• No results found

Met behulp van de opnames van de vergadering van de schooldirecteuren op donderdag 18 februari  2010  wordt  geanalyseerd  op  welke  manier  er  een  eilandcultuur  is  waar  te  nemen  in  de  communicatie. De uitspraken over de situatie die zijn gedaan in de interviews worden geanalyseerd  binnen een vergadering.  

7.1. Ik sta ver weg van jou 

In onderstaand citaat wordt verteld door de locatiedirecteur van locatie 7 dat er, in samenwerking  met  locatie  6  een  volleybaltoernooi  georganiseerd  wordt.  Deze  samenwerking  onderling  is  een  jaarlijks evenement en hier wordt serieus aan meegewerkt. Het volleybaltoernooi wordt al voor een  langere tijd op Witte Donderdag gevierd. Omdat de AOC organisatie een christelijke organisatie is,  levert  dit  voor  locatie  4  problemen  op.  Volgens  de  locatiedirecteur  waren  hier  in  het  verleden  afspraken  over  gemaakt  die  terug  te  vinden  zijn  in  de  notulen.  Toch  blijkt  achteraf  dat  hier  geen  afspraken  over  zijn  gemaakt,  maar  dat  sommige  werknemers  problemen  ervaren  met  het  volleybaltoernooi op Witte Donderdag.   

 

Vergadering 1: 

L7: [Er wordt] iedere Witte Donderdag een [Organisatie] breed volleybal toernooi gehouden. Het is de traditie dat [Locatie 7] en [Locatie 6] dit samen organiseren. […] Dus 1 april volleybal bij [Locatie 6]. L6: Haha, en [Locatie 6] is daar heel erg blij mee! Wij vinden het altijd

leuk iets te organiseren voor de [Organisatie].

L4: We zouden toch juist (1.0) het toch niet op Witte Donderdag doen? Dan zitten er gewoon heel erg veel mensen in de kerk en dat is niet netjes.

VO: (1.5) Jaja, klopt ook wel. Dat is dit jaar in ieder geval niet gebeurd.

L4: Ja ik ben het niet, maar ik vind dit heel vervelend. We hadden dit afgesproken met elkaar een drie kwart jaar geleden. Dat hier geen rekening mee gehouden is ondanks dat we dit afgesproken hadden. Dat [Locatie 6] en [Locatie 7] daar allebei niet aan denken.

L5: We hebben dit niet afgesproken hoor. Het is genoemd. Nou, dan letten we daar volgend jaar op.

L4: Het is afgesproken, het ligt vast in de notulen. Dat dat een bezwaar is dat dat bij veel medewerkers speelt.

L3: Maar dat is wat anders. [..]

L7: Maar dat is wat anders. Dat is wat anders dan dat er iets afgesproken is. Ik ben het met [Locatie 6] eens.

L4: En ik hoor nu dat er geen rekening mee gehouden is en dat vind ik jammer.

L10: Maar laten we dan afspreken dat we voor volgend jaar nog eens extra kijken naar een andere dag zodat iedereen er akkoord mee is.

L6: Al denk ik dat het al heel lang zo gaat en dus volgend jaar weer zal gaan. Wij hebben geen afspraken gezien.

L7: Maar als [Locatie 4] daar nu zo’n probleem van maakt: misschien voelt [Locatie 4] wel de drang om het stokje over te nemen en volgend jaar het te organiseren? Dan sla je toch twee vliegen in een klap.

Aanwezigen lachen

L4: Vind ik een beetje raar om er zo op te reageren. VO: Gaan jullie samen nog eens kijken voor een goede datum?

L5: Hij stond dit jaar in de jaarplanning. Dat stond hij vorig jaar ook. We hebben nu geen afspraak gemaakt. Om misverstanden te voorkomen. Iedereen Lacht (muv L4)

 

De  reden  om  bovengenoemd  citaat  te  selecteren  is  om  te  laten  zien  dat  er  groepsvorming  plaatsvindt die dynamisch is. Het lijkt alsof alle aanwezigen zich als groep tegen L4 organiseren. Deze  groepsvorming vindt plaats nadat L6 en L7 de uitspraak hebben gedaan over het volleybaltoernooi  en L4 het probleem aankaart van de gekozen datum. L4 benadrukt zijn zorg door nadruk te leggen  op de woorden ‘dat vind ik niet netjes’. In de daarop volgende uitspraken houdt spreker L4 zich sterk 

aan zijn standpunt en de discussie begint. Van de aanwezigen mengt iedereen zich in de discussie en  positioneert zich tegen het standpunt van L4.  

7.1.1. Zelfverheerlijking 

Zelfverheerlijking kan gezien worden als verticale differentiatie, omdat men de eigen locatie boven  de andermans locatie plaatst. Verticale differentiatie vindt zeer zichtbaar plaats in de uitspraak van  locatie 4, waar hij  locaties 6 en 7 benadeelt om hun handelen.  “Dat [Locatie 6] en [Locatie 7] daar  allebei niet aan denken”  toont een negatieve toon richting zijn collega’s. Het meest opvallend over  dit  citaat  is  de  benadering  van  zijn  collega’s:  die  worden  niet  aangesproken  op  naam,  maar  op  de  plaatst wa in zij gevestigd zijn. Dit zorgt voar or zowel letterlijke als figuurlijke distantiering.  

7.1.2.  Wij zijn anders dan de groep 

Dit punt kan gezien worden als de letterlijke vorm van horizontale differentiatie. Er vindt horizontale  differentiatie plaatst doordat niet iedere locatie dezelfde standpunten aanneemt dan L4 en minder  problemen  ervaart  met  het  volleybaltoernooi  op  Witte  Donderdag.  Waar  L4  weigert  mee  te  doen  omdat  volgens  hem  er  afspraken  zijn  gemaakt,  stellen  de  anderen  dat  er  nooit  afspraken  zijn  gemaakt e  dat hier geen pn roblemen mee zijn.  

7.1.3.  De oplossing 

Na de discussie plaatst de spreker van locatie 7 de opmerking: “Maar als locatie 4 daar zoveel moeite  mee heeft […] stokje over nemen”. De geleverde kritiek wordt niet gewaardeerd en directeur 4 moet  het  zelf  maar  regelen  als  hij  er  zo’n  probleem  van  maakt.  Het  lijkt  alsof  hij  stelt  dat  wanneer  locatiedirecteur 4 kritiek levert, hij het zelf in de toekomst kan aanpakken.  

7.2. Een voor allen, allen voor een 

In  citaat  2  (zie  Vergadering  2)  uit  de  vergadering  gebeurt  het  volgende.  Vanuit  het  solidariteitsprincipe  van  de  organisatie  wordt  gesteld  dat  de  BAPO  (een  wet  om  de  werkdruk  op  ouderen  te  beperken)  en  de  kosten  die  hierbij  komen  kijken  samen  verdeeld  worden.  Normaliter  kreeg iedere locatie de lusten en de lasten naar aanleiding van het aantal BAPOuren dat zij op locatie  nodig  hadden.  Nu  gaat  deze  regel  veranderen  en  worden  al  deze  kosten  verzameld  en  worden  zij  onderling  verdeeld.  Hierdoor  krijgen  de  locaties  zonder  BAPO’ers  meer  kosten,  en  de  locatie  met  veel BAPO’ers minder kosten. Dezelfde afspraak is gemaakt voor de ziekteregelingen.  

 

Vergadering 2: 

L4 Daar zitten ook wel twee kanten aan hè, aan solidariteit. Ik vind het een nobel streven om met elkaar zowel de voordelen als de nadelen positief en negatief met elkaar te delen. En op die manier met elkaar te werken aan een instituut.

L5 Vind je het een nobel streven of een verplichting? Want het komt een beetje over alsof je alles wel best vind zolang je geen geld hoeft uit te geven.

L4 Je moet het nog wel kunnen uitleggen binnen de school. En je moet kunnen aantonen dat je werkelijk actief werkt aan een verbetering van je school. Van de werving en selectie tot de professionalisering. Ik moet het uitleggen dat ik, bij locatie 4, totaal geen problemen heb met geld en met formatie, maar dat ik wel een ton kwijt ben aan BAPO en dat ik wel mensen moet ontslaan voor het welzijn van sommige locaties hier die in de rode cijfers staan. Die hun werk niet op orde hebben.

L8 Zou je dat dan even kunnen uitleggen per locatie.. Want op dat niveau komen we nu.

L4 Werkgroep heb met het plan van aanpak voor het instituut vind ik dat je dat soort dingen ook moet meenemen. Goed en helder.

[verschillende locatiedirecteuren spreken door elkaar]

L8 Als je alles op een weegschaaltje wil gaan leggen over lusten en lasten dan wordt het heel erg lastig denk ik.

niet in de volle breedte verder gaan. Daar sluit ik me aan bij L5. L5 Ik vind kracht wel zitten juist dat als het even wat minder gaat je

kunt rekenen op de sterke schouders.

L10 Omdat je namelijk op lange termijn daar allemaal voordeel van hebt. En ook allemaal. Er wordt in het plan van aanpak heel duidelijk gekeken naar wat we samen doen en waar we elkaars voordeel uit halen. Er wordt gekeken naar de locaties die in de min staan, mijn locatie is daar een van, en dan heb ik helemaal geen extra ruimte om te gaan en staan waar ik wil maar ik moet alles verantwoorden. Waar kan er nog meer geknepen worden en bezuinigd worden. Het is echt niet fijn om gebruik te maken van het solidariteitsprincipe. Je wilt een gezonde organisatie zijn. Ik ben het met je eens L4, het is het een of het ander, maar ik kan

kopen. het nog wel ver

7.2.1.  Zelfverheerlijking 

Tijdens deze bespreking wordt er gesproken over de kwaliteit van het onderwijs. Door meer en meer  bezuinigingen  zijn  de  directeuren  bang  niet  meer  aan  de  beloftes  te  kunnen  voldoen  die  zij  de  leerlingen  geven.  De  BAPOregeling  is  een  van  de  vele  bezuinigingen.  L4  zegt  hierbij  dat  het  solidariteitsprincipe wel zijn grenzen heeft. Hij stelt dat hij, als locatie zonder schulden, nu zelf in de  problemen komt door de schulden van anderen. Hij lijkt ook te suggereren dat op de locaties met  schulden er  meer met plannen van aanpak moeten worden gewerkt en dat men niet alles zomaar  kan doen. 

7.2.2. Ik ben anders dan de anderen 

Locatiedirecteur  8  mengt  zich  nu  ook  in  het  gesprek.  Hij  voelt  dat  er  bepaalde  locaties  in  de  gedachten van directeur 4 zitten waardoor hij de opmerkingen maakt die hij nu maakt. “Zou je dat  even willen uitleggen per locatie, want op dat niveau zitten we nu.” Met deze opmerking toont hij  aan dat er grote verschillen zijn tussen de locaties en dat zij niet als één moeten worden gezien. Hij  benadrukt hier de horizontale differentiatie zo sterk, dat het lijkt alsof hij wil zeggen: ‘mijn locatie zal  niet  voorkomen  in  de  lijst  waar  jij  het  over  hebt’.  Er  lijkt  dus  ook  verticale  differentiatie  plaats  te  vinden.  

7.2.3. Verlies van de identiteit 

Uiteindelijk  sluit  locatiedirecteur  10  de  discussie.  Zij  is  een  van  de  locaties  die  in  de  min  staat  en  voelt zich aangesproken door de woorden van directeur 4. Zij stelt dat haar locatie helemaal niet vrij  is om te gaan en staan waar zij wil en dat er constant bezuinigd wordt waar nodig. Er wordt gesteld  dat  het  solidariteitsprincipe  niet  iets  is  waar  je  gebruik  van  wil  maken,  omdat  je  een  gezonde  organisatie wilt zijn. Er wordt, volgens haar, gebruikt gemaakt van het solidariteitsprincipe als je een  ongezonde organisatie bent die de hulp van de anderen nodig hebt. Volgens haar redenering is het  zijn van ee  eiland gezond, het gebruik maken van n elkaar (fungeren als groep) ongezond.  

7.2.4. Vanuit twee perspectieven denken 

Zoals ook naar voren komt in de interviews is het moeilijk voor de locatiedirecteuren om altijd vanuit  twee  perspectieven  te  moeten  denken.  Dit  blijkt  tevens  uit  het  citaat  van  de  vergadering.  De  locatiedirecteur stelt hier, na het bespreken van de nieuwe BAPOregeling dat “hij het nog wel moet  kunnen uitleggen binnen de school.” Het perspectief van de locatiedirecteur is hierbij niet gericht op  het collectief, maar op de eigen locatie.  

7.3. Secretaresse 

Een  opvallende  observatie  binnen  de  vergaderingen  is  het  duidelijke  groepsgevoel  waar  veel  over  gesproken wordt in de open interviews. Zoals te verwachten is wanneer een analyse wordt gedaan  binnen een groep, is er veel meer een groepscultuur waar te nemen dan binnen de interviews omdat  er in de interviews vanuit een metapositie werd gesproken. Binnen de vergadering is men onderdeel 

‘van het instituut’ maar blijft wel zichzelf. Hier is ook respect voor en dit wordt van elkaar verwacht.  Een voorbeeld van deze wil om meer samen te werken is het volgende citaat.  

In dit citaat toont locatiedirecteur 6 aan dat op haar locatie er vanuit het secretariaat een vraag  was  over  de  mogelijkheid  meer  samen  te  gaan  werken.  Directeur  6  had  hiermee  ingestemd  en  voorgesteld dat zij de vraag naar iedere locatie zou kunnen sturen. Ze was hierbij geschrokken van  de reacties die vanuit de locaties weer teruggestuurd werden naar haar secretaresse en wil dit even  rechtzetten.  

 

Vergadering 3: 

L6: Een collega van de administratie hier bij ons op locatie 6 heeft laatst tegen mij gezegd Goh, het lijkt mij zo LEUK om een keer met de collega’s van de administratie om de tafel te gaan zitten. Gewoon van ALLE locaties. Eh. Ik zei van nou eh om van elkaar te leren en dingen met elkaar te bespreken enzovoort. Dus daar is ze mee aan de slag gegaan en daar heeft ze met mensen contact gezocht. Ook met jou VO. VO: Ja, ze heeft een GEWELDIG budget van 80 euro beschikbaar.

L6: In ieder geval, waarom ik het hier even meld. Ik vond het een goed initiatief dat zij dat gaat DOEN. Maar zij krijgt nu een aantal reacties terug van, ik weet niet wie, van collega administraties die te horen krijgen van blijkbaar van, ik MAG niet gaan, en wat ben JIJ aan het doen? Nu gaan er ineens verhalen in de rondte over dingen en daarom zeg ik het hier. Haar vraag is puur administratief om dingen van elkaar te kunnen leren.

L10: Ze is enthousiast en dat is leuk. Tuurlijk is dat leuk. L5: Moeten we echt aanmoedigen.

L7: Vind het ook wel heel erg raar dat er zo gereageerd is dan.. Dit soort vormen van samenwerking moeten we heel erg sterk aanmoedigen en

g van onze scholen. zien als een verbeterin

7.3.1. De eigen identiteit verliezen 

In  citaat  3  lijkt  in  eerste  instantie  dat  iedereen  graag  wilt  samenwerken.  De  directeuren  reageren  verontwaardigd op de rare berichten die de secretaresse van locatie 6 heeft gekregen en vinden het  juist  een  goed  idee.  Maar  de  reden  dat  deze  discussie  op  gang  is  gekomen,  is  omdat,  buiten  de  directeuren  om,  anderen  hier  minder  enthousiast  over  zijn.  Dit  citaat  toont  aan  dat  er  binnen  de  locaties verschillende ‘lagen’ zijn waar te nemen. De laag die al (verplicht) met elkaar in vergadering  gaat  iedere  maand  is  veel  makkelijker  in  samenwerking  dan  de  hier  achter  werkende  laag.  De  docenten  op  de  locaties  en  de  teamleiders  die  hier  fungeren.  Het  citaat  lijkt  aan  te  tonen  dat  er  lagen bestaan van eilandculturen. Het lijkt dat hoe ‘dieper’ de laag (hoe verder weg van de directie),  hoe  groter  de  weerstand  tegen  samenwerking.  Dit  heeft  onder  andere  te  maken  met  de  angst  de  eigen identiteit te verliezen.  

In hoofdstuk 6 (Analyse, de interviews) komt dit tevens naar voren in het citaat uit interview 2  op bladzijde 27. Volgens de spreker komt deze weerstand (en dus ook de reactie die de secretaresse  van  locatie  6  kreeg  op  haar  vraag  samen  te  gaan  werken)  voort uit  de  angst  de  eigen  identiteit  te  verliezen e  een autonome gn roep te worden. Citaat 3 uit de vergadering toont dit aan.  

7.3.2. Samenwerken 

Het  citaat  toont  aan  dat  “dit  soort  vormen  van”  samenwerking  goed  is.  Dit  kan  betekenen  dat  de  onderste  laag,  een  micro‐onderdeel  van  de  organisatie,  best  kan  samenwerken.  Hier  hebben  tenslotte weinig mensen last van. Er wordt in dit citaat horizontaal geïntegreerd, omdat men streeft  naar  een  sterkere  samenwerking.  Tegelijkertijd  differentieert  men  zich  van  elkaar  omdat  er  benadrukt wordt dat ‘deze vormen’ moeten worden gestimuleerd. Betekent dit dat grotere vormen  van samenwerking moeten worden tegengehouden? 

     

7.4. Conclusie 

In de vergadering is het opvallend dat er duidelijk een teamverschuiving plaatsvindt onderling. Soms  zijn  sommige  locaties  sterk  aan  elkaar gerelateerd,  soms  differentiëren  zijn  zich  enorm  van  elkaar.  Deze verschuivingen lijken aan te tonen dat een eilandcultuur niet statisch is, maar mee verandert  met de situatie. Dit is een sterke vorm van een gefragmenteerde cultuur, waar men zich onderdeel  van  een  groep  vindt  in  bepaalde  situaties,  maar  zich  buiten  deze  situaties  zeer  zelfstandig  naar  buiten treed.   De eilandcultuur binnen de organisatie is zichtbaar in de vergadering. Er vindt in het voorbeeld  zowel verticale als horizontale differentiatie plaats in de onderlinge communicatie. Men distantieert  zich van elkaar door middel van opmerkingen ten nadele van de ander, en door het aanspreken van  elkaar op de plaatsnamen in plaats van de naam van de spreker. In een andere organisatie zou deze  aanspreekvorm tevens de afdeling kunnen zijn.   De eilandcultuur is zichtbaar binnen deze vergadering omdat er, op het moment dat er negatief  gesproken wordt over de organisaties, en liever een onderscheid wordt gemaakt tussen degene die  het  goed  doen  en  die  het  minder  goed  doen.  Er  wordt  het  liefst  zo  min  mogelijk  dingen  als  groep  besproken,  omdat  dan  locaties  worden  betrokken  in  het  gesprek  die  hier  niets  mee  te  maken  hebben.