• No results found

CODE Anatomie en fysiologie kunnen plaatsen binnen de biologie.  Plaats van de anatomie en fysiologie in de biologie

In document LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS (pagina 61-71)

 Begrippen anatomie en fysiologie.

 Het begrip: inspanningsfysiologie.

Kunnen aangeven dat eenzelfde verschijnsel kan bestudeerd worden op verschillende niveaus.

 Niveaus: organismen, stelsels, organen, weefsels, cel, moleculen.

Indeling, ligging en functie van de verschillende weefsels bij de mens kunnen benoemen.

 Bespreking van indeling, ligging, functie van de vier weefseltypes bij de mens: De belangrijkste functies van het beenderstelsel kunnen

weergeven.

 Het beenderstelsel:

 functies

De verschillende soorten beenderen kunnen herkennen.  Soorten beenderen:

 Pijpbeenderen

 platte beenderen

 onregelmatige beenderen.

De verschillende beenverbindingen kunnen herkennen en er voorbeelden van kunnen geven.

 Beenverbindingen:

 Onbeweeglijke

 weinig beweeglijke

 echte gewrichten.

De verschillende soorten gewrichten met hun functies kunnen benoemen en met voorbeelden kunnen illustreren.

 Soorten gewrichten.

De voornaamste beenderen kunnen benoemen en kunnen situeren in het menselijk lichaam.

 Overzicht van de belangrijkste beenderen in het menselijk lichaam:

 de schedel: hersenschedel, aangezichtsschedel, schedel van een pasgeborene

 de wervelkolom:

 vorm en delen

 algemene bouw van een wervel

 soorten wervels

 bouw

 ligging en functie van de verschillende soorten wervels

 de ribben

 het borstbeen

 de schoudergordel

 de bovenste ledematen.

Vanuit de bouw de functies van de beenderen kunnen afleiden.  Bouw van de beenderen.

De verschillen tussen het vrouwelijk en mannelijk bekken kunnen benoemen en het belang ervan kunnen aangeven.

 Mannelijk en vrouwelijk bekken.

Het belang van een correcte lichaamshouding kunnen aangeven.  Correcte lichaamshouding en invloed op de gezondheid.

De invloed van het dagelijks voedingspatroon op de ontwikkeling van het beenderstelsel kunnen aangeven en de gevolgen ervan voor de voeding van de balletdanser.

 Voeding die de ontwikkeling van het bot bevordert

 Risicofactoren bij onevenwichtige voeding.

 Botontkalking en osteoporose.

De bouw, functie en werking van skeletspieren kunnen omschrijven.

 Bouw, functie en werking van de skeletspieren.

De microscopische bouw van dwarsgestreepte spiervezels kunnen herkennen.

 Microscopische bouw van dwarsgestreepte spiervezels.

De belangrijkste skeletspieren kunnen benoemen, situeren in het menselijk lichaam en hun functie kunnen omschrijven.

 Indeling van de skeletspieren naar hun vorm (één- of meerbuikig, één- of meerkoppig).

 Overzicht van de belangrijkste spieren:

 spieren van het hoofd (mimische spieren, kauwspieren)

 spieren van de hals

 spieren van nek en rug

 spieren van de romp

 spieren van de buik

 spieren van de bekkengordel en van de onderste ledematen

 spieren van de schoudergordel en van de bovenste ledematen.

Het belang van blessurepreventie voor de balletdanser inzien en blessurepreventie kunnen toepassen.

 Het begrip ‘blessurepreventie’:

 werken aan een goede basisconditie

 stretchen, warm-up en cool-down als basis van het trainingsprogramma

 Oorzaken van blessures: belasting en belastbaarheid,

ondergrond, schoeisel, verkeerde techniek, psychische factoren

 Veel voorkomende blessures bij de balletdanser

 Belang van medisch onderzoek

Gepast kunnen reageren bij blessures.  Meteen ná de blessure: afkoelen, oedeem vermijden, consulteren.

 In een latere fase: omgaan met pijn, medicatie, hernemen van de training.

Het ademhalingsstelsel – de ademhaling

De functie van het ademhalingsstelsel kunnen omschrijven.  Functie van het ademhalingsstelsel.

Bouw en functie van de ademhalingsorganen kunnen omschrijven.

 Bouw en functie van de ademhalingsorganen.

De beide ademhalingsbewegingen kunnen benoemen en bewust kunnen uitvoeren.

 De adembewegingen:

 middenrif- of buikademhaling

 ribben- of borstademhaling

Het belang van een goede ademhaling voor het functioneren van het lichaam van de balletdanser kunnen aangeven.

 Ademhaling en gezondheid.

 De verschillende soorten lichamelijke inspanning.

 Aërobe en anaërobe uithouding.

 Soorten ‘training’ voor de balletdanser

 Een ‘trainingsplan’ opstellen.

Het spijsverteringsstelsel – de spijsvertering De organen van de spijsvertering kunnen benoemen en situeren

en hun functie kunnen toelichten.

 Bouw, ligging en functie van de spijsverteringsorganen.

Het belang van voeding en spijsvertering voor de gezondheid, de conditie en de prestaties van de balletdanser kunnen aantonen.

 Lichaamsgewicht en voedingspatronen.

 Dieetleer voor de balletdanser.

 Gevaren bij verkeerde diëten.

Het bloedvatenstelsel – het bloed

De functie van het bloedvatenstelsel kunnen omschrijven.  Functies van de bloedsomloop.

Het verband tussen bouw en functie van het hart kunnen aangeven.

 Bouw en functie van het hart.

Bouw en functie van de bloedvaten kunnen omschrijven.  Bouw en functie van de bloedvaten.

De functie en samenstelling van het bloed kunnen omschrijven.  Functie en samenstelling van het bloed.

Het belang van een gezonde voeding en leefstijl op het bloedvatenstelsel kunnen aangeven.

 Invloed van de voeding en leefstijl op het bloedvatenstelsel.

Het zenuwstelsel

Het begrip ‘prikkel’ kunnen bespreken.  Prikkel: definitie.

 Soorten prikkels.

 Drempelwaarde.

De anatomische en fysiologische indelingen van het zenuwstelsel kunnen beschrijven.

 Centraal zenuwstelsel – Perifeer zenuwstelsel.

 Fysiologische: somatisch of bewust zenuwstelsel - autonoom of vegetatief zenuwstelsel.

De grote delen van de hersenen en hun functie kunnen opnoemen.

Het onderscheid tussen motorische en sensorische zenuwcellen kunnen uitleggen.

 Soorten zenuwcellen.

De gevolgde weg van een zenuwimpuls via de hersenen en via de reflexboog kunnen beschrijven.

 Spierbewegingen:

 bewuste handeling

 -reflexboog Met voorbeelden kunnen verduidelijken dat spierbewegingen en

kliersecreties reacties zijn op prikkels.

Soorten prikkels kunnen relateren aan de zintuigen.

De bouw, de werking en de onderlinge samenhang van het bewegingsstelsel kunnen beschrijven.

Het bewegingsstelsel:

 skelet, gewrichten en spieren:

 bouw;

 werking; skelet, spieren en zenuwstelsel staan samen in voor de beweging

 functie;

 hygiëne.

De hormonale klieren kunnen situeren en de functie van hun hormonen beschrijven.

 Verschil endocriene en exocriene klieren.

 Hypothalamus - hypofyse.

 Schildklier.

 Pancreas.

 Bijnieren.

 Testes en ovaria.

Met een voorbeeld kunnen illustreren dat het zenuwstelsel en hormonaal stelsel samen instaan voor de coördinatie van reacties op prikkels.

 Zenuwstelsel: snelle geleiding prikkels, elektrische verschijnselen langs vezels.

 Hormonaal: langzaam, chemisch, humoraal.

SPECIFIEKE PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN

 In de basisvorming wordt het vak Natuurwetenschappen aangeboden. Het spreekt vanzelf dat de leerkracht Toegepaste biologie enerzijds er zal over waken om geen ‘overlappende’ leerstof aan te bieden, maar anderzijds ook gebruik zal maken van elke gelegenheid om verbanden te leggen met het vak uit de basisvorming. Het leerplan Natuurwetenschappen bevat als uitbreidingsleerstof een hoofdstuk over het zenuwstelsel, dat hier wél als verplichte leerstof opgenomen is.

 Werk op een zinvolle manier samen met de leerkracht Lichamelijke opvoeding en de kinesist en diëtist verbonden aan de school.

 O.a. via systematische anatomie komen tot de indelingen van het menselijk lichaam in stelsels en een overzicht geven van de verschillende stelsels.

 O.a. via topografische anatomie komen tot het belang te beschikken over termen om ligging van organen en bewegingsverrichtingen te kunnen weergeven.

 Laat de leerlingen aangeven welke stelsels ‘Stelsels’ worden ook in de eerste graad behandeld.

 Maak gebruik van tekeningen, fotomateriaal, transparanten, microscopische preparaten.

 Het onderscheid tussen deze types is niet altijd even strak en er bestaan dan ook enkele uitzonderingen op deze indeling, zoals o.a. stamcellen.

 Maak gebruik van beenderen of modellen (skelet of gerepareerde beenderen).

 Maak gebruik van een skelet, röntgenfoto’s, tekeningen en transparanten, waar mogelijk ict.

 Lichaamshouding, O.a. tilhouding bij lifts in de dansvakken.

 Voeding, O. a. vitamines, maar bespreek ook kort de invloed van zonlicht.

 Maak gebruik van microscopische preparaten en/of foto’s van microscopische preparaten, transparanten en tekeningen.

 Maak gebruik van foto’s, tekeningen, filmpjes.

 Blessures kunnen te maken hebben met:

 de wervelkolom, de heupen, de knieën, de enkels, de achillespees, de voeten

 Bespreek soorten opwarming. Werk intens samen met de dansleerkrachten en de kinesist. Indien de leerlingen beschikken over opwarmingsschema’s kunnen deze vanuit een ‘biologische’ hoek bekeken worden.

 Bespreek het medisch onderzoek.

 Gezond sporten, website gezond sporten van de Vlaamse overheid

 Modellen en foto’s, tekeningen en/of transparanten stellen dit aanschouwelijk voor.

 Demonstratie en zelf laten uitvoeren.

 Werk samen met de dansleerkrachten.

 Aandacht hebben voor persoonlijke leefgewoonten in verband met ademhaling, meer bijzonder in verband met roken.

 Publicaties over gezondheid en ademhaling laten opzoeken o.a. op het internet.

 Voldoende aandacht besteden aan het resorptieproces en de mechanische aspecten zoals kauwen, slikken, peristatistiek, regulatie van openen en sluiten van de maag.

 Maak gebruik van modellen, foto’s, tekeningen, transparanten, wandplaten.

 Belang van voeding: uitsluitend in samenspraak met de diëtist, sportarts betrokken bij de opleiding.

 Maak gebruik van een model, tekeningen, foto’s, transparanten. Eventueel een demonstratie van een dissectie (varkenshart). Hierbij de regelgeving i.v.m.

‘het gebruik van dierlijke bijproducten’ in acht nemen.

 Men omschrijft een prikkel als een verandering in de omgeving van een organisme die tot een reactie kan leiden. Met een tabel kan men de soorten prikkels opgeven met de zintuigen die ze waarnemen. Het begrip ‘drempelwaarde’ kan geïllustreerd worden met eenvoudige proeven.

 Zie ook leerlingenpractica.

 Men zorgt voor aangepast didactisch materiaal: modellen, cd-rom, film.

 Hersenletsels en dwarslaesies bij verkeersongelukken.

 Sensorische zenuwcellen geleiden de zintuiglijke prikkel, motorische zenuwcellen activeren spieren en klieren.

 Deze doelstelling is bijzonder geschikt om coöperatief leren in groepjes te gebruiken; opzoeken o.a. met ICT en resultaten laten voorstellen.

 Schema van een reflexboog opstellen: van sensorisch neuron naar schakelneuron naar motorisch neuron.

 Proef: pijnreflexen vergelijken met bewuste handeling.

 Zie ook leerlingenpractica.

 Pavlov-reflex, speekselsecretie bij geur, angstzweet, ademhalingreflex, oogreflex…

 Samenhang: spijsvertering: energie voor spieren; ademhaling: O2 voor spieren (krampen).

 Dagelijks leven: sport, boekentas, zithouding (hoogte werkblad).

 Voorbeelden geven van juiste en foutieve lichaamshoudingen (overleg met Lichamelijke opvoeding).

 Ergonomie: bij de pc, bij het slapen, bij de keuze van schoenen (hoge hakken , sportschoenen).

 Gezondheid: de rol van calcium, van vitamine D.Dit onderwerp leent zich goed om de leerlingen met ICT-gegevens te laten werken.

 Door de historische proeven (Berthold – castratie van hanen en/of de ontdekking van insuline) kan de historische ontwikkeling getoond worden.

 Zie ook leerlingenpractica.

 Voorbeelden zenuwstelsel:

 stress: prikkels via het zenuwstelsel → hypofyse → bijnier → adrenaline

 vullen maag: prikkels via het zenuwstelsel → gastrine → spijsverteringssappen

 invloed emoties op menstruatie en omgekeerd.

4. Minimale materiële vereisten 4.1. Muzikale opvoeding

 Een eigen, akoestisch geschikt lokaal is noodzakelijk.

 Begeleidingsinstrument: piano.

 Aangepaste wandversiering.

 Basis muziekmediatheek en bibliotheek.

 Ritmische instrumenten en melodische instrumenten.

 Volledig aangepaste audio- en videoapparatuur

 Partituren

 Ritme-instrumenten (conga’s) die met de handen worden bespeeld

 Grote papierflappen voor ritmenotaties

4.2. Klassieke dans, hedendaagse dans, Spaanse dans

De accommodatievoorwaarden die de school te bieden heeft zijn zeer belangrijk voor deze studierichting.

 Om de lessen op een verantwoorde wijze te kunnen organiseren dient aan de volgende voorwaarden voldaan te worden:

 een minimumoppervlakte vereist van 10m op 8m en minimale hoogte van 3,5m.

 kleedruimte met douche

 spiegelwand en barren

 een zwevende vloer met dansvloerbekleding (niet rechtstreeks op beton)

 heldere en goed verspreide verlichting, minstens 250 lux

 ventilatie en verwarming aangepast aan de ruimte. De ruimte is tochtvrij en kan verlucht worden.

 een minimumtemperatuur van 18°C bij aanvang van de les

 kleedruimtes voor meisjes en jongens. Deze zijn tochtvrij en kunnen verlucht worden

 een vaste geluidsinstallatie

 een kostuumatelier

 video- en audio-apparatuur, camera, i-pads

 piano

 materiaal ter ondersteuning van de ontwikkeling van kracht, lenigheid en blessurepreventie o.a.

gewichten voor de jongens, dynabands.

 Pianobegeleiding is onmisbaar om een les ballet op een behoorlijk niveau te laten verlopen.

 Nuttige didactische hulpmiddelen

 Een pc (bij voorkeur een laptop) met cd-rom.

4.3. Toegepaste biologie

Het vak Toegepaste biologie wordt in hetzelfde vaklokaal gegeven als het vak Natuurwetenschappen uit de basisvorming. Hieronder zijn de Minimale materiële vereisten opgenomen die ook gelden in het leerplan Natuurwetenschappen. Deze maken het ook voor het vak Toegepaste biologie mogelijk om de leerplandoelstellingen aan te bieden.

Veiligheid en welzijn op school

Raadpleeg hiervoor www.ond.vlaanderen.be waar men de controle op ‘Veiligheid en welzijn’ kan nagaan aan de hand van het document ‘Dynamisch welzijnsbeleid van instellingen’. De variabelen zijn:

 - de organisatie van het welzijnsbeleid

 - de veiligheid van de werk- en leeromgeving (bv. de veiligheid van toestellen, de aanwezigheid van beschermingsmiddelen, …)

 - gezondheid en hygiëne

 - milieu (bv. omgaan met gevaarlijke producten)

 Voor deze laatste variabele gelden een aantal basisvereisten:

 - ontvlambare producten zijn reglementair opgeslagen.

 - radioactieve producten, indien aanwezig, zijn veilig opgeslagen.

 - er is een geactualiseerde inventaris van de producten met gevaarlijke eigenschappen.

 - de risicoanalyse van elke gevaarlijke stof of preparaat bevat minimaal de veiligheids- en gezondheidskaart (MSDS-fiche).

 - producten met gevaarlijke eigenschappen zijn voorzien van een genormeerd etiket met de voorgeschreven informatie.

 - de instelling beschikt over een milieumelding (klasse 3) of milieuvergunning (klasse 1 of 2).

 - gevaarlijke producten worden reglementair opgeslagen (opgeborgen in geschikte kasten).

De wetenschapsklas/het labo

Dit lokaal wordt mogelijk gebruikt voor de drie wetenschappen.

Het vaklokaal is conform de eisen gesteld in

 de Welzijnswet (betreft het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk);

 de Codex (omvat de uitvoeringsbesluiten van de Welzijnswet, zal op termijn het ARAB vervangen);

 het Algemeen Reglement voor de Arbeidsbescherming (ARAB);

 het Algemeen Reglement op Elektrische Installaties (AREI);

en houdt rekening met

 het Vlaams Reglement betreffende de Milieuvergunning ( VLAREM) en

 het Vlaams Reglement inzake Afvalvoorkoming (VLAREA).

Het vaklokaal heeft een leraarstafel, geschikt voor demonstraties en er zijn tafels waar de leerlingen experimenten kunnen uitvoeren. Er zijn aansluitingen voor water, gas en elektriciteit.

Projectieapparatuur (multimedia, dvd, tv, internet, mogelijkheden tot real-timemetingen) is aanwezig.

Gepaste verlichting en verduistering is voorzien.

Veiligheidsmateriaal voor de wetenschapsklas/het labo

 blustoestel

 emmer met zand

 branddeken

 veiligheidskast voor gevaarlijke producten

 metalen vuilnisbak

 veiligheidsbrillen

 handschoenen

 EHBO-set met oogdouche of oogwasfles

Didactisch materiaal en materiaal voor (demonstratie)proeven

Materiaal per leerlingengroep

 driepikkel, tang, bunsenbrander of verwarmingselement;

 dynamometer;

 statief met noten en klemmen;

 glaswerk en stoppen;

 thermometers;

 filterpapier;

 testmateriaal (afhankelijk van de demoproeven);

 digitale balans (0,1 g).

 chemicaliën (afhankelijk van de uitgevoerde leerlingenproeven).

Nuttige didactische hulpmiddelen

 Petrischalen;

 Chronometer;

 Een flexcam.

 Naslagwerken om gegevens over stoffen, formules, eenheden, veiligheid e.d. te kunnen opzoeken.

 Biologische modellen : skelet, torso mens, hoofd.

 Een periodiek systeem dat bij voorkeur permanent wordt opgehangen.

 Een aankleding van het lokaal die de aandacht trekt op wetenschappelijke thema’s en actualiteit.

 Modellen, wandplaten en toestellen om de onderzochte thema’s te kunnen illustreren.

 Glaswerk en producten om leerlingenexperimenten te kunnen uitvoeren i.v.m. scheiding van mengsels, o.m. destillatie.

 Een toestel om de elektrolyse van water te demonstreren.

 Apparatuur om druk te meten.

 Destillatieopstelling.

In document LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS (pagina 61-71)