.17.1 GE werkt vanuit eigen herinnering, niet volgens de actuele situatie van de Kosmos.

8.17.2 "Om.. te bereiken ..blijft…" drukt weer een wil en doel uit. Zoals in 8.9 en 8.15

8.17.3 "Afwezigheid van sensatie" is kennelijk een wenselijk doel.Ja, de GE komt uit de centrale stilte, zie 8.11.

De GE maakt alléén aangepaste reacties vanwege de dynamiek van haar deeltjes: Haar lichaam van kosmische atomen.

8.17.4 De GE blijft reageren omdat dit zo gewoon is. Daardoor vindt inductie plaats op het omringende lichaam.

8.17.5 Op haar vorige reizen ging de GE door nieuwe gebieden en stralen en moest daarvan leren. Nu kent de GE alles en kan door de juiste reacties afwezigheid van sensatie handhaven.

1.5.2.14 8.18 Door wat na te denken kan worden ingezien dat in deze miniatuur Kosmos, waarin het nucleair atoom overeenkomt met de Centrale Stilte in de grotere Kosmos die alle reacties in acties transmuteerde, dezelfde functie wordt uitgevoerd door het nucleair atoom. Tegelijkertijd is het gehele organisme onderworpen aan de fasen van de Kosmische krachten – waarvan het synthetische aspect een impuls ontvangt tijdens de fasen van de “Kosmische Dag”, díe segmenten van de cirkel waarin de positieve of stimulerende krachten overheersend zijn; en het analytisch aspect een stimulans ontvangt wanneer het door die segmenten van de cirkel gaat waarin de negatieve krachten domineren.

Evenzo, wanneer het de invloedssfeer van elke Straal passeert, zullen de overeenkomstige krachten in zijn eigen aard een extra stimulans krijgen.

1.5.2.14.1 8.18.2 “synthetisch aspect”: samenvoegend 1.5.2.14.2 8.18.3 “analytisch aspect”: ontledend

1.5.2.15 8.19 U kunt dan begrijpen dat dit Grote Organisme rond een cirkel reist die in vier kwadranten is verdeeld – afwisselend positief en negatief - en dat aanvullend elk kwadrant is onderverdeeld in de invloedssferen van drie stralen.

U hebt nu de sleutels tot de zogenoemde “Dagen” en “Nachten van God” en tot de periodes van evolutie; maar omdat dit Grote Organisme dat we beschouwen zelf een miniatuur Kosmos is, zult u bemerken dat een snellere cyclus zal worden uitgevoerd binnen zijn eigen natuur. In aanvulling op deze invloeden is er een andere set van invloeden te beschouwen. Dit zijn de zwaartekracht aantrekkingen van andere Grote Organismen op andere gebieden van de

(8)

Kosmos.

1.5.2.15.1 Snellere cyclus vanwege kleinere omvang

1.5.2.16 7.24 De Kosmische invloeden waaraan het is blootgesteld kunnen worden berekend in een ordelijke volgorde, omdat zij definitief zijn gevestigd. Het atoom zal rondgaan door de twaalf Stralen en zal de veranderingen ervaren van de fasen van de Ringen; en, in aanvulling hierop, zullen de invloeden van de Grote Organismen van de andere gebieden, steeds wanneer hun banen hen in de buurt van elkaar brengen (want zij bewegen met verschillende snelheid op verschillende gebieden), de materie beïnvloeden die van dat gebied is getrokken bij het samenstellen van dat systeem.

Dat is een belangrijk punt.

1.5.2.17 7.25 (U kunt zien dat er tijden zijn waarop het Lagere Astrale een stimulans ontvangt en tijden waarop het Bovenste Spirituele een stimulans krijgt; hoewel deze niet zo sterk is omdat het corresponderende Kosmische gebied niet zo dichtbij is. Dat is één van de dingen die ingrijpen in evolutie en vaak problemen veroorzaken in een systeem.) 1.5.2.18 8.20 De betrekkingen tussen één Groot Organisme en anderen op zijn gebied zijn gefixeerd en bepaald voordat

verdere evolutie begint, en behoeven, omdat ze constant zijn, niet verder te worden beschouwd. Maar de omwentelingen van Grote Entiteiten op andere gebieden van de Kosmos worden met verschillende snelheden uitgevoerd en zonder verband met Entiteiten van andere gebieden dan die van henzelf. Daarom zullen zij elkaar periodiek passeren, tijdelijk de aantrekkingskracht van de organismen blokkeren die verder weg liggen, en ook een zwaartekrachtaantrekking hebben op alle deeltjes van hun eigen gebied en gebieden boven hun eigen gebied in de massa van een Groot Organisme op een verder gelegen pad.

1.5.2.19 8.21 Het tijdelijk afsluiten van de centrale aantrekking verstoort het evenwicht van het Organisme dat verder weg ligt, en haalt de centripetale controle op de middelpuntvliedende kracht weg. Maar de neiging van bepaalde typen van moleculen om naar binnen te vliegen richting het aantrekkende lichaam biedt hieraan een tegenwicht. Ook de gehele wil van het nucleair atoom van dat Organisme is om de gebruikelijke condities constant te houden die de wetten van zijn natuur zijn geworden. Deze gewende condities zijn, tussen haakjes, onder andere díe reeksen die de mens

“Natuurlijke Wetten” noemt wanneer hij ze ontdekt.

1.5.2.19.1 8.21.1 Wet: de gehele wil van het nucleair atoom van dat Organisme is om de gebruikelijke condities constant te houden die de wetten van zijn natuur zijn geworden.

1.5.2.19.2 8.21.2 Hier ook weer de "wil". De "gewende" condities worden constant gehouden door de GE. Daartoe brengt Zij de gewende reacties op acties voort. Daardoor worden de natuurwetten actief. De GE zal ook verstoringen van buiten proberen te compenseren. “Bepaalde typen”: die gelijksoortig zijn aan het passerende organisme (of delen daarvan).

1.5.2.20 8.22 Evenzo neigen de krachten van de Kosmos naar het handhaven van evenwicht, elkaar compenserend. Maar er vinden echter, met onregelmatige tussenpozen, condities plaats die om compensatie vragen, en deze geven aanleiding tot verschillende graden van onregelmatigheden in de beweging van Grote Entiteiten, en vandaar de aanwezigheid van

“positief kwaad”, zonde en ziekte binnen hun sferen.

1.5.2.20.1 Wet: de krachten van de Kosmos neigen naar het handhaven van evenwicht, elkaar compenserend 1.5.2.21 8.23 De Kosmos zélf moet streven naar aanpassing bij het begin van elke fase van haar ontwikkeling. De

onregelmatigheden die zich voordoen voordat aanpassing plaatsvindt en die rechtgetrokken moeten worden in de loop van evolutie zijn de oorsprong van kwaad in de zin waarin het woord in de volksmond wordt gebruikt.

1.5.2.21.1 8.23.2 Een positieve benadering van dit kwaad: het zal altijd gecompenseerd worden. Dit is een “groei”-kwaad.

1.5.2.21.2 8.23.3 De ontwikkeling start met een positieve fase van de Ring Chaos.

1.5.2.22 8.24 “Kosmisch kwaad” is een beperking – een oppositie, en is de eerste voorwaarde van manifestatie; het is wat we hebben genoemd “negatief kwaad”. Dit Kosmische kwaad, het “Goddelijk kwaad”, de “Goddelijke dood”, is impliciet aanwezig in elke Grote Entiteit, en is de basis van haar manifestatie en evolutie.

1.5.2.22.1 8.24.2 In elke nieuwe Kosmische fase speelt dit "kosmisch kwaad" een rol.

1.5.2.23 8.25 Want zonder beperking – eindigheid – kan er geen manifestatie zijn, en zonder dood of het weggooien van het achterhaalde, kan er geen vooruitgang zijn.

1.5.2.24 8.26 Deze elementen van Kosmische oppositie zijn altijd aanwezig in een gemanifesteerd universum; maar het universele kwaad, onder zijn twee aspecten van zonde of pervers geweld en ziekte of perverse vorm, zijn te wijten aan de onregelmatigheden van baan veroorzaakt door het voorbijgaan van Grote Organismen in verschillende gebieden van de Kosmos. Deze worden altijd in hun extreme vorm aangetroffen bij het begin van een evolutie en worden geleidelijk aangepast in de loop van een evolutie wanneer compensaties worden gemaakt. Totdat, op het einde van een evolutie, een perfect en ritmisch evenwicht van de gehele Kosmos is bereikt – een synthese van actie en reactie die stabiliteit

(9)

handhaaft.

1.5.2.25 9.3 U zult bespeuren dat een Grote Entiteit uit de Centrale Stilte komt en Haar plaats inneemt op de haar toegewezen ronde. Zij construeert haar organisme onder de invloed van de negatieve of destructieve fase van de Kosmos. Dit lijkt misschien vreemd voor u, dat schepping plaatsvindt onder invloed van een vernietigende kracht van de Kosmos, of van enige andere organisatie die, door overbalancering van de synthese van krachten die is bereikt in een fase van evolutie, hen noodzaakt om aan een nieuwe fase van ontwikkeling te beginnen teneinde hun harmonie te herstellen. Zij beginnen deze fase met de ervaring van de vorige fase impliciet in hun natuur. Zij beginnen waar de laatste fase eindigde; zij

“klimmen op zijn schouders” waardoor evolutie stijgt tot een grotere complexiteit, want het is nu een organisatie van organismen geworden. U zult dit principe zien in alle dingen, groot en klein, boven en beneden. Het is een van de Kosmische principes en een die weinig bekend is, als het al bekend is.

1.5.2.25.1 9.3.3 Reden overbalancering van krachten in evenwicht: er is energie over.

1.5.2.25.2 9.3.2 “Op de haar toegewezen ronde”, “teneinde hun harmonie te herstellen” = teleologie 1.5.2.25.3 9.3.4 Elke Kosmische Fase is zo gegaan. Het zal zo verder gaan.

1.5.2.25.4 9.3.5 De subjectieve ervaring is die van zelfstandigheid, een eigen leven leiden. Zoals in de ouder-kind relatie.

1.5.2.25.5 9.3.6 Vanuit de vorige fase die impliciet is in zijn eigen natuur ontstaat nieuw objectief bewustzijn, daardoor een nieuwe schepping. Christendom: ~de Zoon schept de werelden.

1.5.2.25.6 9.3.8 Treedt ook op bij Kosmisch Atoom dat zich via het Universum ontwikkelt en vrij komt van de GE.

1.5.2.26 9.4 Evenzo zijn de fasen van ontwikkeling gedurende welke een Grote Entiteit zichzelf organiseert intern en daarom subjectief. Zij worden niet uitgevoerd onder de stimulans van sensaties die voortkomen uit externe omstandigheden, maar onder de stimulans van gevoelens als gevolg van interne omstandigheden en de fasen die overeenkomen met de fasen van bestaan waar een menselijke ziel doorheen gaat tussen dood en geboorte. Als deze fasen voltooid zijn dan is een Grote Entiteit aangekomen bij de grootste mate van organisatie waartoe zij in staat is onder de condities die haar ter beschikking staan en kan niet verder gaan. Geheel en al georganiseerd wordt elk deel beïnvloed en beantwoord door veranderingen in elk ander deel. Zij is daarom volledig bewust, want bewustzijn is slechts gewaarzijn, en gewaarzijn is slechts een reactie op een stimulans. De condities van haar natuur, waarvan de opeenvolging een gewoonte is, geven niet langer aanleiding tot bewuste stimuli. De Grote Entiteit heeft daarom een bewustzijn, maar niets waarvan zij zich bewust kan zijn behalve van zichzelf. Het zij opgemerkt dat de gehele Kosmos gewoon is voor deze Grote Entiteit. Zij vormt de achtergrond van de conditionering van haar bewustzijn, dat vergelijkbaar is met het menselijke

onderbewustzijn op het automatische niveau.

1.5.2.26.1 9.4.2 Fasen van zelforganisatie worden niet veroorzaakt door externe omstandigheden, maar door interne.

Immers, de externen hadden zich gestabiliseerd, en het object had zich aan hen gewend. Er is dan geen beïnvloeding door externe omstandigheden. Deze zijn impliciet in het wezen van het object. Het object is als een geëxcarneerde:

fasen van harmonisatie, evaluatie, positionering, verlangen tot manifestatie, bewustwording daarvan, wil, actie. Het kan nu zelf creeëren.

1.5.2.26.2 9.4.3 De Ringen hebben een buitengewoon primitief bewustzijn, de Stralen meer, de GE's veel meer.

1.5.2.26.3 9.4.4 Er is door de fasen heen een toename van bewustzijn. “Onder de stimulans van gevoelens”.

1.5.2.26.4 9.4.5 De toekomst kan hierdoor niet worden geprojecteerd als meer van hetzelfde. Je moet door de poort van het einde om een nieuw begin te kunnen ervaren.

1.5.2.26.5 9.4.6 Als je aan alles gewend bent en er niets nieuws komt dan gebeurt alles automatisch en is er geen objectief bewustzijn.

1.5.2.27 9.5 De Grote Entiteit heeft dan, door de sensaties van Haar eigen natuur, een concept van zichzelf, waarvan zij gewaar is. Hier is dan een nieuwe sensatie, en zij gaat zich daarmee bezig houden. Dit is het zelfbewustzijn van een Grote Entiteit. Dit is schepping. “En God maakte de mens naar Zijn beeld en gelijkenis”. Een universum is een concept in de geest van een Grote Entiteit. Het wordt geschapen door de zelfcontemplatie van een Grote Entiteit.

1.5.3 – 3 Uitleg van de CD

1.5.3.1 (zie ook 1. Korte beschrijving)

1.5.3.2 Gre9: Het universum dat door de kennis van de Grote Entiteit is ontstaan, is niet statisch. Hoewel de Grote Entiteit zich niet direct bewust is van de Kosmos, is Zij zich wel bewust van veranderingen in Haar eigen toestand die veroorzaakt worden door de grote kosmische getijden. Dus de Grote Entiteit gaat zichzelf kennen als een wezen in de tijd,

veranderend in lange langzame cycli als de Kosmische getijden verschuiven, en ook op minder voorspelbare manieren veranderend als andere Grote Entiteiten op andere Kosmische vlakken in hun eigen banen langskomen en kortstondig

(10)

tussen onze Grote Entiteit en de Centrale Zon in het hart van de Kosmos komen. Al deze veranderingen worden onderdeel van het begrip van de Grote Entiteit van Zichzelf, en geven vorm aan het bewegingspatroon in de ruimte die de Grote Entiteit omringt.

1.5.3.3 GK:

1.5.3.3.1 Wanneer een Grote Entiteit alle fasen van evolutie heeft voltooid, begint zij te reflecteren over haar eigen aard. De reflecties zijn subjectief en daarom psychologisch van aard.

1.5.3.3.2 [Dit verwijst naar het idee dat handelingen die uiteindelijk gewend zijn geworden volledig automatisch worden, omdat datgene wat we volledig kennen zo helemaal een deel van ons is geworden dat het niet langer onderdeel van ons bewustzijn is — zoals rijden, schrijven of voorwerpen gebruiken.]

1.5.3.3.3 Het enige waarvan een Grote Entiteit zich op dit punt bewust kan worden, is zichzelf. Dat geldt evenzo voor de mindere Kosmische Entiteiten (die worden vergeleken met de cellen in Haar lichaam). De GE beschouwt haar eigen aard: "Hier is dan een nieuwe sensatie, en zij gaat zich daarmee bezig houden”.

1.5.3.3.4 Omdat de grote entiteit persoonlijke kennis en ervaring heeft ontvangen van alle aspecten van de wil, denkvermogen en liefde van God heeft zij de mogelijkheid om een deelschepper te worden die haar eigen systeem formeert, gebaseerd op de principes die zij heeft geleerd in de boezem van God - om een poëtische uitdrukking te gebruiken.

Hoewel de CD een voorkeur heeft om dit de Centrale Stilte te noemen.

1.5.3.3.5 Op deze niveaus van hoge metafysica zijn zelfs psychologische concepten een ietwat ruwe vorm van symbolisme, want denkvermogen (zoals we het kennen) was nog niet tot stand gekomen. Desondanks is dit waar de Psycholoog de voorkeur aan geeft, als een verbetering van de vroegere vorm van geometrische symboliek. Zo presenteert hij ons psychische analogieën in termen van bewuste, bovenbewuste en onbewuste niveaus van bewustzijn van een Grote Entiteit, de potentiele organisator en regeerder van een zonnestelsel.

1.5.3.3.6 De bewuste geest van een Grote Entiteit kan dus worden vergeleken met haar bewustwording van een Goddelijk Plan voor haar systeem, met een onderbewustzijn dat bestaat uit haar eigen Kosmische evolutionaire ervaring. Het bovenbewustzijn van een Grote Entiteit zal dus de voortdurende bron van inspiratie en leven zijn die het trekt uit de macht, liefde en wijsheid van de Allerhoogste Creatieve Geest die het allereerst met dingen begon (tot nu toe genoemd de Drie Kosmische Ringen), die blijft waken over en alle verdere creatie en spirituele activiteit zal beïnvloeden.

1.5.3.3.7 In dit opzicht wordt een grote Entiteit opgevat in termen die iets ingewikkelder zijn dan een 'tienzijdig reizend atoom", zoals in het eerste deel van het boek. We worden nu opgeroepen om over haar na te denken in meer complexe termen. Als een machtig spiritueel wezen, een Kind van de Kosmos, waarvan het doel is om binnen haar eigen bewustzijn een replica te formuleren en te projecteren van haar eigen kosmische evolutie.

1.5.4 – 4 Tekening

1.5.5 – 6 Voorbeelden van voorkomen

1.5.5.1.1 8.25.2 als je niet af en toe het geheugen schoont dan raakt het vol.

1.5.6 – 7 Oefeningen voor visualisatie en inleving 1.5.6.1 Dit proces binnen de GE meebeleven.

1.5.6.1.1 8.3 Ten eerste, beschouw de sensatie van een werveling en géén enkele andere sensatie. Beschouw uzelf als zó gewend te raken aan die werveling dat haar stopzetting een sensatie zou veroorzaken, maar niet haar voortzetting.

1.5.6.1.2 8.4 Beschouw een tweede beweging in ontwikkeling, eerst waargenomen vanwege haar nieuwheid, en dan haar stimulerende kracht verliezend vanwege gewenning, zoals bij de eerste, en zo doorgaande.

1.5.6.2 Ga na een situatie waarin je jezelf beter leerde kennen door een reactie op een gebeurtenis.

1.5.6.2.1 Voel na of je je eigen reactie ook jouw “wil” zou kunnen noemen.

1.5.6.2.2 Wat had je toen in stand willen houden?

1.5.7 – 8 Betrokken wetten CD

1.5.7.1 8.5 “Bewegingen die gewoon zijn moeten worden gehandhaafd wanneer een afwezigheid van afleidende sensatie, die de basis is voor attentie, moet worden bereikt.

Daarom zijn de gebruikelijke bewegingen impliciet in het “wezen” van dat wat daarop is gebaseerd.

Wanneer het tot manifestatie wordt gewekt zal het altijd proberen om die bewegingen voort te brengen als basis van het bestaan.” ~ Vgl. de Wil

1.5.7.2 8.17 “Om de afwezigheid van sensatie te bereiken die alléén mogelijk is door de aanwezigheid en voortzetting van

(11)

gewoon geworden reacties in hun gebruikelijke volgorde, blijft de GE aangepaste reacties maken, dankzij de dynamiek van Haar deeltjes. Op hun beurt induceren deze acties de corresponderende reacties van de losse samenvoegingen van materie van elk Kosmisch gebied die er omheen verzameld zijn. Aldus wordt een miniatuurkosmos opgebouwd.”

1.5.7.3 “De Logos heeft, door de sensatie van Zijn eigen natuur, een concept van zichzelf, waarvan het gewaar is.

Dat is een nieuwe sensatie, en het gaat zich daarmee bezig houden.

Dit is het zelfbewustzijn van een Logos.

Dit is Schepping.”

1.5.7.4 De GE heeft de ontwikkelingen in zijn Universum nodig om zelfbewust te worden.

1.5.7.5 8.21 “De gehele wil van het nucleaire atoom van het Organisme is om de gebruikelijke condities constant te houden die de wetten van Haar natuur zijn geworden. Deze condities zijn o.a. de “Natuurlijke Wetten” die de mens ontdekt.”

1.5.7.6 9.3.2 "Principe dat weinig bekend is": op een andere wijze verder gaan waar de vorige fase stopte. Zoals Ringen -

> stralen en gebieden -> atomen -> reizende atomen -> GE's -> universa. De verschijningsvorm is dus steeds anders.

1.5.8 – 9 Verwante denkbeelden CD 1.5.8.1 Wil en doel: in 8.9, 8.15 en 8.17 1.5.9 – A Zienswijzen

1.5.9.1 == O14; (Diepte)psychologie 1.5.9.1.1 Waarin CD toevoegend

1.5.9.2 == O16; Ontwikkelingspsychologie

1.5.9.2.1 Wilber, Integral Spirituality, p.239: “Charles Peirce spoke of natural laws as being more like natural habits, and I agree: we call them Kosmic habits or Kosmic memories, and that is how the levels of reality (of being and knowing) can be interpreted. When they first emerged, the form they took was relatively open and creative, but once a

particular response occurred time and time again, it settled in a Kosmic habit harder and harder to shake.

1.5.9.3 == O18; Wijsheidstraditie

1.5.9.3.1 27.38.10.2.1 Er is echter nog een ander niveau van de metafoor, en dat wordt steeds belangrijker naarmate het boek vordert. Vanaf de oudheid is het gebruikelijk in westerse esoterische geschriften om de zon te identificeren als de representatie, de bewoning of zelfs het materiële lichaam van de belangrijkste goddelijke kracht die actief is in de wereld die we kennen. Die gewoonte heeft vrijwel zeker Egyptische wortels, die de oorsprong vinden in de verering van de zonnegod Ra; je kunt dezelfde zonnevisie vinden in het klassieke Westerse occultisme, van de hymnen van keizer Julianus tot Helios de zonnegod en Robert Fludd's identificatie van de zon als de bewoning van de Logos, de tweede persoon van de Christelijke drie-eenheid. (Gre 6)

1.5.9.4 == O31; Theosofie

1.5.9.4.1 Kosmisch Vuur: zie Stanza II

1.5.9.4.1.1 …We bouwers, de li8chtende zonen van de Manvantarische dageraad?.. De voortbrengers van vorm uit geen-vorm, rustten in de zaligheid van niet-zijn.

1.5.9.4.2 8.27.4.3.1 Hodson: Het verleden wordt gereproduceerd en samengevat in het heden.

1.5.9.5 == O40; Vergelijkende Godsdienstwetenschap

1.5.9.5.1 9.3.6 Christendom: ~de Zoon schept de werelden.

1.5.9.5.2 De Grote Entiteit is dus, in de woorden van Fortune, de Schepper en Onderhouder van het universum dat het tot stand heeft gebracht. Het is de god van dat universum, als je een monotheïst bent, of het hoofd en de ouder van de goden als je een polytheïst bent. Druïden in de Revival traditie die werken met de Cosmic Doctrine hebben dus de neiging om de Grote Entiteit te identificeren met Hu de Machtige, en het verhaal van zijn leidende de Cymry van Deffrobani naar het eiland van Groot-Brittannië met de reis van de Grote Entiteit van de Centrale Zon naar het zevende Kosmische vlak; lezers die de voorkeur geven aan andere mythen en andere theologieën zullen waarschijnlijk geen moeite hebben om iets te vinden dat geschikt is voor hun behoeften in de middelen van hun eigen traditie. (Gre9) 1.5.9.6 – Vergelijking CD en auteurs volgens:

1.6 == AZ22; H9; Kosmische atomen rondom de GE projecteren zich volgens eigen patronen in Universum

1.6.1 – 1 Beschrijving kort

1.6.1.1 De projectie gebeurt vanwege de actieve fase van de Ring Chaos

(12)

1.6.1.2 Deze werking plant zich voort in de stralen en de cirkels en in alle atomen (zij zijn immers ontstaan door de werking van de stralen en de cirkels).

1.6.1.3 Vanwege de actieve fase induceren geheugeninhouden van de GE (die wervels zijn) soortgelijke wervels in het Universum

1.6.1.4 De geheugeninhouden betreffen patronen van reactiemogelijkheden

1.6.1.5 Dus: subjectieve inhouden worden objectief gemaakt in universum atomen (“u.atomen”) 1.6.1.6 De inhouden van kosmische atomen (“k.atomen”) zijn afkomstig uit 7 kosmische gebieden

1.6.1.7 Het resultaat is een ongeorganiseerde massa van geprojecteerde inhouden: u.atomen volgens alle gebieden.

1.6.1.7.1 Verschilt met de Kosmische fase 1.6.2 – 2 Beschrijving door CD

1.6.2.1 9.12 Zoals eerder gezegd verzamelde de Grote Entiteit om zich heen atomen van elk Kosmisch gebied, waaruit zij haar lichaam vormde. Deze atomen zelf zijn entiteiten, maar van een mindere graad van ontwikkeling dan de Grote Entiteit waarvan zij deel uitmaken. Omdat zij van een mindere ontwikkeling zijn is hun volledige recapitulerende groei eerder bereikt. Elk atoom dat zichzelf gerealiseerd heeft, heeft een concept van zichzelf gemaakt. Deze concepten, geprojecteerd door de atomen, zijn geen atomen, maar evenzovele eenheden van kennis van manieren waarop reactie mogelijk is. Zij zijn daarom niet gesorteerd in concentrische banden, want er is niets in hen waarop zwaartekracht kan aangrijpen. Zij zijn slechts vormen van reactie.

1.6.2.2 9.12.2 “om zich heen verzamelen”: als bij een incarnatie

1.6.2.3 9.12.3 “kennis van manieren waarop reactie mogelijk is” ~ patronen, kennissystemen.

1.6.2.4 9.12.4 Rond de GE zijn dus atomen van élk Kosmisch gebied waar het door is gegaan, als een wolk, nog niet gestructureerd. De GE wordt stationair in één Kosmisch gebied. Onze Logos is in het 7e gebied. Rondom de Logos zijn er dus Kosmische atomen van de gebieden 1..7.

1.6.3 – 3 Uitleg van de CD 1.6.3.1 GJvdS:

1.6.3.1.1 op einde k.periode 3 soorten k.atomen:

1.6.3.1.1.1 A. statische, blijven in stationaire baan

1.6.3.1.1.2 B. reizenden, nog in ontwikkeling: reizen langs de stralen 1.6.3.1.1.3 C. reizenden, geheel ontwikkeld

1.6.3.1.2 B en C verzamelen zich rond de Centrale Zon.

1.6.3.1.3 Bij aanvang volgende k.periode: Ring Chaos overhand; 1e fase = recapitulatie 1.6.3.1.3.1 A (1) gaan evt. nieuwe allianties aanA (2) gaan met een GE mee: een C

1.6.3.1.3.2 B nemen hun positie weer in, gaan verder met reizen (is speculatie, de CD spreekt hier niet over, is voor ons niet van belang) 1.6.3.1.3.3 C nemen hun positie weer in, hoeven niet meer te reizen; recapituleren en gaan bewustzijnsinhouden emaneren.

1.6.3.1.4 Vraag 1 is: wat gaan k.atomen A2 doen? Ders dan bij A1, B en C: zij zijn in een nieuwe situatie geko0men door met de GE mee te gaan.Deze is voor hen als de Centrale Zon. Hun recapitulatie betreft het handhaven van hun positie en het uitvoeren van hun reactiepatronen. Geconfronteerd met hun nieuwe omstandigheden emaneren zij hun patronen, als compensatie voor hwe omstandigheden. Vgl. met ordeningsplannen. Die zijn in eerste instantie alleen op

“zelfbehoud” gericht. Deze ordeningsplannen zijn op zich óók wervels, zoals alles in de CD.

1.6.3.1.5 Vraag 2 is: wat gaat een GE (C) doen? Wat is haar nieuwe situatie? Een wolk van k.atomen A2. Een GE wil haar eigen condities handhaven. Emaneert daarde concepten van Ringen, Stralen en Gebieden.

1.6.3.2 GJvdS: De vraag kan gesteld worden waarom de omringende Kosmische atomen recapituleren. Een GE doet dat omdat Haar ontwikkeling is voltooid en er toch een uitgaande impuls door Haar heen gaat. Een om Haar rondwentelend k.atoom is nog niet voltooid. Een mogelijk antwoord is het volgende.

De Kosmos was in rust. Op twee manieren. De Kosmische atomen waren in een stationaire baan (geen stromen werken op hen in) en de GE’s waren in de centrale stilte. In een pralaya is alles in rust, ook het bewustzijn. De impuls van de Ring Chaos is als voor een nieuwe incarnatie -> recapitulatie van alles wat verworven is. De Ring Chaos zou de k.atomen buitenwaarts kunnen voeren, waardoor nieuwe ontwikkeling mogelijk zou zijn. Maar de Ring Chaos wordt overwonnen door de kracht van de GE waardoor het k.atoom in een stationaire baan komt, net zoals de GE. Dat is voor die k.atomen uiteindelijk een gewenning. Daarom heeft de impuls van de Ring Chaos dezelfde werking op een k.

(13)

atoom als op de GE. De zich weer instellende kosmische bewegingen zetten het subjectief bewustzijn van de ronddraaiende k.atomen én van de GE in beweging.

1.6.3.3 De concepten bestaan uit patronen. En patronen zijn informatie, kennis, opgeslagen in de banen van de atomen.

Vergelijkbaar met computerprogramma’s, met if-then-else opdrachten. Deze patronen kunnen overal op worden afgebeeld, door middel van resonantie.

1.6.4 – 4 Tekening

1.6.5 – 6 Voorbeelden van voorkomen

1.6.5.1 Bijv. ritme tussen werk- en zondagen. Zaterdag: afmaken, opruimen, essentie bewaren. Zondag: rust, afstemming hoger. Maandag: recapituleren, nieuwe voor komende week.

1.6.6 – 9 Verwante denkbeelden CD

1.6.6.1 Vergelijk met eerste beweging uit ongemanifesteerde. Is te vergelijken met de Ring Chaos. De beweging neemt mee het initiële bewustzijn van het ongemanifesteerde en creeërt de eerste cirkel. ~Ring Kosmos. Analoog de vorming van u.atomen, als beweging vanuit elk van de k.atomen.

1.7 == AZ23=D015; H9; GE projecteert zichzelf volgens eigen patronen in Universum;=D015;Creatie en Emanatie, Oerbeweging (in wording)

1.7.1 – 1 Beschrijving kort

1.7.1.1 De GE projecteert Haar geheugeninhouden, die veel complexer zijn dan die van de k.atomen.

1.7.1.2 Gebeurt vanwege de complexiteit later dan bij de k.atomen

1.7.1.3 Valt te vergelijken met de projecties die een ziel maakt tijdens het afdalen in de verschillende lichamen van een baby. ~ CD 9.4

1.7.1.4 De GE begint Haar projecties vanuit Haar herinnering van de Ringen, de Stralen en de Gebieden (omdat die er het langst zijn en het meest eenvoudige zijn).

1.7.1.5 De GE brengt hiermee de “infrastructuur” aan van Haar Universum.

1.7.1.6 Later volgen patronen vanuit verschillende k.gebieden, naarmate deze kunnen resoneren in de zich ontwikkelende u.atomen

1.7.2 – 2 Beschrijving door CD

1.7.2.1 9.5 De Grote Entiteit heeft dan, door de sensaties van Haar eigen natuur, een concept van zichzelf, waarvan Zij gewaar is. Hier is dan een nieuwe sensatie, en Zij gaat zich daarmee bezig houden. Dit is het zelfbewustzijn van een Grote Entiteit. Dit is schepping. “En God maakte de mens naar Zijn beeld en gelijkenis”. Een universum is een concept in de geest van een Grote Entiteit. Het wordt geschapen door de zelfcontemplatie van een Grote Entiteit.

1.7.2.1.1 Zelfbewustzijn = een concept van jezelf waarvan je gewaar bent.

1.7.2.1.2 9.5.3 De GE (zie 8.17) blijft aangepaste reacties maken. Deze geven de sensaties van Zijn eigen natuur. Het geheel is een organisme. De GE wordt zich daarvan bewust.

1.7.2.1.3 9.5.4 Het gaat hier om de sensaties van de eigen natuur, vergelijkbaar met het leven tussen dood en geboorte. Dit is de geboorte van een God. Er is iets nieuws ontstaan.

1.7.2.1.4 9.5.6 Dus: tussen dood en geboorte ontstaat inzicht, zelfbewustzijn, los van uiterlijke omstandigheden. Het

(14)

ontstaan daarvan is creatie. De verschillende lichamen worden gevormd. Het inzicht is één geheel.

1.7.2.1.5 9.5.7 In principe ontstond de individualiteit al bij het ontstaan van een primair atoom: een werveling die permanent wordt.

1.7.2.1.6 9.5.9 Aanvoelen: de GE past zich automatisch aan aan de buitenwereld (de Kosmos). De GE wordt zich bewust van de manieren waarop Zij dat doet. Als dit proces is voltooid dan is de GE volledig zelfbewust.

1.7.2.2 9.6 Het bewustzijn van de Grote Entiteit, zich bewust van dit beeld van zichzelf als één geheel, wordt nu bewust van de veranderingen in de verhoudingen van de krachten van Haar eigen aard, veroorzaakt door de Kosmische invloeden door welke Zij is gepasseerd, aldus aanleiding gevend tot nieuwe concepten over zichzelf. Deze concepten worden

toegevoegd aan de bestaande concepten, hen daarmee historisch conditionerend. Dit zijn andere uitstromingen van creatieve kracht dan waarover u hebt gehoord.

1.7.2.2.1 9.6.2 Het passeren van Kosmische invloeden heeft een tijdsaspect. Het zelfbewustzijn ondergaat dat.

1.7.2.2.2 “Dit zijn andere uitstromingen van creatieve kracht dan waarover u hebt gehoord”: dit is een nieuw type.

1.7.2.3 9.11 Zoals we al hebben gezien projecteert een Grote Entiteit haar concept van zichzelf. Dit is echter niet het begin van objectivering in een universum, hoewel het hier om didactische redenen als eerste behandeld wordt. Want de Grote Entiteit, toen zij een beeld van zichzelf projecteerde, verkreeg substantie van dezelfde aard als de projectie, in

afwachting van de organisatie die die projectie zou teweegbrengen.

1.7.2.3.1 9.11.2 "verkreeg substantie van dezelfde aard." Bedoeld wordt: de atomen hebben al concepten geprojecteerd. Het concept van de Logos is echter meeromvattend en verkrijgt daarmee de “substantie” van de concepten van de atomen.

De aard van concepten is overal hetzelfde.

1.7.2.4 9.13 Het bewustzijn van een Grote Entiteit is zich niet bewust van de individuele reacties van haar atomen, evenmin als een mens zich bewust is van het individuele bewustzijn van de cellen die zijn lichaam samenstellen. Daarom, wanneer Zij probeert een beeld van zichzelf te vormen, moet Zij de reacties van de verschillende soorten van atomen in hun respectievelijke aggregaten nemen. Zij is afhankelijk van de atomaire concepten voor het creëren van de nodige atomaire beelden.

1.7.2.4.1 9.13.2 Verschil tussen concepten van k.atomen en van GE:

1.7.2.4.1.1 Van k.atomen: verzameling van reactiepatronen zoals zij zich vormen

1.7.2.4.1.2 Van GE: de reactiepatronen zijn impliciet, er komen er niet meer bij -> GE is onbewust van Haar reactiepatronen. Door het uitvoeren van eigen bewegingen (die voor de GE geheel bekend zijn) worden de reactiepatronen onbewust geactiveerd. Zij gaan nu uitwerken op de universum atomen. De GE heeft de reacties nodig voor Haar objectieve zelfbeeld.

1.7.2.4.2 9.13.3 aggregaat” = een samenstel: zoals een arm, been etc., een hogere eenheid die een eigen bewustzijn heeft.

1.7.2.4.3 Individuele reacties van atomen worden niet waargenomen door de GE, wél de reacties van hun aggregaten. (GJvdS:

Omdat de individuele reacties allemaal verschillend zijn. Een aggregaat heeft ordening en dus geheugen).

1.7.2.4.4 9.13.4 “wanneer Zij probeert”: klinkt als een teleologie (GJvdS: Waarom? De actie wordt veroorzaakt door werking van de Ring Chaos. Dit wordt in het bewustzijn gevoeld als een drang. De Kosmische drang - van de Ring Chaos - tot ontwikkeling drijft de GE tot bewustwording.)

1.7.2.5 9.14 Daarom moet de Grote Entiteit haar concept van zichzelf creëren in objectieve substantie, en is daarom beperkt en gebonden door condities van de aard van de reeds gemaakte beelden die het gebruikt. Aldus verrichten de atomen die hun eigen beelden vormen de primaire scheppingsdaad.

1.7.2.5.1 9.14.2 "beelden" = concepten = eenheden (9.15) 1.7.2.5.2 9.14.3 De atomen zijn van alle kosmische gebieden.

1.7.2.5.3 9.14.4 Het concept van de GE van zichzelf wordt beperkt omdat de beelden van de atomen beperkt zijn.

1.7.2.6 9.15 De eerste scheppingshandeling komt voort uit het lichaam van God, en is slechts een massa van

ongeorganiseerde eenheden. – “Duisternis was over het oppervlak van de Diepte”. Deze eenheden hebben geen enkele organisatie en hebben bijgevolg geen onderlinge relatie. Zij kunnen niet tot objectief bewustzijn komen. Maar het concept van de Grote Entiteit, gebaseerd op Haar Kosmische ervaringen, organiseerde hen in relaties zodra het concept van de Grote Entiteit geprojecteerd werd. Zij werden vervolgens van elkaar bewust en kregen onderlinge affecties.

1.7.2.6.1 9.15.2 "Het lichaam van God" = de atomen (9.12) van elk kosmisch gebied waarin Zij Haar Lichaam vormde.

1.7.2.6.2 9.15.5 “Werden zich van elkaar bewust”: door de organisatie van bovenaf: de atomen passen hun gedrag aan en merken in hun reacties dat andere atomen dat ook doen. De verzameling is niet meer random (Browns).

Samenwerking en groepsbesef doen hun intrede.

(15)

1.7.2.7 9.16 Daarmee zult u zien dat de Kosmische atomen de atomen schiepen van elk eerste ondergebied van een gebied van manifestatie, en dat de aldus geschapen atomen de ondergebieden ontwikkelden, doordat zij met elkaar in verbinding werden gebracht, ieder met zijn eigen soort, door actie van de Grote Entiteit.

1.7.2.7.1 9.16.2 "Zult u zien" = Er ontstaan nu u.atomen in de ondergebieden. Moet resultaat zijn van de onderlinge affecties/relaties tussen u.atomen op 1e ondergebied. Zie verder bij uitleg.

1.7.2.8 9.17 Het eerste ondergebied van elk gebied heeft daarom een directe relatie met zijn overeenkomstige gebied van Kosmische substantie en wordt bijgevolg beïnvloed door de Grote Entiteiten op dat gebied. Daarom is er altijd een bepaald verzet tegen de Grote Entiteit van een universum van de zijde van de atomen die haar materie vormen. Dit is een zeer belangrijk punt.

1.7.2.8.1 9.17.3 De GE heeft geen last van andere GE’s, want Zij is aan hen gewend. Maar de k.atomen rond de GE zijn dat niet.

1.7.2.8.2 Zie ook AZ30.

1.7.3 – 3 Uitleg van de CD

1.7.3.1 De Zonnelogos of Grote Entiteit doorloopt hetzelfde proces op een veel langere tijdschaal dan de u.atomen. Haar Persoonlijkheid ontstaat wanneer zij de effecten van de veranderende kosmische getijden op zichzelf aanschouwt, en deze Persoonlijkheid is opgebouwd langs de lijnen die al zijn vastgelegd door de ervaring van de Grote Entiteit met de kosmos. Dus, in deze Persoonlijkheid zijn er stromen van beweging die na een lange tijd rondbuigen om drie grote Ringen te worden; er zijn twaalf Stralen die uit een centrum stromen en er naar terugkeren; er zijn atomen geboren uit hoekige bewegingen die door de Stralen in gang zijn gezet, die worden opgevangen en meegesleurd in de

bewegingsstromen. Al met al is er een spiegelbeeld van de kosmos, weerspiegeld in het bewustzijn van de Grote Entiteit, en dit wordt een eigen universum - maar de Zonnelogos is niet de enige bewoner van dat universum. (Gre11) 1.7.3.2 Bij emanatie Logos->Universum

1.7.3.2.1 Gebeurt vanwege impuls Ring-Chaos

1.7.3.2.2 In de vorige fase van de Kosmos werd dan 1 gebied lager gegaan. Gebeurt in deze fase nog 1 keer: vanuit de Centrale Stilte naar het eigen gebied volgens soortelijk gewicht. Maar daarna niet verder. De zwaartekracht houdt alles op de plaats, wint het kennelijk van de Ring-Chaos. Daardoor worden bewustzijnsinhouden objectief gemaakt.

1.7.3.2.3 Technisch vertaald: de patronen in het bewustzijn gaan werken op de omgeving.

1.7.3.2.3.1 Is eigenlijk magie

1.7.3.3 De GE is door de hele Kosmos gereisd en kent haar. Kent dus de infrastructuur van Ringen etc. De kosmische atomen hebben die alleen ten dele ondergaan en kennen de infrastructuur niet. Ieder kosmisch atoom heeft andere ervaringen.

1.7.3.4 Er wordt een universum gevormd, vanuit een innerlijk proces.

1.7.3.5 Na voltooiing van een GE gaat zij naar de centrale stilte, door de werking van de Ring Kosmos. Als het uitgaat gebeurt dit door de de werking van de Ring Chaos. Deze impuls zet aan tot innerlijke bewustwording, als een

individuatieproces. Er ontstaat een zelfbewustzijn. Dit wordt schepping genoemd.

1.7.3.6 “Alles en niets”: vanuit een hogere laag wordt een lagere geëmaneerd door werking van de Ring Chaos en de Wet van impactatie.

1.7.3.7 Actie in Universum: iets kan

1.7.3.7.1 Geïnspireerd zijn vanuit hogere laag

1.7.3.7.2 Nieuw ontstaan zijn vanuit reacties en trial-en-error (~menselijk)

1.7.3.8 GK: Dus is het universum gemaakt door de grote entiteit (aka de Logos), een geestelijke projectie samengesteld uit de beelden die een afspiegeling zijn van de zelf-concepten van werkelijke atomen van de kosmos. Maar omdat het is gebaseerd op reflectie, is het niet een replica van de kosmos, maar zijn exacte spiegelbeeld.

Om zijn zelfbeeld te creëren weerspiegelt de Logos de afbeelding precies. Maar omdat hij niet bewust is van zichzelf op het atomaire niveau (zoals ook wij ons niet bewust zijn van onszelf op cellulair niveau), moet hij om dit zelfbeeld te maken vertrouwen op de zelfbeelden die gegenereerd worden door de individuele atomen die Hij heeft gekregen en die deel zijn geworden van Zijn lichaam. Deze bestaan al, omdat ze zijn gemaakt na de voltooiing van de evolutie van een Entiteit, en minder complexe entiteiten voltooien hun evolutie sneller dan de Logos.

De Logos is dus "afhankelijk van de atomaire concepten voor het maken van de nodige atoombeelden" Dit betekent dat de Logos (die we als God zouden kunnen beschouwen) niet de eigenlijke schepper is van elk van de atoombeelden (gedachtevormen) binnen Zijn universum, maar eerder de organisator van die beelden is.

(16)

1.7.3.9 GK: Het was niet totdat de grote entiteiten, na hun reeks van kosmische inwijdingen, kwamen stromen uit het hart van God, de Centrale Stilte, met het mandaat om hun eigen evolutionaire systemen te vormen, dat wij werden opgenomen binnen de aura van een van hen, om deel te nemen in de volgende fase van kosmische evolutie. Deze fase is een ontwikkeling van zelfbewustzijn die tegelijkertijd de creatie was van het zonnestelsel waarin wij leven, bewegen en ons bestaan hebben.(GK)

1.7.3.10 Het huidig universum en de GE zijn dus ontstaan in een voorgaande Kosmische fase en zijn daarvan het product.

1.7.3.11 In het Universum worden de Kosmische wetten gespiegeld. Dit zorgt voor een opheffende werking op reeds aanwezige lagere organismen binnen het Universum.

1.7.3.12 De actuele schepper van elk concept in een universum dat is gebaseerd op gedachtenvormen is het corresponderende atoom binnen de Kosmos die het Universum doet ontstaan.

1.7.3.13 Ad. 9.16

1.7.3.13.1 9.16.3 Door affectie ontstaat schepping. Wordt verderop uitgelegd.

1.7.3.13.2 9.16.4 Affectie = liefde = het hoogste. Vgl. twee mensen die elkaar eerst niet kennen en op het eerste gezicht verliefd worden. Het hoogste is het eerste ondergebied. Dit was er nog niet (er waren nog geen u.atomen) maar wordt nu aangebracht, door affecties van de atomen. Zij creëren dus dit eerste ondergebied. Anders gezegd: zij activeren de infrastructuur van het eerste ondergebied.

1.7.3.13.3 9.16.5 De GE heeft atomen van alle gebieden om zich heen. Deze creëren allen hun eigen sfeer. Daardoor worden alle eerste ondergebieden gemaakt van alle 7 gebieden. Deze ondergebieden zijn van het universum, niet van de Kosmos.

1.7.3.13.4 9.16.6 H14 en H9.16.1. “De kosmische atomen ontwikkelen de primaire ondergebieden.” Hiermee worden de eerste ondergebieden van een universum bedoeld. De ondergebieden bevatten dus geprojecteerde u.atomen, geprojecteerd /geëmaneerd door de statische k.atomen, die van kosmisch gebied 1..7 zijn.

1.7.3.13.5 9.16.7 Door het wederzijdse reageren op elkaar volgens de lijnen van de GE, in affectie op elkaar, ontstaan samenstellingen, zoals in de Kosmos ook gebeurde.

Zo ook ontstaan de volgende ondergebieden vanuit elkaar, steeds reagerend in een ondergebied en daarmee een lagere ondergebied vormend.

1.7.3.13.6 9.16.8 “met elkaar in verbinding gebracht”: in de Kosmos gebeurde dit door kans, in het Universum gebeurt dit door kans én door de ordening van de GE. We krijgen nu de vorming van Universum-atomen en -“moleculen”, die bestaan uit bij elkaar passende reactiepatronen.

Dit is vergelijkbaar met de vorming van Kosmische atomen op Kosmische gebieden door aggregatie. Die dalen af langs de stralen. Soortgelijk in het Universum.

9.16.7.4 Zij maken dus steeds dichtere lichamen.

9.16.7.6 Nummer de gebieden van het universum van 1..7. Daarbinnen de ondergebieden weer met 1..7. Dus krijg je:

1 1.1 … 1.7 < -B 2 2.1 … 2.7

7 7.1 … 7.7 ^

A

Kolom A: dit zijn de primaire ondergebieden van het universum. Hierin worden universum atomen gecreëerd door Kosmische atomen van gebieden 1..7.

In rijen B worden universum atomen gecreëerd vanuit de primaire A-atomen.

De materie van het universum wordt dus gevormd door samenstellen van concepten van de Kosmische atomen, onder invloed van de GE.

De wolkachtige materie vanuit 7 kosmische gebieden rondom de GE (de roterende aantrekkingskracht van de GE is kennelijk groter dan de aantrekkingskracht door het soortelijk gewicht) bepaalt de omvang van het werkingsgebied van de GE. Zij emaneren een concept van zichzelf.

Door de GE wordt de infrastructuur geprojecteerd/geëmaneerd. Deze stelt het mechanisme in werking van het vormen van universum-atomen, die combineren en langs de stralen uitgaan en een tweede deelgebied vormen etc., zoals in de Kosmos.

1.7.3.13.7 9.20.2.3.3 GK: de Kosmische atomen zijn van een geestelijke aard, met 7 niveaus. De Universum atomen zijn van ónze realiteit, ook met 7 gebieden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

‘In Nederland, waar dit al langer mogelijk is, blijft het cijfer ook heel laag. Ze

God wil dat we weten hoe RIJK we zijn wegens Zijn weergaloze genade: “Gezegend zij de God en Vader van onze Heere Jezus Christus, DIE ONS GEZEGEND HEEFT MET ALLE GEESTELIJKE ZE-

Heerser over alle dingen, God van de oneindigheid, van uw liefde wil ik zingen, buigen voor uw majesteit.. Eeuwen komen, eeuwen gaan, voor altijd blijft uw

Om het onderzoek te structureren is eerst een theoretisch kader opgesteld met modellen en theorieën uit relevante literatuur. Het onderzoek heeft min of meer een beschrijvend

Junior management vindt gewaardeerd worden door collegae meer van belang voor het lezen van (vak)informatie dan zowel midden als top management.. Junior management vindt

Speciaal voor deze dag hebben studenten van de b`etafaculteit en de toneel- groep Particolarte de koppen bij elkaar ge- stoken om een theaterstuk voor kinderen te schrijven en op

Natuurlijk vind je, dat je de wijsheid in pacht hebt, anders zou je niet schrijven, maar tegelijk moet je zo tolerant of prudent zijn om te zeggen: ‘Als mijn wijsheid niet gepikt

complexiteit, c.q. ‘wickedness‘: 1) dynamische complexiteit: waarbij oorzaak en gevolg niet direct duidelijk is. Er zit een vertraging in de tijd tussen oorzaak en gevolg. Dat