• No results found

3.1 Archeologisch Bureauonderzoek BOOR

Door het BOOR zijn de voor het onderzoeksgebied bestaande relevante gegevens geïnventariseerd, waarbij onder meer is gekeken naar archeologische, geologische en historisch-geografische aspecten:

“Archeologische Waardenkaart van Schiedam

De Archeologische Waardenkaart (AWK) Schiedam (BOOR 2008), vastgesteld door het college van Burgemeester en Wethouders van Schiedam op 19 februari 2008, bestaat uit twee kaarten: de Archeologische Kenmerkenkaart en de hierop gebaseerde Archeologische Waarden- en Beleidskaart.

Volgens de Archeologische Waarden- en Beleidskaart is het plangebied ‘Prinses Beatrixlaan’ gelegen in een zone met een redelijk hoge tot hoge archeologische verwachting. De archeologische waarden zijn te verwachten dieper dan 1,0 meter beneden het maaiveld. Het gemeentelijk archeologisch beleid in deze is dat grondwerkzaamheden (inclusief heien) die een oppervlakte beslaan van meer dan 200 m2 en tevens dieper reiken dan 1,0 m beneden het maaiveld dienen te worden getoetst op de noodzaak van archeologisch onderzoek.

Archeologische Monumentenkaart Zuid-Holland

Volgens de Archeologische Monumentenkaart (AMK) Zuid-Holland, opgenomen in kaart 1b (Archeologie waarden) van de Cultuurhistorische Hoofdstructuur Holland (Provincie Zuid-Holland 2007), bevinden zich binnen het plangebied 'Prinses Beatrixlaan' geen terreinen van hoge archeologische waarde, geen terreinen van zeer hoge archeologische waarde en geen terreinen van zeer hoge archeologische waarde (tevens wettelijk beschermd).

Historische situatie

Schiedam is halverwege de 13e eeuw ontstaan als een kleine nederzetting op en in de nabijheid van een ongeveer 150 meter lange dam in de Schie. De afdamming is kort voor 1246 tot stand gekomen in de benedenloop van dit riviertje. De dam verbond twee eerder gevormde polders aan weerszijden van de Schie. Polder Nieuwland is rond 1200 aan de westzijde en Polder Riviere rond 1225 aan de oostzijde van de Schie aangelegd. De twee polders zijn ontstaan nadat oudere ontginningen langs het riviertje door overstromingen in de tweede helft van de 12e eeuw verloren waren gegaan. De dam en de daarmee samenhangende overslagactiviteiten schiepen gunstige voorwaarden voor de snelle ontwikkeling van de nederzetting tot een stad van regionaal belang.

De verzanding van de Schie buiten de dam leidde in 1339 tot het kanaliseren van de geul en het ontstaan van een haven, de Lange Haven. Tussen 1351 en 1359 werd het stedelijk oppervlak van Schiedam - door het graven van de Noordvest, Vellevest, Westvest en Broersvest - ruwweg verdrievoudigd. De stadsuitbreidingen mislukten grotendeels door het nemen van economische maatregelen door Rotterdam en Delft. In 1345 werd namelijk de Rotterdamse Schie gegraven om het handelsverkeer om Schiedam heen te leiden en in 1390 krijgt ook Delft een eigen verbinding met de Maas via Delfshaven. Forse arealen binnen de vesten van Schiedam blijven lange tijd onbebouwd.

Het onderzoeksgebied lag in deze vroeg stedelijke periode in de Hargpolder, in het open gebied tussen Schiedam en Kethel. De polder kende eeuwenlang voornamelijk een agrarisch gebruik. Op de kaart van ’t Hooge heemraedschap van Delflant van Nicolaes en Jacob Kruikius uit 1712 is te zien dat het areaal van het plangebied wordt doorsneden door een min of meer oost-west lopende weg die de Ketel Wegh (in het oosten) verbindt met de Vlaerdingse Wegh (in het westen). Ten westen van het plangebied kruist deze weg de Harg; ten zuidoosten van de ‘kruising’ bevindt zich de boerderij Landvreugd. In het areaal van het onderzoekgebied is op de kaart van de gebroeders Kruikius geen bebouwing afgebeeld. De kaart laat fraai de percelering in de polder tussen de Ketel Wegh en de Vlaerdingse Wegh zien; de kavels zijn net als de verbindingsweg oost-west gericht en zijn vrij breed.

10

De kaart van Schiedam van Gemeentewerken Schiedam uit 1915 toont een vrijwel ongewijzigd beeld.

De verbindingsweg ligt nog steeds in een open polderlandschap. Aan weerszijden van de weg zijn sloten afgebeeld; die aan de zuidzijde betreft een vrij brede watergang. Het gebied is nog steeds onbebouwd.

Pas na de Tweede Wereldoorlog veranderde het aanzien van de Hargpolder drastisch met de aanleg van de wijk Groenoord. Het onderzoeksgebied zelf maakte vanaf 1957 deel uit van het terrein (omgeven door de rijksweg A20 in het zuiden, de Churchillweg in het westen, het noordelijke deel van de Prinses Beatrixlaan in het noorden en de Groenoordstraat in het oosten) van het eerste zwembad Groenoord. Het zwembad is ontworpen door gemeentearchitect L.A. de Haas. Naar het ontwerp kreeg het openluchtbad drie bassins, een wedstrijdbad van 50 x 20 meter, een iets kleiner bad en een

‘plasvijver’ voor de allerkleinsten. Verder bestond het complex voor een groot deel uit grasgazons.

In de eerste helft van de jaren negentig van de vorige eeuw werd het openluchtbad geamoveerd. Op het vrijgekomen terrein werden het huidige Sport- en recreatiebad Groenoord, Thermen Holiday, het Chandra Bowling Centrum, een sporthal én de bijbehorende infrastructuur (Prinses Beatrixlaan) en parkeervoorzieningen gerealiseerd.

Geologische gegevens

Afgaande op de Geologische Kaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad Rotterdam Oost 37 Oost (NITG-TNO 1998), alsmede op door het BOOR in de nabije omgeving van het onderzoeksgebied verzamelde aardkundige informatie is de globale opbouw van de bodem in het plangebied als volgt.

De ondergrond wordt gevormd door de klastische Afzettingen van Calais (thans Laagpakket van Wormer) met in de top een laag veen (Hollandveen, thans Hollandveen Laagpakket). Op de Afzettingen van Calais rust een pakket veen (Hollandveen, thans Hollandveen Laagpakket). In het Hollandveen bevindt zich een laag klastische sedimenten (Afzettingen van Duinkerke 0, thans Laagpakket van Walcheren). Het Hollandveen wordt afgedekt door een klastisch pakket dat tot de Afzettingen van Duinkerke I (thans Laagpakket van Walcheren) wordt gerekend. De top van de natuurlijke sequentie bestaat uit een laag klastische sedimenten die is gevormd gedurende 12e-eeuwse overstromingen (Afzettingen van Duinkerke III, thans Laagpakket van Walcheren). In het nabij gelegen plangebied ‘Groenoord’ (waar zich momenteel Thermen Holiday bevindt) is bij boringen door het BOOR tussen de Afzettingen van Duinkerke I en Afzettingen van Duinkerke III een 5 cm dikke laag veraard veen aangetroffen. Mogelijk betreft deze laag het zogenaamde post-Romeinse veen, een in de Vroege Middeleeuwen gevormd veentje. De toplaag van de bodem in plangebied ‘Groenoord’

bestond daar uit een pakket geroerde grond. Waarschijnlijk was dit pakket in het recente verleden opgebracht om na sloop van het oude zwembad Groenoord de terreinen te egaliseren en/of te verhogen. Het post-Romeinse veen en het pakket geroerde grond zijn ook in het plangebied ‘Prinses Beatrixlaan’ te verwachten.

Bekende archeologische waarden in het onderzoeksgebied

Binnen het onderzoeksgebied zijn geen archeologische waarden bekend.

Bekende archeologische waarden in de omgeving van het plangebied

In het noorden van Schiedam - net ten zuiden van de rijksweg A20 en in het gebied van de naoorlogse nieuwbouwwijken tussen de A20 en het dorp Kethel - is een fors aantal archeologische vindplaatsen bekend. Het gaat om sites (nederzettingsterreinen) uit de IJzertijd, de Romeinse tijd en de Middeleeuwen.

Archeologische verwachting

Op grond van de bovenstaande informatie over de bodemopbouw ter plaatse en gegevens verkregen uit archeologisch onderzoek in en in de nabije omgeving van het onderzoeksgebied, kan de archeologische verwachting ervan als volgt worden aangegeven.

Op de planlocatie is er een redelijke tot grote kans op de aanwezigheid van archeologische resten uit de Late IJzertijd, Romeinse tijd en Late Middeleeuwen.

Archeologische sporen uit de Late IJzertijd zijn te verwachten in de top van het Hollandveen (Hollandveen Laagpakket), die uit de Romeinse tijd in het traject top Hollandveen - Afzettingen van Duinkerke I (Laagpakket van Walcheren) en die uit de Late Middeleeuwen A in afzettingen onder de basis van de Afzettingen van Duinkerke III (Laagpakket van Walcheren). Eventuele archeologische resten uit de Late Middeleeuwen B en later - vanaf de vorming van de Hargpolder rond 1200 - zijn te verwachten op de klastische Afzettingen van Duinkerke III (Laagpakket van Walcheren).

Voor alle genoemde perioden gaat het om nederzettingsterreinen/huisplaatsen en om sporen van inrichting en agrarische gebruik van het gebied. De nederzettingsterreinen uit de Late IJzertijd, Romeinse tijd en Late Middeleeuwen A kenmerken zich door het voorkomen van een veelal donker gekleurde, humeuze, vondstrijke ‘vuile’ laag. In het niveau kunnen aardewerk, verbrand en onverbrand bot, as, houtskool, fosfaat en mest en dergelijke voorkomen en worden opgeboord. Het vondstmateriaal van nederzettingsterreinen uit de Late Middeleeuwen B en Nieuwe tijd is grotendeels vergelijkbaar met dat van de er aan voorafgaande perioden, maar komt in grotere dichtheden voor.

Aan het vondstenlijstje kunnen glas, metaal en bouwmaterialen als baksteen worden toegevoegd.

Verstoring van de ondergrond

Als de terreinindeling van het eerste zwembad Groenoord wordt geplot op de huidige situatie lijkt het erop dat de ondergrond van het onderzoeksgebied in de jaren vijftig nauwelijks is verstoord bij de aanleg van de baden en het bouwen van de opstallen. Alleen ter plekke van het zuidelijkste stukje rioolstreng kan de bodem toen zijn geroerd.

Wel wordt het onderzoeksgebied doorsneden door het tracé van de polderweg die op de kaarten van de gebroeders Kruikius van 1712 en van Gemeentewerken Schiedam uit 1915 te zien is. Er moet rekening mee worden gehouden, dat de sloten aan weerszijden van de weg de bovenste delen van de bodem hebben aangetast; vooral de sloot aan de zuidzijde was vrij breed.

Het is niet uit te sluiten dat het terrein voor de realisatie van het eerste zwembad Groenoord met grond is opgehoogd; de dikte van de eventuele ophogingslaag is niet bekend.

Aantasting archeologische waarden

De aanleg van de nieuwe rioolstrengen in onderzoeksgebied ‘Prinses Beatrixlaan’ zal gepaard gaan met grondroerende activiteiten. Hierbij kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden worden aangetast. Dit geldt voor het gehele onderzoeksgebied en voor archeologische waarden uit de Late IJzertijd, de Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen.

Advies

Op grond van gemeentelijk beleid, de archeologische verwachting van het gebied, alsmede de bodemverstorende aard van de werkzaamheden die in het kader van de toekomstige ontwikkeling van het plangebied zullen worden uitgevoerd, is een verkennend en karterend inventariserend veldonderzoek noodzakelijk naar de aanwezigheid van archeologische waarden uit de Late IJzertijd, de Romeinse tijd en de Late Middeleeuwen.” (Moree, 2011).

12