• No results found

Deel III: Empirie

7. Zuidelijke Ring Groningen

7.6 Analyse

De vier partijen hier genoemd hebben allemaal duidelijk hun eigen opvatting over PPS, over de ZRG en over de mogelijkheden voor samenwerking hierbij. De verschillende onderwerpen zullen hier naar de verschillende partijen geanalyseerd worden.

7.6.1 PPS

Er bestaat een duidelijk verschil in de benadering van PPS bij weginfrastructuur van de verschillende partijen. Zowel Rijkswaterstaat als VNO-NCW Noord zien PPS als een uitstekende manier om weginfrastructuur aan te pakken. VNO-NCW heeft hier een standpunt in dat raakt aan het standpunt van Koppenjan en Van Ham, namelijk dat samenwerking op voet van gelijkwaardigheid door een alliantiemodel of een BV/NV pas echt PPS is. De gemeente en de provincie zijn sceptischer of terughoudender in hun houding ten opzichte van PPS. Vooral bij de gemeente kwam over PPS toch een vrij negatief beeld naar voren. Gezien deze verschillende standpunten over PPS is het nuttig om zo gauw als er een bestuurlijk voorkeursalternatief is, bij

voorkeur met een marktconsultatie hier gezamenlijk over te discussiëren. De gemeente staat namelijk zeker niet afwijzend tegenover innovatief aanbesteden, en zoals is aangegeven in hoofdstuk 4 is de grens tussen innovatief aanbesteden en PPS discutabel. Dus zoals in Maastricht kan een contractvorm die officieel onder innovatief aanbesteden valt qua invulling wel een PPS worden. De gemeente sluit in dat opzicht PPS niet uit.

7.6.2 ZRG

De oplossingsrichting voor de ZRG die de verschillende partijen voorstaan is over het algemeen niet uitgesproken. De provincie en Rijkswaterstaat vinden het belangrijk dat binnen de financiële middelen de beste oplossing gekozen moet worden, terwijl de gemeente zich sterk wil maken voor de tunnelvariant voor de omgeving. Ze krijgen daarbij bijval van de Milieufederatie Groningen die een groot voorstander is van de tunnel. Als de gemeente de tunnelvariant door wil zetten, met de verwachte meerkosten van in ieder geval €400 miljoen (zie Tabel 9) zijn er weinig andere mogelijkheden dan PPS gebruiken. Daarbij heeft VNO-NCW Noord aangegeven dat bij maximale scope er tot €150 miljoen te verdienen zou kunnen zijn rond de ZRG, maar dit zal dus niet voldoende zijn om het gat in het budget van €400 miljoen op te vullen. Zowel het Rijk26 als de Provincie hebben aangegeven dat er geen geld bij het huidige budget voor de ZRG zal komen. Verder is het de vraag of het Rijk zal toestaan dat de gemeente een tunnel zou bouwen. De voorgestelde onderhoudskosten van een tunnel zoals in het conceptrapport aangegeven, waren 180 miljoen euro per jaar. Dit is vier keer meer dan de hoogste onderhoudskosten van de duurste variant. Deze rekening zal het Rijk moeten betalen, want het betreft een rijksweg. Maar willen ze dat ook?

Uiteindelijk zal het bij de gekozen variant dus gaan om geld. Wil de gemeente vasthouden aan een tunnelvariant dan zal ze moeten aangeven hoe er in de benodigde extra financiën zal worden voorzien. Anders zal er een keuze worden gemaakt uit de drie overige opties. Gezien de financiën en de maatschappelijke meerwaarde zal waarschijnlijk de keuze vallen op de weg-op-palenvariant. 7.6.3. Meerwaarde

De mogelijke meerwaarde die PPS kan brengen aan dit project zoals verwacht door de verschillende partijen is redelijk eensluidend.

De uitkomsten waren dat de gemeente, provincie en Rijkswaterstaat niet geloven in mogelijkheden voor value capturing. Hooguit bij een mogelijke tunnelvariant. Door verbreding van de scope van het project zal het waarschijnlijk weinig meer opbrengen voor PPS, behalve als bijvoorbeeld het stationsgebied binnen de scope zou worden gebracht. Echter hiervan is bekend dat het ontwikkeld gaat worden door ProRail en VROM (Gemeente Groningen, 2008c), dus dat kan geen onderdeel van de scope meer worden. De gemeente gelooft sterk in fiscaliteit en goede fasering van het project. Door beide maatregelen valt geld op het totaal te besparen. Rijkswaterstaat ziet vooral financiële meerwaarde in marktwerking. Daardoor kan er waarschijnlijk meer gerealiseerd worden voor minder geld.

Gebiedsgerichte meerwaarde kan volgens de verschillende partijen voornamelijk ontstaan bij de tunnelvariant. Dit zal dan bestaan uit het verhogen van de ruimtelijke kwaliteit door terugdringen van geluidsoverlast en verbeteren luchtkwaliteit en verminderen barrièrewerking van de weg door

26

de stad. De andere drie varianten hebben deze voordelen niet. Alleen de weg-op-palenvariant heeft door het lagere ruimtebeslag een voordeel ten opzichte van de andere twee overgebleven varianten als het gaat om ruimtelijke meerwaarde.

Wat er voor de verschillende partijen echt uitsprong als vorm van meerwaarde is het vroegtijdig gebruik van de markt en het vervlechten van de verschillende processen. Deze twee vormen van innovatieve meerwaarde zouden ook zeker in het proces gebruikt moeten worden. Ze zijn in principe niet gebonden aan PPS en kunnen onder de noemer “innovatieve aanbesteding” gebruikt worden. Innovatieve meerwaarde door vervlechting en het gebruiken van de kennis van de markt zijn bij een complex project als de ZRG zeker goed te gebruiken.

Eigenlijk lijkt er veel meerwaarde te realiseren bij dit project die niet noodzakelijkerwijs door een PPS constructie gecreëerd hoeft te worden.

7.6.4 Samenwerking

De vragen over samenwerking zijn bij de interviews niet altijd even uitgebreid beantwoord. Toch kwamen er zaken naar voren over de vijf verschillende factoren.

Het vertrouwen tussen gemeente en provincie op bestuurlijk niveau kan beter.27 Dit kwam in alle interviews naar voren, hoewel dit niet overal in even sterke bewoordingen werd aangegeven. Op ambtelijk niveau lijken de verhoudingen wel beter te liggen, dat gaven de provincie en Rijkswaterstaat duidelijk aan. Zowel de gemeente als de provincie hebben momenteel vertrouwen in hun samenwerking met Rijkswaterstaat, waardoor deze partij waarschijnlijk een rol kan spelen om de andere twee partijen bijeen te krijgen als het gaat om de ZRG. De markt heeft ten opzichte van de overheid in algemene zin een licht wantrouwende houding. Dit komt doordat de markt in een vroeg stadium met ideeën komt voor een oplossing, waarmee de overheid in eerste instantie niets doet, maar deze later wel gebruikt. Deze vorm van “brain picking” moet niet kunnen voorkomen door de ideeën die de markt inbrengt van te voren een status te geven.

Momenteel hebben alle partijen wel gezamenlijke doelen, namelijk het aanpakken van de ZRG, maar het belang dat ze daarbij willen dienen is nog niet verenigbaar. Alle partijen willen wel de congestieproblematiek op de ZRG aanpakken, maar de manier waarop is nog niet afgesproken. De gezamenlijke doelen worden dus pas geformuleerd als er een bestuurlijk voorkeursalternatief ligt. Dan zal ook besproken worden of PPS een manier is om het project uit te voeren.

De context van de samenwerking is redelijk stabiel. Alle partijen weten waar ze aan toe zijn en er zijn de komende tijd geen verkiezingen. Bij alle interviews kwam naar voren dat dit geen probleem is op het moment. Toch heeft dit meer impact dan dat de geïnterviewden waarschijnlijk realiseren.

27 Ter illustratie van de verhouding tussen gemeente en provincie het volgende. De m.e.r.-procedure voor de N361 (Groningen – Winsum - Mensingeweer) is onlangs afgerond. De provincie kiest bij deze weg voor de variant die over een bepaalde afstand het belangrijke natuurlandschap de Koningslaagte kruist. Echter de gemeente heeft ook inspraak op deze beslissing, aangezien de aansluiting voor deze weg met de ringweg op haar grondgebied ligt. Het college van de gemeente heeft al aangegeven dat ze de noodzaak voor deze nieuw aan te leggen weg niet in zien en onacceptabel vinden (Gemeente Groningen, 2008d). Dit type verschillen van inzicht zullen niet helpen bij het verkrijgen van wederzijds vertrouwen.

Als op verschillende vragen ontwijkend wordt geantwoord dan blijkt toch dat de context niet zo stabiel is als men wil doen geloven.

Qua coöpetitie weten de partijen goed van elkaar waar de sterke punten liggen. De gemeente geeft wel aan dat ze eraan twijfelt op de provincie wel goed begrijpt waar de belangen voor de gemeente liggen. Dus dat aspect van coöpetitie, het begrijpen van elkaars belangen is volgens de gemeente niet geheel aanwezig. De provincie zou echter hetzelfde kunnen zeggen, maar dan geredeneerd van de andere kant. Dit verschil van mening berust uiteindelijk weer op vertrouwen. Een goed bestuurlijk voorkeursalternatief waar iedereen achter staat zal helpen om het vertrouwen weer beter te maken. Iedereen gaf aan voldoende beeld te hebben wat ze van marktpartijen konden verwachten.

Het inzicht dat bij de verschillende partijen momenteel bestaat over PPS staat redelijk vast. Rijkswaterstaat schuift steeds verder op richting meer vrije markt in de contracten, terwijl de gemeente en provincie hier nog niet zo ver mee zijn. Dat PPS nuttig is kan zeker gezien worden als beleidsovertuiging. De uitspraken bij de gemeente met een negatieve klank over PPS geven aan dat de houding van de gemeente over PPS bij weginfrastructuurs niet snel zal veranderen. Bij hen bestaat dit beleidsinzicht zeker nog niet. Mochten Rijkswaterstaat en de marktpartijen toch graag PPS willen, dan is het in hun belang om de gemeente van het nut en de noodzaak te overtuigen.