• No results found

Archeologie en cultuurhistorie

Hoofdstuk 6 Milieu en omgevingsaspecten

6.2 Archeologie en cultuurhistorie

Wettelijk kader Wettelijk kader

In 1992 is het Verdrag van Malta tot stand gekomen en in 1998 door Nederland geratificeerd.

Doelstelling van het verdrag is de bescherming en het behoud van archeologische waarden. Als gevolg van dit verdrag wordt in het kader van de ruimtelijke ordening het behoud van het archeologisch erfgoed meegewogen zoals alle andere belangen die bij de voorbereiding van het plan een rol spelen.

In het verdrag van Malta wordt gesteld dat archeologie van wezenlijk belang is voor de geschiedschrijving van de mensheid. Het verdrag is erop gericht deze waarden voor de toekomst te behouden. De

gehanteerde uitgangspunten zijn:

archeologische waarden zoveel mogelijk in de bodem bewaren (behoud in situ);

in ruimtelijke ordening (planvorming) al rekening houden met archeologische waarden;

de bodemverstoorder betaalt archeologisch vooronderzoek en mogelijke opgravingen.

Het verdrag is geïmplementeerd in de Erfgoedwet die per 1 juli 2016 in werking is getreden. Deze wet is in de plaats gekomen van 6 wetten en regelingen op het gebied van cultureel erfgoed. De gemeenten zijn verplicht om bij het vaststellen van ruimtelijke plannen rekening te houden met eventueel aanwezige archeologische waarden.

Onderzoek/ beoordeling

Archeologiebeleid gemeente Woerden (2010)

De gemeente Woerden heeft in samenwerking met de gemeenten Lopik, Montfoort en Oudewater een gemeentelijk archeologiebeleid vastgesteld. In de beleidsnota geeft de gemeente aan hoe zij invulling geeft aan haar rol van bevoegd gezag, de reikwijdte en ambities van het beleid en de uitvoering daarvan.

Naast een beleidsnota is een beleidskaart opgesteld. Deze kaart bestaat uit een samenhangend pakket van kaarten en een toelichting, die tezamen de noodzakelijke informatie bevatten over hoe de gemeente

bij besluitvorming over gebruik en inrichting van de ruimte omgaat met "bekende en te verwachten archeologische monumenten".

Het plangebied ligt langs een ontginningsas met een hoge archeologische verwachting ten zuiden van de voormalige Limes. Hier is sprake van bijzondere archeologische verwachtingen voor bewoningssporen die samenhangen met de ontstaansgeschiedenis van Woerden uit de Late Middeleeuwen en Nieuwe Tijd. Een uitsnede van de archeologische beleidsadvieskaart is opgenomen in figuur 11.

Figuur 11: Uitsnede archeologische beleidsadvieskaart.

Toetsing planontwikkeling aan archeologiebeleid

Het plangebied valt op de maatregelenkaart binnen categorie 3. Hiervoor geldt dat er onderzoek noodzakelijk is voor ingrepen die groter zijn dan 100 m² en dieper gaan dan 30cm –mv. Vooruitlopend op toekomstig beleid heeft de gemeente aangegeven dat ook voor ophogen met meer dan 30 cm een archeologisch onderzoek verplicht is. Om die reden is de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' opgenomen. Onderzoek is nodig wanneer in de toekomst grondingrepen plaatsvinden met een oppervlakte van 100 m² of meer, die dieper reiken dan 30 cm of waarbij opgehoogd wordt met meer dan 30 cm. In verband met deze ontwikkeling is een bureau- en karterend booronderzoek naar archeologie uitgevoerd.

6.2.1 Onderzoek/ beoordeling

De aanleiding van het onderzoek is de voorgenomen aanleg van een opstelplaats voor vrachtwagens met verwante infrastructuur, begroeiing en compensatiewater. Het bureau- en karterend booronderzoek is uitgevoerd door ADC ArcheoProjecten te Amersfoort (rapport van 10 maart 2020, rapport 5019, Bijlage 3). Uit de onderzoeksresultaten is het navolgende gebleken (overgenomen uit rapport).

Door recent onderzoek uit 2018 is de exacte ligging van de Oude Rijn stroomgordel gedurende de Romeinse tijd in twijfel getrokken voor het onderzoeksgebied. Het plangebied was mogelijk gesitueerd op de zuidelijke rivieroever van de Oude Rijn die sinds de Late IJzertijd actief was. Daarom worden archeologische resten vanaf de Late IJzertijd verwacht. Gezien de ligging op de zuidelijke oever van de Oude Rijn en de ligging in de zone van de Limes kunnen hier vooral resten uit de Romeinse tijd verwacht worden. De weg ligt vermoedelijk in de nabijheid van het plangebied, maar kan ook in het plangebied

liggen. Tijdens archeologische onderzoek op delen van dit terrein is de weg echter nog niet aangetroffen.

De ligging van de stroomgordel van de Oude Rijn is echter zuidelijker geprojecteerd door recent onderzoek en kan deels in het plangebied liggen. Hier is echter nog geen informatie over bekend.

Er kunnen, indien het plangebied op de zuidelijke oever ligt, aan de Limes gelieerde fenomenen zoals wachttorens, barakken, graven en dergelijke aangetroffen worden of bebouwing langs de weg. Daarnaast zijn uit latere perioden ook mogelijke archeologische resten te verwachten, hierbij moet gedacht worden aan huisplaatsen of kleine nederzettingen of aan water gerelateerd archeologische resten zoals kades, steigers en boten. Uit kaartmateriaal met daarop de historische situatie weergegeven blijkt dat tussen 1910 en 1949 er twee kleine gebouwen, mogelijk schuurtjes hebben gestaan in de zuidwestelijke hoek van het terrein. Deze zijn echter archeologisch gezien niet van interesse.

Op basis van het bureauonderzoek is in de winter van 2020 een karterend booronderzoek uitgevoerd.

Het booronderzoek heeft het landschappelijke beeld van het plangebied in hoofdlijnen bevestigd. Het plangebied bevindt zich op meandergordel van de Oude Rijn. In de zuidelijke helft bevindt zich een restgeul. Deze geul vormt mogelijk onderdeel van een ten zuidoosten van het gebied bekende crevassegeul. De bodem van het gebied is goed intact aangetroffen. Op basis van het niet aantreffen van relevante archeologische indicatoren kan de verwachting voor de oeverafzettingen van de Oude Rijn kan voor nederzettingsresten uit alle perioden naar laag worden bijgesteld. De verwachting ten aanzien van de Limesweg kan eveneens naar laag worden bijgesteld. Deze weg zal ten zuiden van het plangebied gelegen hebben. Voor de restgeul geldt een middelhoge verwachting voor archeologische resten verband houdend met de natte context. Aangezien de kans op dergelijke resten gering is wordt geadviseerd om het plangebied vrij te geven. Het opnemen van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' is om die reden niet langer noodzakelijk.

Het is niet uit te sluiten dat toch nog archeologische resten voorkomen. Daarom merkt ADC ArcheoProjecten op dat het aanbeveling verdient om de uitvoerder van het grondwerk te wijzen op de plicht archeologische vondsten te melden bij de bevoegde overheid, zoals aangegeven in artikel 5.10 en 5.11 van de Erfgoedwet.

Conclusie

Het initiatief tast de archeologische waarden niet aan, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen worden gesteld aan deze planontwikkeling.

6.2.2 Cultuurhistorie en monumenten

Met ingang van 1 januari 2012 is het gewijzigde Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden.

Het voorstel tot wijziging is een uitvloeisel van de Beleidsbrief Modernisering Monumentenzorg (MoMo) uit 2009. Op basis van artikel 3.1.6, vijfde lid, onderdeel a Bro moeten naast de in de grond aanwezige of te verwachten monumenten ook cultuurhistorische waarden worden meegewogen bij het vaststellen van bestemmingsplannen.

Het terrein is niet bebouwd, zodat er op dit vlak geen belemmeringen zijn. Evenmin zijn er in het plangebied cultuurhistorische waarden en/of groen en waterstructuren, welke dienen te worden beschermd.

Conclusie

Het initiatief tast de cultuurhistorische waarden niet aan, zodat er vanuit dit gezichtspunt geen beperkingen worden gesteld aan deze planontwikkeling.