• No results found

1 Authenticiteit en het kunstenaarschap in context

4.4 Authentieke oprechtheid als beweging

Being a nobody was Franny’s respons op het maatschappelijke streven naar being a somebody, en aanleiding voor mijn onderzoek naar de verschillende manieren waarop authenticiteit kan worden geïnterpreteerd. Nadat ik begon de twee door Franny aangedragen opties tegenover elkaar te zetten, wil in dit laatste hoofdstuk beiden van tafel schuiven en ruimte maken voor een nieuwe benadering van identiteit – als beweging.

41 Meskens, A.– The Making Of, impressies uit een werkplaats voor mogelijke kunst, Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 2013,

p.137

De somebody zoekt naar authenticiteit in de periferie van het men en hoopt deze te vinden in een zo origineel mogelijk ingevulde identiteit. De nobody van Franny denkt een authentieke staat te kunnen bereiken door elke mogelijke identiteit juist van hand te doen. Maar zowel de statische invulling van somebody als de statische leegte van nobody houden vast aan het idee van een ingevulde identiteit: ben je een iemand of ben je een niemand, de een slechts een negatie van de ander.

De interpretatie van being a nobody die ik in dit hoofdstuk aan wil dragen, en die ik van Schelling en Heidegger heb meegenomen, refereert niet naar een ontkenning van de perifere identiteit maar naar een geheel andere zijnsmogelijkheid, waarbij niet de inhoud maar de verhouding tot die inhoud bepalend is voor de authenticiteit. Being a nobody, als verlichtte of eigenlijke identiteit, is dus geen inhoudelijke reactie op being a somebody maar opent een nieuw domein, een oorspronkelijke ruimte, waar authenticiteit bestaat in een open identificatie met nieuwe mogelijkheden.

Het moderne gevaar van authenticiteit schuilt in de reactieve, want: ingevulde, opvatting ervan. Zolang deze in stand wordt gehouden kan van eigenlijke authenticiteit onmogelijk sprake zijn, de periferie van het men wordt niet verlaten. Reactiviteit betekent vasthouden aan de concepten van het men, en daarmee aan inauthenticiteit. In hoofdstuk 4.2 argumenteerde ik dat Franny slechts een halve sprong maakt wanneer ze zich niet open durft te verhouden tot nieuw leven. Uit angst voor elke invulling probeert ze zich van haar gehele perifere identiteit te ontdoen; haar antwoord op zinloze volheid is een zinloze leegte.

Om aan de reactieve keten te kunnen ontsnappen is echter een identiteitsopvatting nodig die zich niet tot de inhoud maar tot de vorm van de perifere betekenis verhoudt. Identiteit moet niet worden gezocht in verschillende puzzelstukjes maar in de ordening hiervan, niet in een nieuwe jurk, maar in de manier waarop de oude gedragen wordt. Authenticiteit staat los van een kwantitatieve invulling maar krijgt betekenis in een kwalitatieve verhouding tot identiteit.

Deze benadering van identiteit als een dynamische werking is al aan bod gekomen in mijn bespreking van de houding van de kunstenaar. De eigenlijke kunstenaar ziet zijn werk niet als een verlengstuk van zichzelf maar als iets dat hem is toe-gevallen, Het werk identificeert hem niet - hun samenkomst bestaat alleen tijdens het proces, in het moment van concentratie. Het kunstenaarschap zit niet in het resultaat van zijn creatie maar in het artistieke onderzoek zelf – hij is geen kunstenaar, hij maakt kunst. En net zoals bij de kunstenaar de activiteit van het creëren vereist is, bestaat ook identiteit in het ‘to act’ dat op de mystieke handeling volgt. Alleen wanneer gehandeld wordt, wanneer de mens is, kunnen de periferie en het licht elkaar raken. Identiteit zit niet in de plantjes, maar in het proces van begroeiing op een vruchtbare grond.

In hoofdstuk 1.2 beschreef ik kort het onderscheid dat Trilling schetst tussen authenticiteit en sincerity en haalde ik zijn voorbeeld aan van de postbode die zich oprecht identificeert met het postbode-zijn. De postbode van Trilling zou volgens Heidegger een oneigenlijk leven leiden, volledig opgezogen door het men. Authentiek worden betekent voor deze postbode niet dat hij zijn postzak in de gracht gooit, maar dat hij zich op een eigenlijke wijze tot zijn postbode-zijn, verhoudt. Het rondbrengen van de post als activiteit.

De sociale oprechtheid en het engagement uit Trilling’s opvatting van sincerity wil ik echter meenemen in mijn identiteitsbenadering. Ik argumenteer dat de oppositie tussen sincerity en authenticity niet zo scherp is, of zou moeten zijn, als door Trilling gerepresenteerd. Zoals ik namelijk in de voorafgaande hoofdstukken heb laten zien is de moderne interpretatie van authenticiteit, als being a somebody, op te vatten als een sociale rol. De somebody, die een ingevulde vorm van authenticiteit nastreeft, is hoogstens sincere. Het alternatief, authenticiteit als context- loze eerlijkheid, is vanuit Schelling en Heidegger echter ook onleefbaar gebleken. Ik pleit voor een samenkomst van authenticiteit en sincerity waarbij de sincere man zich op een authentieke wijze

– vanuit een persoonlijke integriteit of ‘eigenlijkheid’ – geëngageerd tot het publieke domein verhoudt. Zoals sincerity pas beoordeeld kan worden in een sociale context (SA 3), bestaat ook echte authenticiteit alleen in een verhouding tot ‘de anderen’.

Het is belangrijk dat de postbode zijn baan serieus opvat, inziet wat de waarde is van post in het algemeen en verantwoordelijkheid neemt voor zijn rol in dit praktische geheel. Om niet te vervallen in een relativistische zijns-opvatting is een zekere ernst of toewijding vereist naar het dagelijks leven, zonder hiermee samen te vallen. Zoals de eigenlijke mens zich op een gecommitteerde wijze tot zijn eigen Zijn verhoudt, dient hij ook (weer), vanuit een authentieke zijnswijze, een verbintenis aan te gaan met de wereld.Maar door de bril die hij nu draagt en de heldere blik die hier het gevolg van is, is hij in staat niet samen te vallen met het normale bestaan. De authentieke mens probeert zichzelf niet langer als een individu te definiëren maar ziet zijn persoonlijkheid als een eeuwige beweging, in contact met andere bewegingen, zonder hier volledig mee vermengd te raken.

Oprechtheid en engagement tegenover het perifere leven leidt zodoende niet automatisch tot samenvallen-met, en zo hoeft ook Franny niet bang te zijn om terug te keren naar haar campus of het toneel. Juist doordat ze de oneigenlijkheid van de wereld heeft waargenomen, de oppervlakkigheid en zelfs zinloosheid van het men heeft gevoeld, is Franny nu in staat om kunst te maken waarin deze waarheid wordt verbeeld. Nog steeds is de aantrekkingskracht van het men actief, is er moed voor nodig deze te weerstaan, maar gevoed met nieuwe identificatie staat Franny sterker in haar schoenen: ze kan zich nu op eigenlijke wijze verhouden tot het heersende verlangen een somebody te zijn.

‘Somewhere along the line, you not only had a hankering to be an actor or actress but a good one. You’re stuck with it now. You can’t just walk out of the results of your own hankerings. Cause and effects buddy, cause and effect.”(FZ 147) Franny kan zich niet ontdoen van de identiteit die zij heeft opgebouwd, ze is nu eenmaal geboren in de Glass familie, opgevoed door haar religieus-fanatieke broers, gezegend en vervloekt met bepaalde karaktereigenschappen, verlangens en talenten. Pas wanneer ze haar oude bestaan weer onder nieuwe ogen durft te komen heeft Franny de moed gevonden een niemand te zijn.

Slotwoord

The courage to be an absolute nobody; hoe te ontsnappen aan een wereld waarin authenticiteit een onderdeel van uiterlijk vertoon geworden is, een culturele imperatief? Hoe te ontsnappen aan, of: hoe te leven in? Deze scriptie is een onderzoek naar de wijzen waarop je je tot de mythische ideologie van authenticiteit en het kunstenaarschap kunt verhouden, een reactie op het streven een somebody te zijn. Franny wordt er ziek van, een uitputting die ik zowel in Schelling als in de ‘moderne’ burn-out terugvond; ziek van alle ego’s, ziek geen niemand te durven zijn.

Terwijl Franny terugkeerde naar haar ouderlijk huis, onderzocht ik in hoofdstuk twee de verschillende manieren waarop authenticiteit kan worden geïnterpreteerd. Schelling zet de perifere identiteit ‘tegenover’ de verlichtte identiteit en Heidegger laat zien dat de mens naast de oneigenlijke identiteit zich ook op eigenlijke wijze kan verhouden tot zijn oereigen zijn. Al in hoofdstuk twee merkte ik dat being a nobody onmogelijk een inhoudelijke reactie kan zijn op de ingevulde perifere identiteit van het men, maar alleen gevonden kan worden in een houding van ontvankelijkheid tegenover de mogelijkheid van verlichting.

De ego’s waar Franny aan probeert te ontsnappen streven er niet alleen naar zelf iemand te zijn maar proberen de eigen authenticiteit te bewerkstelligen en vast te leggen in een oneindige, artistieke uiting. In hoofdstuk 1 beschreef ik hoe de mythe van het kunstenaarschap het ware bestaan van reële kunstenaars lijkt te overstijgen en daarmee los is gekoppeld van de artistieke praktijk. Hoe keren we terug naar het proces zelf? Hoofdstuk drie is een onderzoek naar de betekenis van kunst, de waarheid die het kan blootleggen en het creatieproces dat hieraan vooraf gaat. De eigenlijke kunstenaar streeft geen autonomie na maar ziet zijn project als afhankelijk van onderbewuste inspiratie, laat zich niet afleiden van zijn oereigen concentratie.

Hoofdstuk vier zou je de grote finale kunnen noemen - alle spelers staan nu met elkaar op het toneel. Een gesprek tussen Franny en Zooey, bijgestaan door Schelling en Heidegger. Ik argumenteerde dat Franny de angst niet geheel op zich neemt wanneer zij zich afsluit voor de wereld, voor haar geschiedenis. De mystieke afzondering, die vanuit Schelling en Heidegger goed te lezen valt als een transcendente verlichting, krijgt pas een authentieke werking wanneer Franny haar ogen niet sluit voor wat nu eenmaal is. Aan de hand van de verhouding tussen de

kunstenaar, zijn werk en het publiek argumenteerde ik dat identiteit niet kwantitatief, maar kwalitatief moet worden begrepen: de kunstenaar is kunstenaar wanneer hij kunst maakt, de mens pas authentiek wanneer hij (weer) durft (samen) te leven. Het in hoofdstuk 1 geschetste

onderscheid dat Lionell Trilling maakt tussen authenticity en sincerity lijkt niet langer op te gaan; authenticiteit is een sincere rol geworden, en een terugkeer naar being a nobody is onleefbaar gebleken. Vanuit Schelling, Heidegger, Franny & Zooey pleit ik voor een oningevulde opvatting van authenticiteit als een dynamische houding tegenover zowel de eigen integriteit als de rollen die we nu eenmaal spelen.

Niet alleen Franny maar ook de ‘schepper’ van haar verhaal, J.D. Salinger, had een bijna neurotische afkeer van het publieke kunstenaar –en schrijverschap. Toen Catcher in the Rye uitkwam, en Salinger een literaire ster werd, drong de auteur er bij zijn uitgeverij op aan geen recensie-exemplaren uit te sturen en liet hij de auteursfoto van zijn omslag verwijderen. Ongeveer acht jaar na het verschijnen van Zooey verdween Salinger voorgoed van het toneel om zich tot zijn dood in 2010 volledig te isoleren in Cornish, New Hampshire. Sinds 1965 heeft hij zelf niets meer gepubliceerd.43

Zelf heeft Salinger Zooey’s – of zijn eigen - advies ‘to act’ dus niet ter harte genomen en being an absolute nobody opgevat als een resoluut terugtrekken uit de wereld. Ironisch genoeg heeft (juist?) deze gefixeerde drang naar anonimiteit van Salinger een absolute somebody gemaakt, over de eigenlijkheid van zijn motieven kunnen we enkel speculeren.

Uit eerbetoon aan Salinger’s wens vergeten te worden, en om mijn eigen scriptie niet volledig onderuit te halen44, zal ik bij zijn persoon en verdwijning geen verdere vraagtekens plaatsen. Wat

ik weet is dit: Salinger heeft in Franny & Zooey iets aan het licht gebracht en daarmee een ‘echt’, kwalitatief, kunstwerk gecreëerd – op angstaanjagende wijze legt het de wereld van het men bloot, drukte het mij met mijn neus op de oneigenlijke feiten van mijn bestaan.

Ik ving een glimp op van de waarheid en werd hierdoor, zoals Heidegger al voorspelde, geïnspireerd zelf ook mijn eigen leefwereld te bevragen. Waar komt de angst voor eindigheid vandaan? Op welke manieren wordt geprobeerd deze te ontkennen door een authentieke en artistieke daad de identiteit te laten bepalen? Ik ben me ervan bewust slechts punten te hebben aangestipt die elk een jarenlang onderzoek verdienen. Maar misschien hoort ook dat erbij, werd ik af en toe overmoedig45 en zijn mijn stellige uitspraken over de contradictie van het autonome

kunstenaarschap een uiting van deze arrogantie. Toch heb ik geen moment de illusie gehad objectief over de wereld en ‘de maatschappij’ te kunnen praten, ben ik nooit uit het oog verloren hier zelf ook altijd onderdeel van uit te maken. Sterker nog: had ik me niet zo door Franny aangesproken gevoeld, dan was deze scriptie er waarschijnlijk nooit geweest.

Door het in Franny & Zooey gebruikte onderscheid tussen being a somebody en being a nobody toe te passen op de filosofie van Schelling en Heidegger, heb ik geprobeerd te onderzoeken hoe je je gebalanceerd kunt verhouden tussen een opgaan in het dagelijks leven en hier alleen maar de zinloosheid van in te zien. Aanvankelijkdacht ik in Franny’s the courage to be an absolute nobody het antwoord te hebben gevonden op de uitputtende zelfontplooiingsstrijd die ik ook om mij heen veel zag, en zelf een beetje voelde. Tijdens het schrijven begon ik, geholpen door Zooey, in te zien dat het onmogelijk is om te leven als lege abstractie. Zo is de verhalenbundel Franny & Zooey niet alleen Schelling en Heidegger ten goede gekomen maar bleek ook hier sprake van een wederzijdse dienstbaarheid: door Zooey’s oproep ‘to act’ bij Franny’s mystieke afzondering aan te laten sluiten, begreep ik niet alleen Schelling en Heidegger beter maar werden broer en zus onlosmakelijker met elkaar verbonden dan Salinger zelf wellicht ooit voor ogen heeft gehad. Ook ik werd gedreven vanuit het verlangen iets aan het licht te brengen - het streven naar authenticiteit, de wens deze via een kunstwerk in een mal van geobjectiveerde oneindigheid te gieten en de hieruit volgende mythe van het kunstenaarschap. Zelf heb in elk geval even met nieuwe ogen naar het/mijn leven mogen kijken en via Schelling, Heidegger, Franny & Zooey kunnen zien dat identiteit niet statisch, maar als een dynamische beweging moet worden opgevat. Je niet authentiek kunt zijn maar je je alleen authentiek tot jezelf kunt verhouden.

Ik ‘ben’ geen filosoof, ik filosofeer (graag).

44 Door nu zelf, na een pleidooi voor een meer procesgerichte kunstopvatting, geheel te focussen op de auteur achter

het werk.

Dankwoord

Het is een eigenaardig afstudeerproject geworden; een gesprek tussen filosofen en literaire personages, over het sociale fenomeen van authenticiteit en het kunstenaarschap als identiteit. Ik had mijn studie filosofie op geen andere manier willen afsluiten. Mijn dank hiervoor gaat uit naar Victor Kal, die mij altijd vrijuit mijn nieuwsgierigheid liet volgen en mij het vertrouwen gaf dat ook dít filosofie is.

Veel dank aan Ferial, het proces is immers belangrijker dan het resultaat. Julia, met wie ik praat. Dank aan papa en mama, bij wie ik voor altijd (af en toe) de Franny uit kan blijven hangen. Vibeke voor haar ogen. De meiden. Ten slotte Lisa, die kunst maakt uit noodzaak.

Literatuur

Aupers, S. Houtman, D. Roeland, J. – Authenticiteit, de culturele obsessie met echt en onecht in: Sociologie, jrg. 6, no.2, 2010

Duchamp, M. – the Creative Act

Lezing in Houston, meeting of the American Federation of te Arts, april 1957 https://soundcloud.com/search?q=marcel%20duchamp%20creative%20act

Guignon, C. - On Being Authentic. Thinking in Action. Routledge, New York, 2004

ZT Heidegger. M - Zijn en Tijd.

Vert. Wildschut. M. Nijmegen: Uitgeverij SUN, 1998.

OWA Heidegger. M. – The Origin of the Work of Art,

Translated by Roger Berkowiz and Philippe Nonet, 2006 WG Heidegger. M. – Over het wezen van de grond

Vert. Harald van Veghel, Uitgeverij Damon, 2001

Jacobs, R. – Iedereen een kunstenaar, over authenticiteit, kunstenaarschap en de creatieve industrie

V2_Publishing, Rotterdam, 2014

Laerman, R. – Artistieke autonomie als waarde en praktijk’

in: Autonomie als waarde, Amsterdam, 2014

Meskens, A. – The Making Of, impressies uit een werkplaats voor mogelijke kunst Uitgeverij Lemniscaat, Rotterdam, 2013

Reijnders, F. – Het soevereine kunstenaarschap. Kanttekeningen bij een mythe in: De Witte Raaf, Editie 131, 2008

Safranski, R. - Romantiek – een Duitse affaire, vertaling Mark Wildschut, Atlas, 2009 FZ Salinger, J.D. – Franny & Zooey,

‘Franny’ first published in the New Yorker 1955 ‘Zooey’ first published in the New Yorker 1957

Pinguin Books, London, 2010

EHF Schelling, F.W.J. – Philosophical Investigations into the Essence of Human Freedom. Translated and with an introduction and notes by Jeff Love and Johannes Schmidt, State University of New York, 2006

Taylor, C. – Politics of Recognition

Uit: Multiculturalism: Examining the Politics of Recognition. Princeton Univeristy Press, Princeton, 1994

Taylor. C – The Ethics of Authenticity Harvard University Press, New York, 1991

Taylor, C. – Sources of the Self. The making of the Modern Identity Cambridge Mass. Boston, 1989

Trilling, C. – Sincerity and Authenticity

Harvard University Press, New York, 1972

Valga, S. – Authenticity as an ethical ideal

Routledge, New York, 2012

Vuyk, K. – De esthetisering van het wereldbeeld. Essays over filosofie en kunst.

Kok Agora, Kampen, 1992

Winkel, C. van – De mythe van het kunstenaarschap, Essay 002 Fonds voor Beeldende Kunsten, 2007

Documentaire: Sam Dillemans: de waanzin van het detail Regie: Luc Lemaitre, Scenario: Sam Degraeve, 2007