• No results found

4.1. Het medisch-psychologische narratief: Murat Isik- Wees onzichtbaar

In dit hoofdstuk bestudeer ik Wees onzichtbaar van Murat Isik. De roman zal wederom op twee verschillende manieren worden gelezen. Ik begin met het analyseren van de medisch-psychologische kenmerken rondom het hoofdpersonage, zoals we die tegenkomen in medische handboeken over reëel KOPP-kinderen. Aan de hand van fragmenten toon ik aan op welke manier de situatie van een typisch KOPP-kind overeenkomt met die van Metin. Deze analyse volgt de indeling van de

verschillende risicofactoren, zoals die bij de vorige roman is gehanteerd. De indeling vertoont zo nu en dan overlap, omdat de grens tussen de verschillende factoren niet altijd even strikt te scheiden is. Uit de analyse van Alleen met de goden is gebleken dat er een samenhang is tussen de risicofactoren waardoor ze niet afzonderlijk van elkaar bestudeerd kunnen worden.

4.1.1. Risicofactoren kind

De psychische problematiek van de ouders is geen allesverklarende factor voor de ontwikkeling van een KOPP-kind. Of er daadwerkelijk problemen ontstaan, hangt namelijk af van de aanwezigheid en het samenspel van risico- en beschermende factoren. De levensfase van een kind is een specifieke risicofactor die valt onder de categorie van het kind zelf. Volgens het Trimbos-instituut kent elke levensfase eigen risicofactoren en lopen kinderen van 0-5 het grootste risico. Op deze jonge leeftijd gaat het vooral om het ontwikkelen van emotionele en gedragsproblemen, zoals angstig gedrag en verminderde spontaniteit.123 Kinderen van 6-12 hebben vooral een verhoogde kans op

stemmingsstoornissen (somberheid, boosheid), angsten en gedragsveranderingen.124 Van 12-18 jaar krijgen KOPP-kinderen vooral te maken met conflicten met hun ouders of school. Vaak hebben ze last 123 Romijn, de Graaf en de Jonge, 2010, p. 9.

van schuld- en schaamtegevoelens en loyaliteitsconflicten waardoor er teruggetrokken gedrag kan ontstaan.

In de roman zijn deze kenmerken van KOPP-kinderen per levensfase terug te vinden. Het hoofdpersonage, Metin Mutlu, komt op jonge leeftijd al in aanraking met de psychische problemen van zijn vader. Als tweejarig jongentje verlaat hij Turkije samen met zijn moeder en zus en verhuist naar Hamburg, waar zijn vader op dat moment al zit. Wanneer hun asielverzoek wordt afgewezen, vertrekt zijn vader naar Amsterdam. De rest van het gezin blijft achter in Duitsland, zonder vaste verblijfplaats. Metin sjouwt van adres naar adres en leert zich zo onopvallend mogelijk te gedragen uit vrees om door gastheren de deur gewezen te worden. Het voelt voor Metin alsof ze telkens opnieuw moeten onderduiken. Wanneer ze voor de zoveelste keer bij een nieuw gezin intrekken, spreekt zijn moeder Metin en zijn zus toe:

‘Wees stil, zorg ervoor dat ze geen last van jullie hebben. Anders moeten we op straat leven.’ Vanaf dat moment deden mijn zus en ik er alles aan om niet op te vallen. We leerden naar de grond te staren en als onopvallende spookjes door het huis te dwalen, op weg naar de ruimte die ons was toegewezen. We zeiden niets als de kinderen van onze gastheer ons uitdaagden of pestten. We leerden incasseren en slikken.125

Het teruggetrokken gedrag van incasseren en slikken is bepalend voor de rest van zijn jeugd. Dit zal nog uitgebreid aan bod komen tijdens de analyse van de andere factoren. Als Metin vijf is, verhuist hij samen met zijn moeder en zus naar zijn vader in Amsterdam. Het weerzien met zijn vader, Harun, is niet zoals hij had gehoopt. Harun is bijna nooit thuis, drinkt te veel en heeft geen oog voor zijn gezin. Metin krijgt in deze periode last van nachtmerries en angsten: “Ik was de enige in huis zonder

gordijnen, maar dat vond ik niet bezwaarlijk, want ik was bang in het donker en prees me gelukkig dat mijn kamer door de lantaarnpalen op straat en het naar binnen schijnende maanlicht nooit compleet in duisternis was gehuld.”126 Metin is door de omstandigheden geen vrolijk kind en het leven valt hem zwaar. Op het moment dat hij bevriend raakt met een jongen uit de buurt, Floyd, wordt hij

geconfronteerd met zijn eigen gemoedstoestand. Metin wordt zich ervan bewust dat hij vaak somber en boos is. “Floyd was altijd vrolijk en benaderde de dingen met een lichtheid die mij toen al vreemd was. Ik werd plotseling geconfronteerd met de jaloersmakende zorgeloosheid.”127

Wanneer Metin twaalf is en naar de middelbare school gaat, raakt hij nog neerslachtiger. Hij wordt gepest en kan het niveau in de klas niet goed bijhouden. Dit blijft niet onopgemerkt door de docenten: “Hé, je lacht!’ riep mijn mentrix ineens terwijl ze enthousiast naar me wees. ‘Dat heb ik je niet eerder zien doen.”128 Als puber wil Metin zijn ouders graag trots maken, maar hij heeft het gevoel 125 Isik, 2017, p. 19.

126 Isik, 2017, p. 116. 127 Isik, 2017, p. 23. 128 Isik, 2017, p. 263.

dat hij het nooit goed kan doen: “Ik had het gevoel dat ik iets kwijt was geraakt. Ik had gefaald en in korte tijd iedereen teleurgesteld, nog voordat het echt begonnen was.”129 Naast de sombere

gevoelens, krijgt hij steeds meer last van boosheid. Wanneer zijn vader hem beschuldigt van luiheid, raakt Metin gefrustreerd: “Een dosis woede werd in mijn aderen geïnjecteerd. Mijn ademhaling versnelde en een donkere waas verscheen voor mijn ogen.”130 Het gedrag van het hoofdpersonage komt overeen met de ontwikkeling van KOPP-kinderen per levensfase. Metin leert als peuter zich onopvallend te gedragen en verliest hierdoor zijn spontaniteit. Als vijfjarige is hij extreem angstig en blijft hij het liefst op de achtergrond in een observerende rol. Dit zijn allemaal kenmerken die volgens medisch-psychologische onderzoeken passen bij de ontwikkelingen van KOPP-kinderen tussen de 0-5 jaar. De bovenstaande analyse maakt duidelijk dat Metin veel zorgen heeft. Op de basisschool heeft hij vaak last van stemmingsstoornissen. Zijn gedrag wordt op deze leeftijd gekenmerkt door woede, somberheid en angst. Als puber wordt dit gedrag erger en krijgt hij vaker conflicten met zijn vader en klasgenoten. Dit zal ook blijken in de volgende paragraaf wanneer de omgevingsfactoren aan bod komen.

Een andere risicofactor met betrekking tot deze categorie heeft te maken met het inzicht van het kind in de problemen van de ouder. “Hoe minder het kind weet van de ziekte van de ouder, hoe meer hij/zij zelf antwoorden op vragen gaat bedenken, ”131 aldus het Trimbos-instituut. Volgens de psychologische onderzoeken voelt een kind zich minder schuldig en angstig, wanneer het de symptomen van de ziekte kan herkennen. In de roman is de onwetendheid van het personage terug te zien. De vader van Metin heeft een narcistisch karakter en zijn zoon lijkt geen begrip te hebben voor zijn gedrag. In de paragraaf over de kenmerken van de ouders en opvoeding zal dit nog uitgebreider worden behandeld. Het onderstaande fragment maakt in ieder geval duidelijk dat het hoofdpersonage het gedrag van zijn vader niet begrijpt:

Ik probeerde mijn vader te begrijpen, maar kon hem onmogelijk doorgronden. Ik keek hem vaak onderzoekend aan wanneer hij op de bank zat en een boek las of televisiekeek. Hij beantwoordde mijn blikken nooit, ook niet wanneer ik hem op mijn allerdoordringendst aankeek. Alles was altijd interessanter voor hem dan ik: zijn boeken, de krant, zijn haar, de visite en nogmaals zijn haar. Zijn haar!132

De bovenstaande analyse laat zien dat kenmerken van het hoofdpersonage in Wees onzichtbaar overeenkomen met de verschillende voorspellingen per levensfase in medisch-psychologische onderzoeken. Metin zou zich minder schuldig en angstig kunnen voelen, als hij zou begrijpen waar het gedrag van zijn vader vandaan komt. Het onbegrip verhoogt de kans op een slechte ontwikkeling. 129 Isik, 2017, p. 251.

130 Isik, 2017, p. 261.

131 Romijn, de Graaf en de Jonge, 2010, p. 9. 132 Isik, 2017, p. 51.

De risicofactoren van het kind zelf doen vermoeden dat de roman een KOPP-narratief bezit. Om dit definitief vast te stellen, is het zaak om de andere categorieën van de risicofactoren te analyseren.

4.1.2. Risicofactoren omgeving

In deze paragraaf worden de risicofactoren op het gebied van de omgeving onder de loep genomen. Ik verdeel dit aspect onder in leefomstandigheden, sociale netwerken, gezins- en

familieomstandigheden en sociaal-economische status. Onder de leefomstandigheden vallen de buurt en de woonruimte van het KOPP-kind. Verder worden scholen en sociale steun van vrienden gerekend tot het sociale netwerk. “Scholen kunnen bijvoorbeeld ontsnapping bieden aan de omstandigheden. Jongeren kunnen hier afleiding vinden, ”133 aldus het Trimbos-instituut. Financiële problemen en opleidingsniveau zijn graadmeters voor de sociaal-economische status. De

familieomstandigheden moeten in deze context niet worden verward met de derde categorie van de risicofactoren: ouders en opvoeding. Deze laatste gaat specifiek over de kenmerken van de ouders zelf en de kwaliteit van de opvoeding, terwijl gezins- en familieomstandigheden gaan over conflicten tussen de ouders en stressvolle familiegerelateerde life events, maar ook instabiliteit door

verhuizingen en wisselende sekspartners van ouders. Het Trimbos-instituut vermeldt hierover: “Afhankelijk van ernst en duur kan een psychische stoornis bij ouders impact hebben op huwelijk en familieleven. Die omstandigheden zijn een mediator voor het effect van een stoornis van de ouders op een kind.”134

De omgevingsfactoren uit de medisch-psychologische handboeken komen terug in Wees onzichtbaar. Metin groeit op onder slechte leefomstandigheden in de Bijlmer, een verloederde achterstandswijk in Amsterdam-Zuidoost met veel criminaliteit. De flat waar hij woont, is slecht verlicht en overal liggen vuilcontainers die een doordringende geur verspreiden. Metin is vaak angstig als hij buiten is: “Ik was iets achterop geraakt en ineens werd ik bang dat een duister wezen achter zo’n zuil vandaan zou springen en mij zou grijpen. Ik zette een sprint in en pakte mijn zus bij de hand.”135 Ze leven in een appartement waar de voorzieningen minimaal zijn en Metin schaamt zich voor de toestand waarin hij verkeert. Dit blijkt ook op het moment dat zijn vader een kennis van de familie, Ayse, in huis neemt. “Plotseling drong het tot me door: Ayse had mijn kamer gezien! Ze had gezien dat ik geen bed had, dat ik op de grond sliep en dat er geen gordijnen in mijn kamer hingen. De schaamte overtrof mijn verbazing over de ontwikkelingen van de afgelopen minuten.”136 Er is veel criminaliteit in de wijk en Metin komt regelmatig in aanraking met drugverslaafden, kinderlokkers en dieven. Dit is geen kindvriendelijke situatie en Metin voelt zich vaak onveilig en angstig:

133 Romijn, de Graaf en de Jonge, 2010, p. 11. 134 Romijn, de Graaf en de Jonge, 2010, p. 17. 135 Isik, 2017, p. 14.

Rond de brede pilaren wemelde het van de junks die druk gebarend met elkaar praatten of naar elkaar schreeuwden. Sommigen zaten op de grond in hun vuile kleren, uitgeteld en vermagerd. Ze keken alsof ze zich hadden verzoend met hun lot en niets meer van het leven verwachtten. ‘Ik ben bang,’ fluisterde ik.137

De wijk wordt steeds obscuurder en regelmatig plegen er mensen zelfmoord door van de flats naar beneden te springen. Op een avond is Metin hier getuige van: “Na die avond werden mijn

nachtmerries voorgoed herschreven: niet langer werd ik in onze wijk achternagezeten door kinderlokkers en thuis aangevallen door inbrekers met bivakmutsen. Nu vielen er iedere nacht mensen van onze flat. In tegenstelling tot de donkere man die voor onze flat te pletter was geslagen, krijsten zij wanhopig alsof ze zich niet konden verzoenen met de dood.”138

Sociale netwerken zouden steun moeten bieden aan KOPP-kinderen, maar voor Metin zijn het stressoren. Op de basisschool heeft Metin een taalachterstand, omdat hij nog niet zo lang in

Nederland woont. Dit maakt hem onzeker, waardoor hij zich in de klas vaak terugtrekt.

Stop, Metin,’ zei juffrouw Sylvia streng. ‘Je moet voorlezen en niet losse letters uitspreken. Begin maar opnieuw.’ Ik knikte, maar wist niet hoe ik het anders moest voorlezen. ‘I… K…W…’ De klas kon haar ongeduld niet meer bewaren en riep in koor: ‘IK WIL!’ Ik kromp ineen.139

Metin wordt door dit soort gebeurtenissen nog onzekerder en op de middelbare school zakt zijn zelfvertrouwen naar een dieptepunt. Hij wordt gepest en zijn klasgenoten noemen hem

schoonmaker: “Ik had niet kunnen bevroeden dat dat nog maar het begin was, dat ik voortaan door het leven zou gaan als de schoonmaker van 1A. […] Maar na iedere uithaal werd ik kleiner, ik kromp steeds verder.”140 Wanneer een klasgenoot hem uitlacht om zijn uitspraak, besluit Metin de rest van zijn schooljaren zo weinig mogelijk te zeggen: “En vanaf dat moment wilde ik me alleen nog maar terugtrekken in een hoekje van de klas, ik wilde onzichtbaar zijn en zwijgend en in stilte de dagen doorbrengen.”141 Metin is door zijn jeugd gewend om alles te incasseren en te slikken. Hij doet niks aan de pesterijen en voelt zich klein. Hij wil niet opvallen, wegduiken, onzichtbaar zijn en

ineenkrimpen. Wat sociale steun betreft gaat het volgens de medische handboeken onder andere om aanwezigheid van een beste vriend(in) in de kindertijd en jeugd.142 Metin heeft op de basisschool twee beste vrienden: Saleem en Floyd. De twee jongens zorgen ervoor dat hij zo nu en dan kan ontsnappen aan alle ellende. Na de basisschool vertrekt Saleem naar Engeland en later blijkt Floyd

137 Isik, 2017, p. 30. 138 Isik, 2017, p. 55. 139 Isik, 2017, p. 29. 140 Isik, 2017, p. 238. 141 Isik, 2017, p. 296.

hem ook te moeten verlaten: “Dat Saleem naar Engeland zou verhuizen was iets waar ik al jaren op voorbereid was geweest, maar met een vertrek van Floyd had ik nooit rekening gehouden. Hij hoorde bij mijn flat, bij deze buurt. En sinds Saleem Nederland had verlaten, was Floyd mijn enige vriend.”143 Op dat moment heeft Metin geen sociale contacten meer over en dit maakt hem nog kwetsbaarder.

Verder heeft het hoofdpersonage te maken met instabiele gezinsomstandigheden. Metin moet zijn geboorteland verlaten en verhuist vaak in zijn jeugd. Zijn ouders hebben continu ruzie, omdat zijn vader een onmogelijk karakter heeft. ’s Nachts laat hij geen kans lopen om het huis te ontvluchten om aan zijn gezinsleven te ontsnappen. Tijdens die avonduren drinkt hij te veel, vergokt hij geld dat bedoeld is voor het gezin en ziet hij andere vrouwen. Zijn moeder probeert haar kinderen te beschermen, maar dit mondt vaak uit in agressieve ruzies over geld. Harun praat op een

neerbuigende manier tegen zijn vrouw en noemt haar vogelbrein.

Ik vermoord je,’ zei hij. ‘Ik vermoord je als je me dat geld niet geeft.’ Mijn lichaam verstarde. Ik moest wat zeggen, ik mocht niet meer zwijgend toekijken. Maar ik kreeg geen lucht, net als in de boze dromen waarin ik door inbrekers werd aangevallen en niet kon schreeuwen, was me nu de adem abrupt ontnomen. […] ‘Vermoord me maar,’ gilde ze wanhopig. ‘Daag me niet uit, vrouw. Dwing me daar niet toe, want ik ben nu tot alles in staat. Alles!144

Het bovenstaande fragment toont een van de vele ruzies tussen beide ouders, waardoor de kwetsbare positie van het hoofdpersonage wordt versterkt. Metin heeft verder geen familie in Nederland, waardoor het gezin alleen elkaar heeft. In de volgende paragraaf zal het karakter van Metins vader nog verder worden behandeld.

Volgens Handboek jeugdzorg leidt een lage sociaal-economische status tot een kwetsbare positie voor kinderen van ouders met psychiatrische problemen.145 Het gezin waar Metin in opgroeit, leeft in armoede: “Er is helemaal geen geld. We leven van de bijstand en zitten diep in de

schulden.”146 Zijn ouders hebben geen opleiding afgerond en het gezin leeft van een uitkering die Harun regelmatig vergokt. De analyse van de omgevingsfactoren toont dat het hoofdpersonage gekweld wordt door zijn situatie. Hij groeit op in een slechte buurt met armoede en zonder sociaal netwerk. Bovendien zijn er continu spanningen en conflicten tussen de ouders. Metin schaamt zich voor de situatie en is vaak bang en verdrietig. Ook de factoren binnen deze categorie verhogen de kwetsbaarheid van het hoofdpersonage en hierdoor heeft Metin een verhoogde kans op het ontwikkelen van problemen voor de rest van zijn leven.

143 Isik, 2017, p. 289. 144 Isik, 2017, p. 34.

145 Van Doesum en Weikamp, 2005, p. 462. 146 Isik, 2017, p. 144.

4.1.3. Risicofactoren ouders en opvoeding

In deze paragraaf zoom ik in op het gedrag van het vaderfiguur in Wees onzichtbaar en de opvoeding die hieruit voortkomt. Volgens het Trimbos-instituut is de kwaliteit van de opvoeding een belangrijke voorspeller voor gedragsproblemen van een KOPP-kind.147 Allereerst beïnvloedt de ernst van de psychische stoornis de opvoeding. Het Trimbos-instituut stelt: “De ernst van de problematiek kan risicovol zijn wanneer deze zich in ernstige symptomen uit, die voor de jongere negatieve ervaringen of angst oproepen.”148 In de roman is de vader van het hoofdpersonage extreem egoïstisch en voelt hij zich beter dan de rest. Zijn gedrag is allesbepalend binnen het gezin en iedereen moet zich aanpassen aan de buien van Harun. Er heerst opluchting wanneer hij van huis is en angst als hij terug komt: “De onzichtbare lucht van ontspanning drong beetje bij beetje naar alle vertrekken van het huis. We wisten nooit voor hoelang, want het was niet te voorspellen hoe laat hij thuis zou komen, of hij ons zou vergezellen bij het avondeten of zijn prak later die avond naar binnen zou werken voor de televisie. Mijn vaders thuiskomst werd een gevreesd kantelmoment.”149 Harun vertoont symptomen van een narcistische-persoonlijkheidsstoornis. Handboek voor de classificatie van psychische

stoornissen (DSM-5) omschrijft deze stoornis als volgt: “Een pervasief patroon van grandiositeit (in fantasie of gedrag), behoefte aan bewondering en gebrek aan empathie.”150 Een belangrijk criterium is dat een narcist een opgeblazen gevoel van belangrijkheid heeft. Het DSM-5 vermeldt: “ [Een narcist] overdrijft bijvoorbeeld de eigen prestaties en talenten, verwacht te worden erkend als superieur, zonder bijbehorende prestaties.”151 Dit geldt ook voor het vaderfiguur in de roman. Hij is geen goede vader en echtgenoot die het gezin terroriseert, maar ziet zichzelf als ideale vader:

Mijn vader nam een slok van zijn thee en keek tevreden voor zich uit. ‘Ik ben een geweldige vader,’ zei hij ineens met een brede glimlach. Mijn zus en ik keken elkaar vragend aan. Ik dacht dat mijn vader een grap maakte, ik dacht dat hij zou lachen om zijn eigen opmerking om daarna op te biechten dat hij fouten had gemaakt in het verleden. […]‘Ik ben niet zoals alle anderen, ik ben geen slaaf van het kapitalisme, geen willoze volger. Ik ben een echte communist! Een beter voorbeeld kunnen de kinderen zich niet wensen.’152

Harun kent geen schaamte, gelooft dat hij uniek en bijzonder is en is overtuigd van zijn eigen

genialiteit, terwijl hij in werkelijkheid verslaafd is aan drank en gokken. Hij duldt geen tegenspraak en terroriseert het gezin. Ondanks het feit dat hij geen opleiding heeft afgemaakt, kijkt hij neer op alles en iedereen:

147 Romijn, de Graaf en de Jonge, 2010, p. 13. 148 Romijn, de Graaf en de Jonge, 2010, p. 14.

GERELATEERDE DOCUMENTEN