• No results found

Artikel 4 lid 3 van de Beleidsregel

605. De Beleidsregel geeft in artikel 4, derde lid, aan PostNL de mogelijkheid om met een kwantitatieve onderbouwing aannemelijk te maken dat een voorgenomen besluit het effect heeft dat de verplichtingen a) verder gaan dan nodig is om andere

postvervoerbedrijven op de afgebakende relevante markt in staat te stellen op de lange termijn te concurreren met het postvervoerbedrijf met aanmerkelijke marktmacht (artikel 3, tweede lid onder a), of b) het effect hebben dat de financiële situatie van het

postvervoerbedrijf met aanmerkelijke marktmacht zodanig verstoord wordt dat financiële instabiliteit dreigt (artikel 3, tweede lid, onder b). Indien dit door PostNL aannemelijk is gemaakt past de ACM het voorgenomen besluit hierop aan, of onderbouwt de ACM met een kwantitatieve analyse dat van een dergelijk effect geen sprake is. Indien PostNL zich hierop beroept dient hij de informatie te geven waardoor het voor de ACM mogelijk is de kwantitatieve onderbouwing te doorgronden, te repliceren en door te rekenen. Dat betekent dat PostNL aldus transparantie richting de ACM moet betrachten over de door hem gebruikte data, parameters en assumpties.

606. PostNL heeft in zijn zienswijze een beroep op artikel 4, derde lid, van de Beleidsregel gedaan.

607. De ACM heeft in dit marktanalysebesluit de minst ingrijpende maatregel voorgesteld om de potentiële mededingingsproblemen op te lossen. PostNL draagt aan dat er

alternatieven zijn om postvervoerbedrijven toegang voor 24-uurs partijenpost te geven die minder ingrijpend zijn dan de voorgestelde verplichtingen van de ACM. Hiervoor verwijst PostNL naar Bijlage 9 van zijn zienswijze.180 PostNL heeft een per sender aanbod gedaan dat per 1 januari 2017 na de UA-uitspraak van het CBb wordt

aangeboden. Dit is een minder ingrijpende maatregel volgens PostNL. Dit aanbod is een variant op de invulling zoals beschreven onder III uit paragraaf 5.4.2. Die variant is in de afweging als niet passend beoordeeld omdat deze de potentiële mededingingsproblemen niet tot onvoldoende wegneemt. Daarmee is er geen sprake van de situatie zoals

bedoeld in artikel 3, tweede lid, onder a, van de Beleidsregel.

608. PostNL heeft in zijn zienswijze een impactberekening opgenomen. De ACM heeft die berekening geanalyseerd en beoordeeld. De berekening is op basis van een

representatie van de werkelijkheid (zoals homogene producten, pure prijsconcurrentie181)

180

Zienswijze PostNL, p. 80, randnummer 387.

181 Zie de bespreking van de kritiek van PostNL op het model van Frontier in het hoofdstuk van de Effectentoets in de Nota van Bevindingen.

182

/432

die niet juist is. De berekende impact is ook gebaseerd op een aantal aannames over de op te leggen verplichtingen die niet zo door de ACM beoogd zijn. Zo gaat PostNL uit van een te laag gemiddeld wholesaletarief en veronderstelt PostNL dat door een sterke beperking van de operationele eisen kostenbesparingen niet meer gerealiseerd kunnen worden. De verplichtingen zijn daartoe op een aantal punten aangepast en verduidelijkt. Deze wijzigingen worden toegelicht in de Nota van Bevindingen.

609. De ACM heeft de effecten van de verplichtingen doorgerekend in de effectentoets. Dit leidt tot een negatieve financiële impact van ruim 20 miljoen EUR per jaar voor PostNL in vergelijking met de situatie zonder regulering (zie Tabel 15). Die impact leidt naar het oordeel van de ACM niet tot financiële instabiliteit van PostNL. Met inachtneming van de aangepaste verplichtingen wordt ook de impact op PostNL, zoals ingeschat met het model van PostNL, kleiner (zie Tabel 25). Die impact ligt nog wel hoger dan de impact die de ACM heeft bepaald. Dat verschil ligt voor een belangrijk deel aan een andere

inschatting van de uitwerking van de verplichtingen op de concurrentie in de markt. Naar het oordeel van de ACM hanteert PostNL onrealistische aannames over het prijsgedrag van de andere postvervoerbedrijven. Op dat punt volgt de ACM PostNL niet. In de nota van bevindingen worden deze punten behandeld (randnummer 1247 e.v.). Daarom komt de ACM tot het oordeel dat de aangepaste verplichtingen niet tot financiële instabiliteit leiden zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid 2, onder b, van de Beleidsregel.

610. De ACM concludeert op basis van het voorgaande dat PostNL niet aannemelijk heeft gemaakt dat dit marktanalysebesluit een van de in artikel 3, tweede lid, onder a of b, bedoelde effecten heeft. De ACM heeft met kwantitatieve analyse onderbouwd dat deze effecten niet op zullen treden.

183

/432

7 Dictum

I. De ACM stelt vast dat PostNL N.V. en zijn groepsmaatschappijen als bedoeld in artikel 2:24b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: PostNL), op de in hoofdstuk 2 van dit marktanalysebesluit afgebakende relevante kleinzakelijke, middenzakelijke en

grootzakelijke postmarkten beschikt over aanmerkelijke marktmacht als bedoeld in artikel 13a van de Postwet.

II. Gelet op de aanmerkelijke marktmacht van PostNL op de bedoelde markten legt de ACM, gezien de in hoofdstuk 4 van dit marktanalysebesluit geïdentificeerde potentiële mededingingsproblemen, op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Postwet de

navolgende, in hoofdstuk 5 van dit marktanalysebesluit nader beschreven, verplichtingen op aan PostNL.

Toegangsverplichting

III. Op grond van artikel 13e, eerste lid, van de Postwet legt de ACM aan PostNL de verplichting op om te voldoen aan redelijke verzoeken van postvervoerbedrijven om toegang tot het postvervoernetwerk en bijbehorende faciliteiten van PostNL, zoals beschreven in de paragrafen 5.3.3 en 5.3.4 van dit marktanalysebesluit.

IV. Deze verplichting geldt voor 24-uurs partijenpost, zoals beschreven in paragraaf 5.3.2 van dit marktanalysebesluit.

V. Ingevolge artikel 13e, tweede lid, van de Postwet dient PostNL deze toegang op non-discriminatoire wijze en tegen non-non-discriminatoire voorwaarden te verlenen, zoals beschreven in paragraaf 5.3.6 van dit marktanalysebesluit.

VI. Op grond van artikel 13e, derde en vierde lid, van de Postwet verbindt de ACM aan de opgelegde verplichting om te voldoen aan redelijke verzoeken om toegang de in paragraaf 5.3.5, en 5.6 van dit marktanalysebesluit opgenomen voorschriften.

184

/432

Tariefverplichting

VII. Op grond van artikel 13f, eerste en tweede lid, van de Postwet legt de ACM aan PostNL de verplichting op om overeenkomstig het gestelde in paragraaf 5.4 van dit

marktanalysebesluit de door hem aan postvervoerbedrijven in rekening te brengen tarieven voor de toegang tot zijn postvervoernetwerk en bijbehorende faciliteiten te berekenen op basis van de kosten en een redelijk rendement en daarvoor een door de ACM goedgekeurd kostentoerekeningsysteem te hanteren.

VIII. Op grond van artikel 13f, vierde lid, van de Postwet verbindt de ACM aan de opgelegde verplichting betreffende het berekenen van de tarieven voor de toegang en het daarbij te hanteren kostentoerekeningsysteem de in paragraaf 5.4.11 en 5.6 van dit

marktanalysebesluit opgenomen voorschriften.

Verplichting tot bekendmaken van informatie en referentieaanbod

IX. Op grond van artikel 13g, eerste en tweede lid, van de Postwet legt de ACM aan PostNL de verplichting op om de in paragraaf 5.5.2 van dit marktanalysebesluit bedoelde

informatie en het in paragraaf 5.5.3 bedoelde referentieaanbod bekend te maken op de aldaar vermelde wijze.

X. Op grond van artikel 13g, derde lid, van de Postwet verbindt de ACM aan de verplichting tot het bekendmaken van informatie en tot het doen van een referentieaanbod de in paragraaf 5.5.4 en 5.6 van dit marktanalysebesluit opgenomen voorschriften.

Inwerkingtreding besluit

XI. Dit marktanalysebesluit treedt in werking op 1 augustus 2017.

Autoriteit Consument en Markt namens deze,

(w.g.)

mr. C.A. Fonteijn bestuursvoorzitter

185

/432

Beroepsmogelijkheid

Belanghebbenden die zich met dit besluit niet kunnen verenigen, kunnen binnen zes weken na de dag waarop dit besluit is bekendgemaakt beroep instellen bij het College van Beroep voor het bedrijfsleven te Den Haag. Het postadres is: College van Beroep voor het bedrijfsleven, Postbus 20021, 2500 EA ’s-Gravenhage.

Het beroepschrift moet zijn ondertekend en moet ten minste de naam en het adres van de indiener, de dagtekening en een omschrijving van het besluit waartegen het beroep is gericht bevatten. Voorts moet het beroepschrift de gronden van het beroep bevatten en dient een afschrift van het bestreden besluit te worden meegezonden.

Voor het instellen van beroep is griffierecht verschuldigd. Informatie hierover kan worden ingewonnen bij de griffie van het College, telefonisch bereikbaar op (070) 381 39 10 of (070) 381 39 30.

186

/432