• No results found

Aspecten van de meest ideale plaats van overlijden

Een kwantitatieve verkenning

3.5 Aspecten van de meest ideale plaats van overlijden

Naast de aspecten die van belang zijn in de keuze voor de plaats van overlijden is ook gevraagd naar de aspecten waar de meest ideale plaats van overlijden aan zou moeten voldoen. Uit een lijst van acht konden er maximaal drie worden gekozen. In tabel 6 is te zien welk percentage mensen een bepaald aspect heeft gekozen in 2013 en in 2004.

Tabel 6 Aspecten waaraan de meest ideale plaats van overlijden moet voldoen

(2013 in % van n=1881; 2004 in % van n=1804)

aspecten 2013 2004

omgeving waar mensen zich op hun gemak voelen 75 75

voldoende privacy 55 57

beschikbaarheid van medische zorg 45 48 dat naasten emotionele steun kunnen geven 43 47 dat naasten verzorging kunnen bieden 30 35 mogelijkheid om bezoek te kunnen ontvangen 20 18

betaalbaar 10 9

religieuze of spirituele begeleiding 5 6

Als belangrijkste aspect van de meest ideale plaats om te overlijden voor ongeneeslijk zieken is gekozen voor een omgeving waar mensen zich op hun gemak voelen. Driekwart van de Nederlanders heeft dit aspect gekozen, in 2013 evenals in 2004. Ook de percentages in 2013 en 2004 voor de overige aspecten verschillen niet significant van elkaar en de volgorde van belangrijkheid is precies gelijk over de twee metingen. Voldoende privacy staat op de tweede plaats.

De beschikbaarheid van medische zorg en de mogelijkheid dat naasten emotionele steun kunnen geven, staan op een gedeelde derde plaats. Ook in 2013 komt de betaalbaarheid van de voorziening nauwelijks in beeld.

Uit de resultaten van het online onderzoek komt net als in 2004 geen combinatie van aspecten naar voren die voor een groot deel van de Nederlandse bevolking belangrijk zijn bij de meest ideale plaats van overlijden.

3.6 Conclusie

Mensen zijn zich in 2013 evenals in 2004 bewust van het feit dat er een keuze mogelijk is voor de plaats van overlijden als iemand ongeneeslijk ziek is. De sterkste voorkeur gaat uit naar de thuissituatie. Het bijna-thuis-huis stond in 2004 op de tweede plaats en de hospice op de derde. In 2013 hebben mensen die als eerste voorkeur voor de plaats van overlijden ‘thuis’ aangaven, als tweede voorkeur significant vaker dan gemiddeld gekozen voor het HCH of BTH (respectievelijk 76% en 75% tegen 68% gemiddeld). Tevens zetten mensen het HCH in 2013 significant vaker op de eerste plaats dan in 2004 en het BTH op de tweede. Het verzorgingshuis, verpleeghuis en het ziekenhuis staan nog even laag in de rangorde voor de gewenste plaats van overlijden als in 2004. Het aantal hospices is sterk toegenomen in het afgelopen decennium. De vraag is echter of (het verschil tussen) deze voorzieningen inmiddels algemeen bekend is bij de Nederlandse bevolking, of dat de veranderde beschrijving van de voorzieningen heeft geleid tot een gewijzigde voorkeur. Deze vraag wordt beantwoord in het volgende hoofdstuk.

Men realiseert zich dat er factoren zijn die de keuzemogelijkheden beïnvloeden. De mening van de stervende aangaande de keuze voor de plaats van overlijden staat evenals in 2004 bovenaan, gevolgd door de feitelijke situatie, het verloop van het ziekteproces en de mening van directe naasten. Bij de plaats van overlijden is het belangrijk dat mensen zich op hun gemak voelen, dat ze privacy hebben, dat er medische zorg beschikbaar is en dat naasten emotionele steun kunnen geven. De inventarisatie per provincie was nog niet eerder gedaan. Dit laat zien dat er inderdaad verschillen per provincie zijn. Het meest opvallende was Limburg waar het laagste percentage mensen (58%) als eerste voorkeur voor thuis sterven koos. De tweede keuze was het hospice (39%), waarvan het merendeel (27%) het HCH verkoos boven het BTH (12%). In Limburg zijn echter geen HCH (IKNL, 2014).

49 Waar willen mensen sterven?

In 2004 kwamen van den Akker et al., (p. 13) tot de volgende conclusie, die nog volledig wordt onderschreven door de resultaten in 2013:

‘Wij concluderen ook dat veel Nederlanders de terminale fase primair als een niet-medische en niet-professionele aangelegenheid beschouwen, maar als een periode waarin de patiënt zelf zo veel mogelijk tot zijn recht moet kunnen komen. Blijkbaar vinden zij dat de informele omgeving van de patiënt daartoe meer mogelijkheden biedt dan de professionele sfeer van ziekenhuis en andere specialismen. Daarmee zijn deze laatsten overigens niet onbelangrijk geworden. Men geeft er wel mee te kennen dat hun rol er een is van informeren en ondersteunen, niet van beslissen, en in dienst van wat de patiënt wil.’

Vanwege de veranderde voorkeur voor het HCH wordt aan deze omgeving waarschijnlijk geen professionele sfeer toegekend.

Hieruit leid ik af, dat net zoals in 2004, het centrale discours is dat Nederlanders zoveel mogelijk zelf willen bepalen wat er gebeurt in de laatste levensfase en dat het medische discours in deze fase daarmee ondergeschikt is aan het neoliberale discours van de vrije keuze.

51 Waar sterven mensen in Nederland?

4

Waar sterven mensen in Nederland?

4.1 Inleiding

Om deze vraag te beantwoorden zijn sterftecijfers opgevraagd bij het Centraal Bureau voor de Statistiek (2014) van mensen met een chronische ziekte die in 2012 in Nederland zijn overleden (niet acute sterfte). Hiervoor zijn twee tabellen aangeleverd die zijn omgezet in grafieken met begeleidende tekst ter verduidelijking. Omdat de gegevens van 2013 pas in augustus 2014 beschikbaar komen, zijn sterftecijfers uit 2012 gebruikt. Deze cijfers zijn afkomstig uit de Gemeentelijke Basisadministratie

Persoonsgegevens (GBA). Er wordt onderscheid gemaakt in sterfte per provincie en plaats van overlijden. Als laatste wordt beschreven in hoeverre er verschuivingen zijn opgetreden ten opzichte van 2006 (Velden et al., 2007) wat betreft de plaats van overlijden.