• No results found

Arbeidsparticipatie van voormalig werknemers

meer stabiel. Bij de 35-minners steeg het aandeel werkenden sinds 2016, maar in 2019 is de verdere stijging klein. Ook aan de daling van het aandeel voormalig werknemers dat na de claimbeoordeling het dienstverband behoudt, is in 2014 een einde gekomen. In de jaren na 2014 is dit aandeel steeds licht toegenomen. Voormalig werknemers die na de claimbeoordeling in 2018 hun dienstverband verloren, komen even vaak binnen een jaar weer aan het werk als in 2017.

Het werkbehoud van de werkhervatters is bij de groep WIA 35-min iets gedaald en bij de groep WGA gedeeltelijk iets gestegen. We kunnen concluderen dat sommige ontwikkelingen licht positief en andere licht negatief of gelijkblijvend zijn. Als met al is 2019 een jaar van weinig verandering in arbeidsparticipatie van voormalig werknemers.

 Participatie binnen het totale lopende bestand: Eind 2019 was het aandeel werkenden onder voormalig werknemers voor gedeeltelijk WGA’ers en volledig WGA’ers nagenoeg gelijk aan 2018, respectievelijk 59% en 13%. Het aandeel WIA 35-minners dat werkt is licht toegenomen van 66% in 2018 tot 67% in 2019.

 Aan het werk blijven na instroom: Het aandeel voormalig werknemers dat na de claimbeoordeling aan het werk blijft en dus niet ontslagen wordt, is in 2019 in alle groepen licht gedaald vergeleken met 2018. Voor gedeeltelijk WGA’ers daalde het aandeel werkbehouders naar 57% (was 58%), voor de volledig WGA’ers naar 16% (was 19%) en voor de WIA 35-minners naar 62% (was 63%) in 2019.

 Het werk hervatten na ontslag: Van de gedeeltelijk WGA’ers uit 2018 die ontslagen worden na de claimbeoordeling komt 36% binnen een jaar al dan niet blijvend aan het werk, van de WIA 35-minners 40%. Voor beide groepen is dit hetzelfde aandeel als in 2017.

 Aan het werk blijven: Het merendeel van de WGA’ers die blijven werken na de claimbeoordeling werkt een jaar later nog of weer: 84% van de gedeeltelijk WGA’ers en 88% van de 35-minners. Van degenen die na de claimbeoordeling ontslagen worden en vervolgens het werk hervatten, behoudt een kleiner deel zijn werk (respectievelijk 63% en 65%, wat weinig afwijkt van 2018).

5.1. Inleiding

In dit hoofdstuk bekijken we specifiek de groep arbeidsbeperkten die een relatief sterke binding heeft met de arbeidsmarkt, namelijk degenen die tijdens de eerste twee ziektejaren een werkgever hadden die hun loon

doorbetaalde en voor de re-integratie verantwoordelijk was. Dit zijn vrijwel altijd werknemers met een vast contract bij deze werkgever, maar tijdelijke contracten komen ook voor69. Deze groep duiden we aan als ‘voormalig werknemers’.

Vanwege hun beperkingen kunnen ze hun oude werk niet of niet meer volledig doen. Het werk moet dus aangepast worden aan de mogelijkheden die de werknemer nog wel heeft. De zieke werknemer kan na twee jaar een WIA-uitkering aanvragen. Als er na die twee jaar geen re-integratiemogelijkheden meer in zicht zijn, kan de werkgever een ontslagvergunning aanvragen.

We brengen de mate waarin voormalig werknemers met een arbeidsbeperking participeren op de arbeidsmarkt in kaart vanuit drie invalshoeken: in hoeverre zijn, komen en blijven voormalig werknemers aan het werk?

5.2. In hoeverre zijn voormalig werknemers aan het werk?

In deze paragraaf kijken we op twee verschillende peilmomenten naar het aandeel arbeidsbeperkten dat aan het werk is. Het eerste is een vast peilmoment voor iedereen, namelijk het einde van het kalenderjaar: wie werkt er van degenen die op dat moment arbeidsbeperkt zijn, ofwel wie werken er van het lopend bestand? Het tweede moment is de

claimbeoordeling: we kijken wie het werk behielden na de claimbeoordeling.

Aan het werk zijn einde jaar in lopend bestand

Figuur 5.1 laat zien welk deel van het ‘lopend bestand’ aan het werk is. Daarbij is uitgegaan van de mensen met een WGA-uitkering op het einde van het kalenderjaar en daarbij is vastgesteld wie van hen werkte in de maand december van het betreffende kalenderjaar. Bij de gedeeltelijk WGA’ers blijft het aandeel werkenden sinds 2014 stabiel rond de 58%, in 2019 is het 59%. Ook bij de volledig WGA’ers is het aandeel sinds 2014 vrij stabiel, rond de 14%, specifiek in 2019 is het 13%. Het lopend bestand 35-minners is afwijkend gedefinieerd, zie daarvoor box 4.3. Bij deze groep groeit het aandeel werkenden de afgelopen vijf jaar duidelijk en komt in 2019 uit op 67%. De groei in 2019 is wel kleiner dan in de eerdere drie jaren. Tabel 5.1 laat zien om welke absolute aantallen werkenden het gaat.

69 Dit zijn dan langlopende contracten of verlengde tijdelijke contracten.

5. Arbeidsparticipatie van voormalig

werknemers

Figuur 5.1 Aandeel werkende voormalig werknemers, lopend bestand einde jaar*

* de jaren 2009 en 2011 zijn om praktische redenen weggelaten

Tabel 5.1 Aantal werkende voormalig werknemers, lopend bestand einde jaar*

2008 2010 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019

Aantal werkenden

WGA volledig 5.200 6.700 6.500 6.100 5.600 5.600 6.100 6.100 6.600 6.600 WGA gedeeltelijk 5.500 9.100 12.600 13.400 13.700 14.400 15.600 16.400 17.900 18.900 WIA 35-min 4.800 13.100 22.000 22.100 22.300 22.200 21.900 22.000 22.800 23.700

Aantal lopend bestand

WGA volledig 18.700 30.200 38.900 42.200 42.000 42.700 43.100 44.700 47.200 50.700 WGA gedeeltelijk 8.100 13.900 20.200 22.500 23.500 24.900 26.700 28.400 30.100 32.000 WIA 35-min 6.800 19.700 34.400 35.900 37.000 36.700 35.500 34.700 34.500 35.600

* de jaren 2009 en 2011 zijn om praktische redenen weggelaten

Verklaring van de ontwikkeling bij WGA gedeeltelijk

In figuur 5.1 zien we dat de arbeidsparticipatie bij de drie groepen flink varieert tussen 2008 en 2013. Zo zien we bij de groep WGA gedeeltelijk dat de arbeidsparticipatie tussen 2008 en 2013 sterk daalt, daarna een paar jaar stabiel blijft en in 2018 en 2019 weer wat stijgt. In 2014 en 2016 was het aandeel werkenden het laagst (58%) en in 2008 het hoogst (68%). Dergelijke schommelingen vormen niet alleen een weerspiegeling van de kansen die de arbeidsmarkt in een bepaald jaar biedt om met een arbeidsbeperking het werk te behouden of te hervatten. Ze zijn ook het gevolg van veranderingen in de mix van kenmerken van de groep WGA gedeeltelijk. Zoals is te zien in tabel 5.1 wordt de groep elk jaar groter: 8.100 in 2008 tot 32.000 in 2019. Er komen dus steeds nieuwe mensen bij, maar er stromen – in mindere mate – ook mensen uit vanwege pensionering, overlijden, herstel70 of doorstroom naar een andere WIA-regeling, specifieke groepen dus. Elk jaar wordt de gemiddeld verblijfsduur in de groep langer en de gemiddelde leeftijd hoger. In een nadere analyse is daarom onderzocht hoe groot de invloed van de volgende drie factoren op de participatie van de groep WGA gedeeltelijk is:

70 ‘Herstel’ houdt in dat het arbeidsongeschiktheidspercentage lager dan 35% is geworden. Achtergrond hiervan kan zijn dat de gezondheid is verbeterd met een verhoging van de theoretische verdiencapaciteit. Reden kan ook zijn dat de inkomsten uit arbeid (praktische

verdiencapaciteit) al langere tijd meer dan 65% van het oorspronkelijke inkomen bedragen.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

WGA volledig WGA gedeeltelijk WIA 35-min

2008 2010 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019

 Veranderingen in de kenmerken van de mensen die in een bepaald jaar de WGA gedeeltelijk instromen. Onder die kenmerken rekenen we de leeftijd, het geslacht, het type aandoening (diagnose) en de bedrijfstak en ook het wel of niet het werk behouden na twee jaar ziekte.

 Het aantal jaar dan iemand een WGA-gedeeltelijk uitkering heeft en daarmee de eventuele afstand tot de arbeidsmarkt

 De conjunctuur (uitgedrukt in het regionale werkloosheidspercentage)71.

Uit deze analyse blijkt dat voor voormalig werknemers vooral de invloed van de tweede factor – de uitkeringsduur – groot is: hoe langer men een WGA-gedeeltelijk uitkering heeft, hoe lager de arbeidsparticipatie. Daarnaast blijkt het behouden van het werk na de claimbeoordeling blijvend bevorderend te zijn voor de arbeidsparticipatie. Ook is het sterk voorspellend voor de kans dat iemand in de jaren na aanvang van de uitkering werk heeft. Leeftijd, geslacht, sector, wel of niet eigen risico dragen en type diagnose vormen geen verklaring voor de schommelingen in arbeidsparticipatie. Dit betekent niet dat die factoren niet belangrijk zijn voor de arbeidsparticipatie, maar wel dat die kenmerken over de jaren heen niet zodanig veranderen, dat deze verantwoordelijk zijn voor de verschillen tussen de jaren.

Ook de derde factor – de conjunctuur – is van invloed: bij een hoog werkloosheidspercentage zijn ook minder voormalig werknemers aan het werk. Zij hebben echter minder ‘last’ van de conjunctuur dan voormalig vangnetters. Een ander verschil met voormalig vangnetters is dat bij vangnetters de participatie juist toeneemt, naarmate men langer een WGA-gedeeltelijk uitkering heeft. Hierdoor groeit de arbeidsparticipatie van beide groepen meer naar elkaar toe.

Het werk behouden na de WIA-claimbeoordeling

Welk deel van de voormalig werknemers met een arbeidsbeperking blijft aan het werk nadat de twee jaar

loondoorbetalingsverplichting voorbij zijn?72 Ofwel: welk deel wordt niet ontslagen? Voor de WGA volledig is het aandeel dat blijft werken veel lager dan voor de WGA gedeeltelijk en de WIA 35-min. Het grootste deel van de werkgevers vraagt ontslag aan voor medewerkers die volledig arbeidsongeschikt worden bevonden en bij wie op korte termijn geen uitzicht is op re-integratie. Ongeveer één op de vijf behoudt het dienstverband wel, maar de helft daarvan verliest het alsnog binnen een jaar (zoals in paragraaf 5.4 zal blijken).

In 2019 blijft 57% van de gedeeltelijk WGA’ers na de WIA-claimbeoordeling aan het werk, een procentpunt minder dan in 2018, waarmee de stijging van de afgelopen jaren zich niet doorzet. Bij de volledig WGA’ers is het aandeel

werkenden in 2019 gedaald van 19% naar 16%. Ook bij de 35-minners is het aandeel dat blijft werken licht afgenomen in 2019 (van 63% naar 62%)73.

Figuur 5.2 Aandeel werkenden bij WIA-claimbeoordeling voormalig werknemers*

* de jaren 2009 en 2011 zijn om praktische redenen weggelaten

71 Spijkerman, M. (2021). Waardoor verandert de arbeidsparticipatie WGA 35-80? De puzzel opgelost? UWV Kennisverslag 2021-1.

Amsterdam.

72 Werkgevers kunnen na de eerste twee ziektejaren een ontslagvergunning aanvragen. Het ontslag wordt vaak in de eerste vier maanden na de beslissing over de WIA-aanvraag geëffectueerd. In deze publicatie vallen voormalig werknemers die vier maanden na de toekenning of afwijzing voor de WIA-aanvraag geen dienstverband meer hebben, onder de groep ‘niet-werkend op het moment van de toekenning of afwijzing’. We kijken daarbij niet of men werkt bij de oorspronkelijke of een nieuwe werkgever.

73 Bij de cijfers over instromers in de WGA laten we de mensen buiten beschouwing die met een voorschot instroomden en later 35-min bleken.

In 2018 is deze correctie niet goed uitgevoerd, maar nu – met terugwerkende kracht – wel. Hierdoor wijken de participatiecijfers van de groep WGA 80-100 nu licht af van de vorige rapportage.

0%

10%

20%

30%

40%

50%

60%

70%

80%

WGA volledig WGA gedeeltelijk WIA 35-min

2008 2010 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019

5.3. In hoeverre komen niet-werkende voormalig werknemers aan het werk?

De voormalig werknemers die kort na de WIA-claimbeoordeling ontslagen worden, moeten op zoek naar nieuw werk. In hoeverre lukt dat? We volgen hiervoor tien jaargangen van mensen die na de claimbeoordeling ontslagen werden.

Daarbij blijven we steeds uitgaan van de oorspronkelijke instromers, dus inclusief degenen die later doorstromen naar de IVA, de AOW-leeftijd bereiken of overleden zijn. De volgperiode varieert van een jaar (bij claimbeoordeling in 2018) tot maximaal tien jaar (bij claimbeoordeling in 2008 en 2009). We kijken of deze mensen op enig moment weer aan het werk gingen, ongeacht of dit voor kortere of langere tijd was.

De voormalig werknemers die in 2018 WGA volledig, WGA gedeeltelijk of WIA 35-minner zijn geworden en vervolgens werden ontslagen, komen even vaak binnen een jaar aan het werk als de vergelijkbare groep uit 2017 (tabel 5.2). De mensen die tussen 2008 en 2014 instroomden, kunnen we allemaal minimaal vijf jaar volgen. We zien daar het volgende patroon: in de eerste drie jaar stijgt het aandeel mensen dat het werk op enig moment hervat nog substantieel, daarna wordt de toename kleiner. Vanaf jaar vijf stijgt het aandeel jaarlijks met hooguit 1 tot 2 procentpunt.

Tabel 5.2 Aan het werk komen van niet-werkende voormalig werknemers*

1 jaar 2 jaar 3 jaar 4 jaar 5 jaar 6 jaar 7 jaar 8 jaar 9 jaar 10 jaar

Voormalig werknemers WGA volledig

Instroomcohort 2008 22% 25% 28% 29% 30% 30% 31% 32% 32% 33%

Instroomcohort 2009 23% 27% 29% 30% 31% 32% 32% 33% 33% 35%

Instroomcohort 2010 22% 25% 27% 28% 29% 30% 30% 30% 32%

Instroomcohort 2011 21% 24% 25% 27% 28% 29% 29% 31%

Instroomcohort 2012 18% 21% 23% 25% 26% 26% 28%

Instroomcohort 2013 18% 20% 22% 24% 24% 27%

Instroomcohort 2014 17% 20% 22% 22% 25%

Instroomcohort 2015 19% 23% 23% 27%

Instroomcohort 2016 25% 25% 31%

Instroomcohort 2017 26% 29%

Instroomcohort 2018 25%

Voormalig werknemers

WGA gedeeltelijk

Instroomcohort 2008 31% 39% 43% 45% 47% 47% 48% 49% 49% 50%

Instroomcohort 2009 29% 37% 42% 44% 45% 46% 47% 48% 49% 49%

Instroomcohort 2010 32% 39% 43% 44% 45% 47% 48% 48% 49%

Instroomcohort 2011 29% 36% 40% 42% 44% 45% 47% 47%

Instroomcohort 2012 27% 34% 39% 41% 43% 45% 46%

Instroomcohort 2013 27% 34% 38% 41% 42% 43%

Instroomcohort 2014 26% 34% 38% 41% 42%

Instroomcohort 2015 30% 40% 45% 47%

Instroomcohort 2016 33% 43% 47%

Instroomcohort 2017 36% 46%

Instroomcohort 2018 36%

Voormalig werknemers 35-min

Instroomcohort 2008 39% 49% 54% 56% 58% 59% 60% 61% 61% 62%

Instroomcohort 2009 35% 46% 52% 54% 56% 57% 58% 59% 60% 61%

Instroomcohort 2010 38% 46% 50% 52% 54% 55% 56% 58% 58%

Instroomcohort 2011 36% 43% 48% 51% 53% 55% 56% 57%

Instroomcohort 2012 30% 39% 44% 47% 50% 52% 54%

Instroomcohort 2013 32% 42% 47% 51% 53% 55%

Instroomcohort 2014 31% 41% 48% 52% 55%

Instroomcohort 2015 34% 44% 51% 54%

Instroomcohort 2016 37% 47% 53%

Instroomcohort 2017 40% 50%

Instroomcohort 2018 40%

* In de tabel zijn cumulatieve aantallen weergegeven.

Op basis van tien jaar volgen, concluderen we dat van de volledig WGA’ers die na de claimbeoordeling ontslagen worden, twee derde daarna waarschijnlijk niet meer zal werken. Van de gedeeltelijk WGA’ers zal de helft niet meer werken en van de 35-minners ruim een derde.

5.4. In hoeverre blijven voormalig werknemers aan het werk?

In paragraaf 5.2 zagen we hoeveel werknemers hun dienstverband behouden – dus niet ontslagen worden – als ze de WIA instromen of 35-minner worden. Maar lukt het ook dit dienstverband voor langere tijd te behouden? In deze paragraaf laten we zien hoeveel van hen twaalf maanden nadien nog steeds werken (linkerkant figuur 5.3). Van de gedeeltelijk WGA’ers die na de claimbeoordeling in 2018 het werk behielden, werkt 84% een jaar later nog steeds. De meesten konden waarschijnlijk bij hun werkgever in dienst blijven, met een aanpassing van de functie of van het aantal arbeidsuren. Het werkbehoud van de volledig WGA’ers is 48%. Dit zijn dezelfde percentages als een jaar eerder. Het aandeel WIA 35-minners dat het werk behoudt, is licht toegenomen tot 88%.

Na hervatting aan het werk blijven

Niet iedereen behoudt na de WIA-claimbeoordeling het dienstverband. Tabel 5.2 in de vorige paragraaf liet zien welk deel van de werkverliezers in de latere jaren alsnog het werk hervat. Dit kan bij de oude werkgever zijn, maar meestal zal het bij een nieuwe werkgever zijn. Deze paragraaf laat zien of deze werkhervatters het werk ook weten te

behouden, dat wil zeggen een jaar na die hervatting nog steeds aan het werk zijn (rechterkant figuur 5.3).

Van de gedeeltelijk WGA’ers die in 2018 het werk hervat hebben, blijkt 63% na een jaar nog te werken, van de 35-minners is dat 65%. Bij deze laatste groep is hiermee de eerder stijgende trend gestabiliseerd. Bij de volledig WGA’ers ligt het werkbehoud met 29% een stuk lager74.

Vergelijking van de twee figuren toont dat het werkbehoud van degenen die na de claimbeoordeling het werk behielden een stuk hoger is dan bij degenen die op zoek moesten naar een nieuwe werkgever. De werkhervatters hebben

blijkbaar meer moeite om het werk te behouden. Mogelijk komt dit doordat zij bij een nieuwe werkgever op een tijdelijk contract werken. Degenen die op het moment van de claimbeoordeling werkten, werkten waarschijnlijk vaak nog bij hun oude werkgever met een vast arbeidscontract.

Figuur 5.3 Werkbehoud van voormalig werknemers (links: werkend bij aanvraag, rechts: werkhervatters in verslagjaar)

74 We vermoeden dat bij deze groep meestal geen sprake was van een echte hervatting, maar van een artefact als gevolg van de systematiek waarmee we aan de hand van de polisadministratie bepalen of er sprake is van einde dienstverband en hervatting. Een eenmalige nabetaling enkele maanden na beëindiging van het dienstverband (bijvoorbeeld vakantiegeld in mei) zien we daarbij dan ten onrechte aan voor een nieuw dienstverband. Het werkelijke percentage is dus waarschijnlijk lager dan de figuur weergeeft.

0%

Samenvatting

Voormalig vangnetters zijn mensen die in de eerste twee ziektejaren een Ziektewet-uitkering ontvingen. De

ontwikkelingen in 2019 zijn voor deze groep minder positief dan bij het vorige verslagjaar. In het lopende bestand zijn de ontwikkelingen gering; ze verschillen per groep. De werkhervatting is niet gestegen in 2019 en het werkbehoud is iets afgenomen. Wel positief is dat het aandeel dat werkt bij claimbeoordeling (en niet kort nadien ontslagen wordt) voor het vijfde jaar op een rij steeg.

 Eind 2019 was het aandeel werkenden onder voormalig vangnetters met WGA gedeeltelijk 35%, een toename van 1 procentpunt ten opzichte van eind 2018. De arbeidsparticipatie onder WIA 35-minners is gedaald met 3 procentpunt en komt uit op 31% in 2019. De arbeidsparticipatie van volledig WGA’ers ligt met 6% in 2019 op hetzelfde niveau als in 2018.

 Het aandeel voormalig vangnetters dat werkt op het moment van de claimbeoordeling is voor alle groepen licht toegenomen. In 2019 werkte op dat moment 14% van de gedeeltelijk WGA’ers en 11% van de WIA 35-minners.

Voor de groep WGA volledig ligt dit percentage met 5% aanmerkelijk lager.

 Van de gedeeltelijk WGA’ers die in 2018 geen werk hadden bij de claimbeoordeling, is 21% binnen een jaar al dan niet blijvend aan het werk gekomen. Bij de WIA 35-minners is dit 27% en voor de volledig WGA’ers 7%. Voor de 35-minners is dit 2 procentpunt meer dan een jaar eerder, bij de andere twee groepen is het aandeel hetzelfde gebleven.

 Hoewel meer vangnetters participeren, komt een belangrijk deel waarschijnlijk niet meer aan het werk: ruim driekwart van de groep WGA volledig, 60% van de groep WGA gedeeltelijk en 40% van de 35-minners heeft in de eerste tien jaar na de claimbeoordeling nooit meer gewerkt.

 Het werkbehoud van de werkhervatters is in het verslagjaar iets afgenomen. Dit geldt zowel voor het werkbehoud van diegenen die op het moment van de claimbeoordeling werkten, als van degenen die binnen een jaar het werk hervat hebben.

6.1. Inleiding

Het vorige hoofdstuk betrof de arbeidsparticipatie van mensen die tijdens de eerste twee ziektejaren een werkgever hadden, de voormalig werknemers. In dit hoofdstuk richten we ons op de groep die vanuit het vangnet van de

Ziektewet een WIA-aanvraag heeft gedaan. Deze groep duiden we aan als ‘voormalig vangnetters’. Deze groep bestaat uit zieke WW’ers, zieke uitzendkrachten en mensen die ziek zijn aan het einde van hun tijdelijke of vaste contract (zogeheten eindedienstverbanders75). De overeenkomst tussen deze mensen is dat zij in de periode voordat én op het moment dat ze voor de WIA worden beoordeeld geen werkgever hebben die verantwoordelijk is voor hun re-integratie en voor loondoorbetaling. Daarnaast bestaat de groep voor een klein deel uit vangnetters die nog wel een werkgever hebben, wat ook een deel van het werken bij de claimbeoordeling verklaart (zie box 4.2).

In dit hoofdstuk brengen we de arbeidsparticipatie van de voormalig vangnetters met WGA volledig, WGA gedeeltelijk en WIA 35-min in kaart aan de hand van de vraag: in hoeverre zijn, komen en blijven voormalig vangnetters aan het werk?

6.2. In hoeverre zijn voormalig vangnetters aan het werk?

In deze paragraaf kijken we op twee verschillende peilmomenten naar het aandeel arbeidsbeperkten dat aan het werk is. Het eerste is een vast peilmoment voor alle ex-vangnetters, namelijk het einde van het kalenderjaar: wie werkt ervan degenen die op dat moment arbeidsbeperkt zijn, ofwel binnen het lopend bestand? Het tweede moment is de claimbeoordeling: we kijken naar aan het werk zijn op het moment van de WIA-claimbeoordeling.

Aan het werk zijn einde jaar in het lopend bestand

Welk deel van de vangnetters is aan het werk en welke trends zien we hierin? De twee WIA-groepen bestaan uit de mensen die in de laatste maand van het kalenderjaar de betreffende WIA-uitkering kregen. De groep WIA 35-min is samengesteld uit de mensen die in de voorgaande vijf kalenderjaren een afwijzing kregen van de WIA-aanvraag (zie box 4.3).

Figuur 6.1 laat zien dat bij de groep WGA-gedeeltelijk het aandeel werkenden sinds 2014 elk jaar toeneemt. In 2019 werkt bijna 35%. Bij de groep WIA 35-min steeg het aandeel werkenden na het dieptepunt in 2013 gestaag, maar in

75 Ziek uit dienst met een vast contract komt vooral voor bij reorganisatie en faillissement. Zie voor meer informatie: Burg, C. van den, Molenaar-Cox, P. & Deursen, C. van (2012). Ziek bij einde dienstverband: de situatie in de werkgeversperiode. Leiden: Astri Beleidsonderzoek en -advies. In opdracht van UWV.

6. Arbeidsparticipatie van voormalig