• No results found

Archeologische waarden

Uit de directe omgeving van het plangebied, ten zuiden van de Zuidbuurt in de Aalkeet Binnenpolder, staan binnen Archis enkele AMK-terreinen bekend. Deze terreinen van hoge archeologische waarde staan afgebeeld op de Archeologische Monumentenkaart (AMK) van Zuid-Holland en staan ook afgebeeld op de Cultuurhistorische Hoofdstructuur (CHS) van Zuid-Holland. Het betreft de AMK-terreinen 4082, 4084 en 4085. Het gaat hier om huisterpen uit de Late Middeleeuwen die een hoge waardering krijgen vanwege de gaafheid van de sporen en omdat ze (waarschijnlijk) onderdeel uitmaken van een bebouwingslint.

Daarnaast bevat AMK-terrein 4082 ook bewoningssporen uit de Romeinse tijd. In de wijdere omgeving zijn meer terreinen aanwezig met bewoningssporen uit de IJzertijd en de Romeinse tijd. Deze

archeologische waarden kunnen vrij dicht onder maaiveld, binnen 1,0 m –mv, worden verwacht.

Af Af Af

Afbeelding 3beelding 3beelding 3beelding 3: globale ligging van het plangebied (in rood), geprojecteerd op het Actueel Hoogtebestand van Nederland

5 Van Staalduinen 1979.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V959, definitief 2.0, d.d. 15-3-2016 11 Historisch-geografisch kader

In de eerste helft van de 12e eeuw was de Maas bedijkt om het achterliggende land te beschermen tegen de zee. Bij de stormvloed van 1164 verdween de Maasdijk op verschillende plaatsen echter in de golven.

Omstreeks 1200 was de Maasoever van Delfland opnieuw bedijkt.6 Op een kaart uit 1346 is deze nieuwe Maasdijk reeds te zien.7 Om het overtollige water uit de polders te lozen werden in de dijk sluizen aangelegd. Deze ‘luchten’, zoals ze werden genoemd, waren aanvankelijk niet meer dan gaten in de dijk die bij hoogwater met een schuif konden worden afgesloten. De nederzetting ‘Maeslantsluys’ is rondom één van deze sluizen ontstaan. Bestuurlijk maakte ze deel uit van de gemeente Maeslant. Het ontstaan van deze nederzetting hangt samen met de middeleeuwse ontginningen van het gebied en wordt gemarkeerd door de bouw van een kerk aldaar aan het einde van de 10e eeuw.

De Zuidbuurt is een oude ontginningsbasis. Over het algemeen is de bebouwing langs de kade van recente datum. Er zijn nog enkele oudere panden (vóór 1940). Hier en daar is sprake van bebouwing op plaatsen die, volgens historisch kaartmateriaal (Kruikius 1712), ook in voorgaande eeuwen al bewoond waren (afbeelding 4). Het gaat hierbij om boerderijplaatsen aan de voet van de kade. Ter plaatse van het plangebied is geen historische bebouwing van betekenis aanwezig (geweest).

Afbeelding 4 Afbeelding 4 Afbeelding 4

Afbeelding 4: globale ligging van het plangebied (in blauw), geprojecteerd op de kaart van Kruikius (1712)

6 van den Noort 2003, 17-18.

7 http://www.histvermaassluis.nl/algemeen.html.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V959, definitief 2.0, d.d. 15-3-2016 12 2.3 Archeologische verwachting

Voor het kadetracé aan de Zuidbuurt geldt als geheel een hoge verwachting voor het aantreffen van archeologische sporen. De Zuidbuurt is een laatmiddeleeuwse ontginningsbasis. Bewoningssporen uit deze tijd zullen echter niet op de kade zelf, maar onderaan de kade worden aangetroffen.

In de zone langs de kade geldt op basis van het bodemtype (mariene afzettingen op veen) ook een middelhoge verwachting op het aantreffen van archeologische sporen vanaf de IJzertijd. Voor de stroomgeulen die het gebied doorsnijden geldt over het algemeen een hoge archeologische verwachting.

Analyse van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) geeft aanleiding om te vermoeden dat de kade langs de Zuidbuurt in de ondergrond gekruist wordt door een geul (afbeelding 3). Het AHN-beeld is hier wat onduidelijk doordat de kade en de moderne bebouwing daarin erg bepalend zijn, maar het lijkt er op dat de geul de kade kruist ergens ter hoogte van het perceel tussen Zuidbuurt 27/29 en 33, juist ter hoogte van het plangebied in oostelijke richting. Wanneer hier in de ondergrond inderdaad een oude stroomgeul ligt, zal die locatie in het verleden zeer aantrekkelijk zijn geweest voor bewoning vanwege de hogere – en dus drogere – ligging in het landschap. Daarom geldt voor dit perceel een verhoogde

archeologische verwachting.

De gemeente Maassluis beschikt op het moment van schrijven nog over een concept archeologische verwachtingskaart en een archeologische beleidskaart, die door Vestigia zijn opgesteld. Deze kaarten zullen naar verwachting in 2012 worden vastgesteld. Op deze kaarten geldt voor het plangebied een hoge archeologische verwachting (kaart 2). Het plangebied valt op de beleidskaart binnen een zone die als

‘archeologisch waardevol gebied 3’ staat aangegeven. Hiervoor is een vrijstellingsgrens voorgesteld voor ingrepen tot een omvang van 50 m2 en een diepte van 50 cm. De omvang van het plangebied ligt hier (ruim) boven.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V959, definitief 2.0, d.d. 15-3-2016 13 3 Karterend booronderzoek

3.1 Vraagstelling

Aan de hand van het karterend booronderzoek dienen voor zover mogelijk de volgende onderzoeksvragen te worden beantwoord:

- Wat zijn de geo(morfo)logische en bodemkundige kenmerken van de ondergrond van het plangebied?

- In hoeverre is de oorspronkelijke bodemopbouw intact met het oog op de eventuele aanwezigheid en gaafheid van archeologische vindplaatsen?

- Bevinden zich in de ondergrond van het plangebied archeologische indicatoren en zo ja, waaruit bestaan deze?

- Geven de resultaten van het veldonderzoek aanleiding tot vervolgstappen in het kader van de planontwikkeling in relatie tot de archeologische monumentenzorg?

3.2 Onderzoeksmethode

Binnen het plangebied zijn in totaal vijf boringen gezet: vier boringen in het tracé van de te ontgraven teensloot (boringen 1, 2, 3 en 5); één boring (boring 4) ter plaatse van de voorgenomen nieuwbouw (kaart 1). Eén van de boringen binnen het tracé van de teensloot (boring 3) moest na enkele pogingen worden gestaakt, als gevolg van ondoordringbaar puin in de ondergrond.

De boringen zijn gezet met een Edelmanboor (diameter 7 cm) tot 1,0 m – mv en een gutsboor (diam. 3 cm) tot maximaal 6,0 m beneden maaiveld (-mv). De boringen zijn beschreven conform de NEN 5104, de horizontbeschrijving volgens De Bakker/Schelling.8 Het onderzoek is uitgevoerd volgens de algemeen geldende richtlijnen van de KNA.9

De boorpunten zijn met GPS (Global Positioning System) ingemeten, ingetekend op de Gemeentelijke Basiskaart (GBKN) en op een boorpuntenkaart geplot. NAP-hoogtes zijn via het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) verkregen. De opgeboorde grond is macroscopisch doorzocht op archeologische indicatoren. Een visuele inspectie van het maaiveld leverde geen relevante gegevens op, als gevolg van de bestaande oppervlakteverharding en/of begroeiing. Slootkanten kwamen evenmin voor visuele inspectie in aanmerking.

3.3 Resultaten veldonderzoek

Tijdens het veldwerk is ter plaatse van de boringen 2 en 4 een dunne verstoorde toplaag aangetroffen, die reikt tot op een diepte van circa 50 cm onder maaiveld. Beneden deze geroerde toplaag bestaat het bovenste klastische pakket (tot 90-160 cm –mv) in de ondergrond van het plangebied uit zwak tot sterk siltige komklei; naar het oosten toe neemt de hoeveelheid silt geleidelijk toe. In deze ongerijpte klei bevinden zich veel rietresten, die wijzen op een natte omstandigheden tijdens de afzetting van het sediment. In boring 4 zijn vanaf 90 cm onder maaiveld oeverafzettingen aangetroffen bestaande uit sterk tot uiterst siltige klei (zavel) met dunne zandbandjes.

Noch in de komafzettingen, noch in de oeverafzettingen zijn laklagen of andere aanwijzingen

aangetroffen, die erop wijzen dat het pakket gedurende enige periode geschikt is geweest voor bewoning.

Het pakket is geïnterpreteerd als kom-/oeverafzetting behorend tot het Laagpakket van Walcheren (hier

8 De Bakker/Schelling 1989.

9 Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.2, maart 2010).

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V959, definitief 2.0, d.d. 15-3-2016 14 jonger dan circa 3500 jaar BP), voorheen bekend als de Afzettingen van Duinkerke. In boring 4 is in de klei een dun veenlaagje (5-10 cm) aangetroffen, wat in de overige boringen ontbreekt; mogelijk weerspiegelt dit veenlaagje daarom een korte stilstandsfase binnen een en dezelfde

Duinkerke-transgressiefase. Op basis van onderhavig onderzoek is overigens niet met zekerheid te stellen, om welke transgressiefase het hier gaat (Duinkerke 0, I of III).

Onder de komklei is een organisch pakket aangetroffen bestaande uit zwak, tot nu en dan sterk kleiig rietveen. Het veen heeft zich in het laaggelegen komgebied kunnen vormen onder invloed van natte omstandigheden. Dit organische pakket is geïnterpreteerd als het Hollandveen Laagpakket. In boring 2 is in het veen op een diepte van 1,4 m –mv een geoxideerde toplaag aangetroffen, wat erop kan wijzen dat het veen gedurende enige periode ontwaterd aan het oppervlak heeft gelegen. In deze periode is het veen in principe geschikt geweest voor bewoning. De toplaag mist echter de voor bewoning kenmerkende compactie van veraard veen, zoals dat op veel archeologische vindplaatsen in het Maasmondingsgebied is aangetroffen. Opgemerkt wordt wel dat dit de aanwezigheid van archeologische resten in de top van het veen niet volledig uitsluit.

Op een diepte van 240 tot 330 cm onder maaiveld gaat het veenpakket over in een tweede klastisch pakket. In boring 1, 2 en 5 bestaat dit pakket uit zwak tot sterk siltige komklei. In oostelijk richting wordt dit pakket geleidelijk siltiger en gaat in boring 4 uiteindelijk over in een oeverafzetting die bestaat uit uiterst siltige klei (zware zavel) met zandbandjes. Dit tweede klastisch pakket is geïnterpreteerd als het Laagpakket van Wormer, voorheen bekend als Afzettingen van Calais. In boring 1 en 4 is in de Calaisklei een veenlaagje aangetroffen. In dit onderste klastisch pakket zijn evenmin laklagen of andere

aanwijzingen aangetroffen, die erop wijzen dat het pakket gedurende enige periode geschikt is geweest voor menselijke bewoning.

3.4 Conclusies veldonderzoek

Wat zijn de geo(morfo)logische en bodemkundige kenmerken van de ondergrond van het plangebied?

Binnen het plangebied zijn van boven naar beneden de volgende afzettingen aangetroffen: Laagpakket van Walcheren (voorheen Afzettingen van Duinkerke) op Hollandveen Laagpakket (Hollandveen) op Laagpakket van Wormer (voorheen Afzettingen van Calais). Beide kleipakketten gaan in oostelijke richting geleidelijk over van kom- naar oeverafzettingen. Dit is in overeenstemming met het feit dat op het AHN kreekruggen zijn te zien op slechts enkele tientallen meters ten oosten van het plangebied. Het AHN lijkt ook een aanwijzing te geven voor de loop/samenkomst van twee kreken direct ten oosten van het plangebied. De verklaring hiervoor licht mogelijk in het feit, dat hier zowel een Duinkerke- als een Calais-kreek heeft gelopen.

In hoeverre is de oorspronkelijke bodemopbouw intact met het oog op de eventuele aanwezigheid en gaafheid van archeologische vindplaatsen?

Binnen het plangebied zijn slechts zeer beperkte verstoringen aangetroffen in boring 2 en 4, die reiken tot op een diepte van 40 tot 50 cm onder maaiveld. De geplande bodemingrepen reiken vermoedelijk dieper dan het verstoorde niveau.

Boring 3 is meerdere malen gestuit op een puinlaag. Uit mondelinge informatie van de bewoners bleek zich ter plaatse een mestput te hebben bevonden. Deze put is tientallen jaren geleden na verwijdering volgestort met puin. Naar schatting reiken de verstoringen ter plaatse tot 50 à 100 cm onder maaiveld.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V959, definitief 2.0, d.d. 15-3-2016 15 Bevinden zich in de ondergrond van het plangebied archeologische indicatoren en zo ja, waaruit bestaan deze?

Tijdens het veldonderzoek zijn geen archeologische vondsten of lagen aangetroffen, die een aanwijzing vormen voor menselijke aanwezigheid in het verleden.

Geven de resultaten van het veldonderzoek aanleiding tot vervolgstappen ten aanzien van de planontwikkeling in het kader van de archeologische monumentenzorg?

Het veldonderzoek heeft geen (directe) aanwijzingen opgeleverd voor de aanwezigheid van een archeologische vindplaats in het plangebied. Wel zijn in oostelijke de richting, overeenkomend met de resultaten uit het bureauonderzoek, aanwijzingen gevonden voor een overgang in het landschap naar kreekruggen met bijbehorende oeverwallen die in principe een goede vestigingslocatie moeten hebben gevormd. De Afzettingen van Calais, die in het plangebied vanaf circa 2,5 m -mv zijn aangetroffen, zijn in principe bewoonbaar geweest vanaf het Neolithicum en de Afzettingen van Duinkerke vanaf de IJzertijd.

In het grootste deel van het plangebied zijn deze sedimenten echter aanwezig in de vorm van voor bewoning ongeschikte komafzettingen. In één boring is op circa 1,4 m -mv een geoxideerde toplaag in het veen aangetroffen. Dit geeft aan dat het ook veen ter plaatse in principe mogelijk gedurende enige tijd geschikt is geweest voor bewoning. De veraarde laag mist echter de compactie die men zou verwachten bij een oppervlak dat langdurig bewoond is geweest, zoals bij verschillende vindplaatsen uit de Late Prehistorie in het Maasmondingsgebied bekend is geworden. Opgemerkt wordt wel dat dit de

aanwezigheid van archeologische resten in de top van het veen niet volledig uitsluit. Ondanks dat bieden ook de (paleo)landschappelijke kenmerken van het plangebied te weinig aanknopingspunten om de aanwezigheid van een archeologische vindplaats te vermoeden. Mede tegen de achtergrond van de geringe bodemverstoringen (omvang 80 m2) die de bouw van het huis met zich mee zal brengen, wordt de kans (zeer) gering geacht dat binnen het plangebied daadwerkelijk archeologische resten zullen worden aangesneden.

Derhalve worden ten aanzien van de planontwikkeling geen vervolgstappen in het kader van de archeologische monumentenzorg geadviseerd.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V959, definitief 2.0, d.d. 15-3-2016 16 Literatuur

BÄCKER,A.,2008: Aalkeet Buitenpolder langs Zuidbuurt. Uitwerking alternatieven kadeverbetering, fase II, Amsterdam (Royal Haskoning i.o.v. het Hoogheemraadschap van Delfland).

BAKKER, H. DE/J.SCHELLING,1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland. De hogere niveaus, Wageningen (Staring Centrum).

BERENDSEN,H.J.A.,1997: Landschappelijk Nederland, Assen.

DEFILET,M.P./T. DE RIDDER (RED.),2003: Archeologische verwachtingskaart Maassluis, VLAK-verslag 19, Vlaardingen.

GROENEWOUDT,B.J.,1994: Prospectie, waardering en selectie van archeologische vindplaatsen: een beleidsgerichte verkenning van middelen en mogelijkheden, Amersfoort (Nederlandse Archeologische Rapporten 17).

LOUWE-KOOIJMANS,L.P./P.W. VAN DEN BROEKE/H.FOKKENS/A. VAN GIJN,2005: Nederland in de prehistorie, Amsterdam.

STIBOKA,1984: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad Rotterdam West (37 W). Stichting voor Bodemkartering, Wageningen.

TOL, A./P. VERHAGEN/A. BORSBOOM/M. VERBRUGGEN,2004: Prospectief boren. Een studie naar de

betrouwbaarheid en toepasbaarheid van booronderzoek in de prospectiearcheologie, Amsterdam (RAAP-rapport 1000).

TOL,A/PH.VERHAGEN/M.VERBRUGGEN,2006: Leidraad Inventariserend Veldonderzoek, deel karterend booronderzoek, (uitgave SIKB).

VAN STAALDUINEN,C.J.,1979: Geologische Kaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad Rotterdam West (37 W). Rijks Geologische Dienst, Haarlem.

WEERTS, H.J.T./P. CLEVERINGA/J.H.J. EBBING/F.D. DE LANG/W.E. WESTERHOFF,2003:De lithostratigrafische indeling van Nederland – Formaties uit het Tertiair en Kwartair, Utrecht (TNO-NITG).

WILT,C.G.D. DE/G.J.KLAPWIJK/J.D. VAN TUYL/A.C.RUSELER,2000: Delflands kaarten belicht, Delft (Hoogheemraadschap van Delfland).

Digitale bronnen

- Archeologisch Informatiesysteem (Archis): http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html.

VESTIGIA BV Archeologie & Cultuurhistorie, rapportnummer V959, definitief 2.0, d.d. 15-3-2016 17 Afbeeldingen, kaarten en bijlagen

Afbeelding 1: Ligging plangebied

Afbeelding 2: Plangebied geprojecteerd op de Geologische kaart van Nederland Afbeelding 3: Plangebied geprojecteerd op het Actueel Hoogtebestand Nederland Afbeelding 4: Plangebied geprojecteerd op de kaart van Kruikius (1712)

Kaart 1: Boorpuntenkaart

Bijlage 1: Overzicht van archeologische en geologische perioden

Bijlage 2: Toelichting Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek Bijlage 3: Boorstaten

Bijlage 4: Boorprofiel

1

( K N A 3 . 2 D e e l I I P r o t o c o l 4 0 0 2 )

H e t d o e l v a n i n v e n t a r i s e r e n d v e l d o n d e r z o e k ( I V O ) i s h e t a a n v u l l e n e n t o e t s e n v a n d e g e s p e c i f i c e e r d e

x z -1,9 y

diepte textuur org. kleur plr M50 GW or Ca Fe M hk bot aw ns met horiz bijzonderheden

10 ks1 3 dgrbr 0

* textuur, organische stof, kalkgehalte cf. NEN5104 (NNI, 1989)

* IJzergehalte (Fe) cf. Berendsen, 1999

* archeologische indicatoren: hk=houtskool, bot=verbrand/onverbrand bot aw=aardewerk, ns=natuursteen, met=metaal

* horiz - (optioneel) horizontbenaming cf. De Bakker & Schelling (1989) Versie 1.0

* bijzonderheden: bijv. laklaag, antropogene gronden, verstoord, sedimentaire structuren, etc.

78826,0 437313,0

coördinaten hoogte (m ± NAP) geologie opmerkingen

x z -1,9 y

diepte textuur org. kleur plr M50 GW or Ca Fe M hk bot aw ns met horiz bijzonderheden

310 ks1 2 gr plr 1

450450 ks2 1 dgr 1 schelp gruis

460 ks2 gr 1 schelp gruis

470 ks2 1 dgr plr 1 schelp gruis, riet

480 ks2 1 dgr 1 schelp gruis, riet

490 ks2 3 dgrbrr 1 zeer veel riet

500

* textuur, organische stof, kalkgehalte cf. NEN5104 (NNI, 1989)

* IJzergehalte (Fe) cf. Berendsen, 1999

* archeologische indicatoren: hk=houtskool, bot=verbrand/onverbrand bot aw=aardewerk, ns=natuursteen, met=metaal

* horiz - (optioneel) horizontbenaming cf. De Bakker & Schelling (1989) Versie 1.0

* bijzonderheden: bijv. laklaag, antropogene gronden, verstoord, sedimentaire structuren, etc.

78826,0 437313,0

coördinaten hoogte (m ± NAP) geologie opmerkingen

x z -2,1 y

diepte textuur org. kleur plr M50 GW or Ca Fe M hk bot aw ns met horiz bijzonderheden

10 ks2 grbr 0 ger

* textuur, organische stof, kalkgehalte cf. NEN5104 (NNI, 1989)

* IJzergehalte (Fe) cf. Berendsen, 1999

* archeologische indicatoren: hk=houtskool, bot=verbrand/onverbrand bot aw=aardewerk, ns=natuursteen, met=metaal

* horiz - (optioneel) horizontbenaming cf. De Bakker & Schelling (1989) Versie 1.0

* bijzonderheden: bijv. laklaag, antropogene gronden, verstoord, sedimentaire structuren, etc.

coördinaten hoogte (m ± NAP) geologie opmerkingen 78849,0

437312,0

x z -2,1 y

diepte textuur org. kleur plr M50 GW or Ca Fe M hk bot aw ns met horiz bijzonderheden

310 ks3 1 gr r 1

* textuur, organische stof, kalkgehalte cf. NEN5104 (NNI, 1989)

* IJzergehalte (Fe) cf. Berendsen, 1999

* archeologische indicatoren: hk=houtskool, bot=verbrand/onverbrand bot aw=aardewerk, ns=natuursteen, met=metaal

* horiz - (optioneel) horizontbenaming cf. De Bakker & Schelling (1989) Versie 1.0

* bijzonderheden: bijv. laklaag, antropogene gronden, verstoord, sedimentaire structuren, etc.

coördinaten hoogte (m ± NAP) geologie opmerkingen 78849,0

437312,0

x z y

diepte textuur org. kleur plr M50 GW or Ca Fe M hk bot aw ns met horiz bijzonderheden

10 ksx 1 dgr ger

* textuur, organische stof, kalkgehalte cf. NEN5104 (NNI, 1989)

* IJzergehalte (Fe) cf. Berendsen, 1999

* archeologische indicatoren: hk=houtskool, bot=verbrand/onverbrand bot aw=aardewerk, ns=natuursteen, met=metaal

* horiz - (optioneel) horizontbenaming cf. De Bakker & Schelling (1989) Versie 1.0

* bijzonderheden: bijv. laklaag, antropogene gronden, verstoord, sedimentaire structuren, etc.

coördinaten hoogte (m ± NAP) geologie opmerkingen 78860,0

437307,0

x z -2,1 y

diepte textuur org. kleur plr M50 GW or Ca Fe M hk bot aw ns met horiz bijzonderheden

10 zs1 gegr ger

140 ks4 gr fijn zand bandjes, hum vl

150

* textuur, organische stof, kalkgehalte cf. NEN5104 (NNI, 1989)

* IJzergehalte (Fe) cf. Berendsen, 1999

* archeologische indicatoren: hk=houtskool, bot=verbrand/onverbrand bot aw=aardewerk, ns=natuursteen, met=metaal

* horiz - (optioneel) horizontbenaming cf. De Bakker & Schelling (1989) Versie 1.0

* bijzonderheden: bijv. laklaag, antropogene gronden, verstoord, sedimentaire structuren, etc.

coördinaten hoogte (m ± NAP) geologie opmerkingen 78862,0

437326,0

x z -2,1 y

diepte textuur org. kleur plr M50 GW or Ca Fe M hk bot aw ns met horiz bijzonderheden

310 vk1 br r

320 vk3 br r

330 ks2 1 gr 1

340 ks3 gr r 1 schelp gruis, slap

350350

350350 ks4 gr r 2 schelp gruis, slap

360 ks4 gr r 2 schelp gruis, slap

370 ks4 gr r 2 schelp gruis, slap

380 ks4 gr r 2 schelp gruis, slap

390 ks4 gr r 2 schelp gruis, slap, #

* textuur, organische stof, kalkgehalte cf. NEN5104 (NNI, 1989)

* IJzergehalte (Fe) cf. Berendsen, 1999

* archeologische indicatoren: hk=houtskool, bot=verbrand/onverbrand bot aw=aardewerk, ns=natuursteen, met=metaal

* horiz - (optioneel) horizontbenaming cf. De Bakker & Schelling (1989) Versie 1.0

* bijzonderheden: bijv. laklaag, antropogene gronden, verstoord, sedimentaire structuren, etc.

coördinaten hoogte (m ± NAP) geologie opmerkingen 78862,0

437326,0

x z -1,5 y

diepte textuur org. kleur plr M50 GW or Ca Fe M hk bot aw ns met horiz bijzonderheden

10 ks1 3 dgrbr

* textuur, organische stof, kalkgehalte cf. NEN5104 (NNI, 1989)

* IJzergehalte (Fe) cf. Berendsen, 1999

* archeologische indicatoren: hk=houtskool, bot=verbrand/onverbrand bot aw=aardewerk, ns=natuursteen, met=metaal

* horiz - (optioneel) horizontbenaming cf. De Bakker & Schelling (1989) Versie 1.0

* bijzonderheden: bijv. laklaag, antropogene gronden, verstoord, sedimentaire structuren, etc.

coördinaten hoogte (m ± NAP) geologie opmerkingen 78815,0

437318,0

x z -1,5 y

diepte textuur org. kleur plr M50 GW or Ca Fe M hk bot aw ns met horiz bijzonderheden

310 vk1 brgr r 1

* textuur, organische stof, kalkgehalte cf. NEN5104 (NNI, 1989)

* IJzergehalte (Fe) cf. Berendsen, 1999

* archeologische indicatoren: hk=houtskool, bot=verbrand/onverbrand bot aw=aardewerk, ns=natuursteen, met=metaal

* horiz - (optioneel) horizontbenaming cf. De Bakker & Schelling (1989) Versie 1.0

* bijzonderheden: bijv. laklaag, antropogene gronden, verstoord, sedimentaire structuren, etc.

coördinaten hoogte (m ± NAP) geologie opmerkingen 78815,0

437318,0

G sx grind siltig

K s1 klei zwak siltig Z kx zand kleiig

K s2 klei matig siltig Z s1 zand zwak siltig K s3 klei sterk siltig Z s2 zand matig siltig K s4 klei uiterst siltig Z s3 zand strerk siltig Z s4 zand uiterst siltig Veen/humusgehalte vermeld in kolom 'Org.'; overig vermeld in kolom 'Textuur'

Kleur bl blauw

vorming code: toevoeging - secundaire kleuring - primaire kleur (vb. lbrgr : lichtbruingrijs)

plr plantenresten plr plantenresten - ongedifferentiëerd

h hout

r riet

z zegge

M50 in geval van textuurklasse zand: mediaan korrelgrootte (in micrometers)

GW grondwater ghg gemiddeld hoogste grondwaterstand

horiz horizontbenaming cf. De Bakker & Schelling (zie onder)

bijzonderheden ger. geroerd

FAO/Unesco, 1988 De Bakker & Schelling, 1966, 1989 Afwijking van FAO

Hoofdhorizonten

H Organische horizont, ontstaan door organische accumulatie op het minerale oppervlak; Onderscheid tussen H en O horizonten wordt langdurig met water verzadigd; maakt geen deel uit van de minerale bodem niet gemaakt; oftewel: verzadiging vormt geen O Organische horizont, ontstaan door organische accumulatie op het minerale oppervlak; onderscheidend criterium

nooit met water verzadigd; maakt geen deel uit van de minerale bodem 1966: AO <--> 1989: O A Minerale horizont (lager gehalte organische koolstof dan H/O horizont) 1966: A1 <--> 1989: A

accumulatie van intensief met minerale bestanddelen gemengde gehumificeerde organische stof; of morfologie door bodemvorming, zonder kenmerken van E/B hor.

E Minerale horizont; belangrijkste kenmerk: eluviatie van kleimineralen, ijzer, aluminium 1966: A2 <--> 1989: E of een combinatie daarvan. -> relatieve verrijking aan kwarts en andere mineralen in

zand/silt-fractie. Minder organische stof/lichter van kleur dan A; lichter/grover dan B B Horizont waarin gesteentestructuur afwezig of sterk vervaagd is; gekenmerkt door:

concentratie van ingespoelde kleimineralen/ijzer/aluminium/organische stof residuaire concentratie van sesquioxyden; verwering van moedermateriaal, leidend tot nieuwvorming van kleimineralen/oxyden;

C Minerale horizont van ongeconsolideerd materiaal; geen kenmerken van een van de 1966: deel van C <--> 1989: Bw overige horizonten; verwering is mogelijk 1966: G <--> 1989: onderscheid naar C/Cr R Aaneengesloten laag van vast gesteente

Overgangshorizonten

"AB" eigenschappen van boven- of onderliggende horizont komen tegelijkertijd voor

"E/B" in een horizont komen begrensbare gedeelten voor met eingenschappen van verschillende horizonten

"E/B" in een horizont komen begrensbare gedeelten voor met eingenschappen van verschillende horizonten