• No results found

Analyse van teksten van de acht literair journalisten

Hoofdstuk 4 – Literair journalistieke teksten

4.1 Analyse van teksten van de acht literair journalisten

Bij de boeken van Jan Brokken is het niet altijd even duidelijk hoe ‘waar’ het verhaal is. In zijn korte verhaal Crusoe & co, opgenomen in een Atlasbundel met literair journalistieke

verhalen, schrijft hij: ‘Verzonnen verhalen hebben dikwijls een historische oorsprong.’169Dit lijkt het motto te zijn van Brokken, zijn verhalen hebben een historische oorsprong. In Crusoe

& co blijft hij wel dicht bij de waarheid, ten minste, hij geeft hierin goed aan wat hij wel te

weten is gekomen en wat niet, en met details zorgt hij ervoor dat het verhaal na te trekken valt. Gelijk in het begin al bijvoorbeeld.

Ooit bracht ik samen met een visser een middag, een avond en een nacht op een onbewoond eiland door. Het zal in de voorlaatste maand van 1994 zijn geweest, toen ik aan mijn zeeroman De blinde passagiers werkte. In die tijd woonde ik in het dorp Boca San Michiel, aan de zuidkust van Curaçao, met vissers als buren. Soms, op het heetst van de regentijd, wanneer het kwik tot boven de vijfendertig graden steeg, liet ik mijn schrijfmachine in de steek en voer met hem mee, een zwijgzame man van tegen de zestig.170

In zijn boek De droevige kampioen heeft Brokken echter geen poging ondernomen dicht bij de werkelijkheid te blijven. Hij schrijft voorin dat boek: ‘De meeste feiten in dit boek zijn aan de werkelijkheid ontleend, maar De droevige kampioen is een roman, en alle karakters zijn zodanig weergegeven dat ze geen enkele overeenkomst met bestaande personen vertonen’.171

In Crusoe & co begint Brokken zijn verhaal vanuit de ik-persoon; de beschrijving van Brokkens overnachting op een onbewoond eiland. Daarna beschrijft hij historische

crusoeverhalen, uit auctoriaal of personaal perspectief. Hij eindigt weer bij zichzelf, terugkijkend op die crusoeverhalen. Hij verbindt zichzelf zodoende met deze mensen die schipbreuk leden en tijd op een onbewoond eiland doorbrachten. Dat maakt het verhaal spannender. In het middengedeelte maakt Brokken ook regelmatig duidelijk waar hij zijn informatie vandaan heeft.

In 1605 verscheen in Frankfurt een Kurze Beschreibung van de Hollandse zeereizen naar de Oost, waarin melding wordt gemaakt van de heroïsche reis van de Gelderland, maar niet van de Fransman die op het eiland in de Indische Oceaan aan boord werd genomen. De

schipbreukeling komt alleen in de compilaties voor die Commelin en Soeteboom uit het journaal samenstelden.172

169Jan Brokken e.a., Atlas. Nieuwe literaire non-fictie, Uitgeverij Atlas, Amsterdam 2006, p. 100.

170Brokken e.a., Nieuwe literaire non-fictie, p. 97.

171Jan Brokken, De droevige kampioen, Uitgeverij Atlas, Amsterdam 1997, p. 8.

Uit dit middengedeelte blijkt ook dat Brokken zich uitvoerig ingelezen heeft in verschillende kranten en boeken over schipbreukelingen in deze tijd. In het hele verhaal gebruikt Brokken geen dialogen. In De droevige kampioen doet hij dat wel, maar daar is dat ook gemakkelijker geweest omdat hij zichzelf daar vrijliet om af te wijken van de feiten. In de passages

geschreven vanuit het ik-perspectief bedient Brokken zich ook regelmatig van de techniek van het schrijven in scènes. Brokken gebruikt ook andere technieken, bijvoorbeeld de metafoor, in dit verhaal.

De zon en de maan waren zijn metgezellen geweest, en plotseling moest hij weer praten, met tientallen mannen, van wie sommigen het Frans wel machtig waren maar die toch met een sterk accent spraken. Op zoveel belangstelling reageerde hij als een verdwaald kind dat, eenmaal teruggevonden, nauwkeurig moet vertellen waar en wanneer het zijn ouders is kwijtgeraakt.173

In het begin en het afsluitende gedeelte heeft Brokken vooral een eigen stem, maar door deze gedeelten lees je het middengedeelte ook anders, meer betrokken. Het is een handige truc van Brokken geweest om zo de lezer enthousiast te krijgen voor de historische Crusoeverhalen. Lieve Joris is bekend geworden als schrijfster van reisverhalen. Zangeres op Zanzibar en

andere reisverhalen uit 1992 is een van haar boeken. De verhalen die er in zijn opgenomen

werden daarvoor gepubliceerd in verscheidene kranten en tijdschriften. Of dat wat Joris schrijft waar is, moeten we op haar woord geloven. Ze heeft geen lange lijst achterin haar boek opgenomen waarin ze zich verantwoordt. De vele details als het gaat om gebeurtenissen, maar ook om personen, maken haar verhaal in ieder geval wel geloofwaardig. Uit die details blijkt ook dat ze zich goed heeft ingelezen over de verschillende landen, culturen,

gebeurtenissen en personen. De volgende passage uit haar verhaal over de reisauteur V.S. Naipaul getuigt daarvan.

Ergens in deze buurt moet het huis liggen waar hij op zijn twaalfde voor het eerst met vakantie ging met zijn ouders. De scène is beschreven in Een huis voor meneer Biswas. Het

boek loopt dan al naar zijn einde, achter het plezier om het uitstapje ligt iets droevigs – niet veel later zal Biswas sterven.174

Joris maakt veel gebruik van de literaire techniek van het schrijven in scènes. Daarmee bereikt ze dat een ver land, en een vreemde cultuur voor de lezer gaan spreken. Je kunt het je

voorstellen, voor je zien. Hieronder beschrijft ze een Senegalees dorp.

’s Ochtends vallen spatten zonlicht door de mangobomen en in dit spel van licht en schaduw lopen kleurrijke figuren in de richting van de asfaltweg. Vrouwen met kommen op het hoofd, kinderen die ingenieuze constructies voorttrekken over het bultige pad: auto’s van ijzerdraad met limoenen als wieltjes.175

Haar verhalen in dit boek bevatten geen lange directe dialogen. Als ze haar personages laat spreken is dat vaak vanuit het personale perspectief, of het is een lang citaat van diegene. Korte dialogen zijn er doordat Joris anderen vragen stelt en zij haar antwoorden geven. Een voorbeeld uit Het verhaal van Joseph.

‘Weet je wat ik zou willen doen? Een roman schrijven,’ zei Joseph in de metro op weg naar zijn huis. ‘Waarover?’ ‘Over de vrouwen in mijn leven. Te beginnen bij mijn moeder.’ [...] ‘Maar ik ben bang dat ik het niet kan,’ zei hij. ‘Waarom niet?’ ‘Ik heb nog nooit het woord ‘ik’ gebruikt als ik schreef.’176

Joris maakt geen gebruik van veel andere literaire technieken als metaforen of het beschrijven van de gedachten van haar personages.

Ze heeft een eigen stem in de meeste verhalen. Ze schrijft grote stukken vanuit het ik-perspectief, en in die passages klinkt ook regelmatig door hoe de schrijfster staat ten opzichte van een gebeurtenis of personage. Een voorbeeld uit Met V.S. Naipaul op Trinidad.

Iets verbindt me met hem, een gevoel dat ik vroeger had over hoe de dingen in elkaar zaten. Maar een beeld dat Naipaul me aanreikte, is tussen ons in geschoven: dat van een man die

174Lieve Joris, Zangeres op Zanzibar en andere reisverhalen, Uitgeverij Meulenhoff, Amsterdam 1992, p. 97.

175Joris, Zangeres op Zanzibar, p. 36.

aan het einde van zijn wereld is gekomen en niet in staat is de sprong naar de overkant te maken.177

Dan de inhoud van Joris’ reisverhalen. Dit zijn vaak persoonlijke verhalen, soms over een bekende als V.S. Naipaul, maar ook niet zelden betreft het een onbekend persoon: een taxichauffeur of een hospita. Die verhalen verweeft ze met de sociaal-politieke en culturele context van de omgeving van die persoon op dat moment. De verhalen overstijgen zeker het ‘nieuws’. Door Joris’ eigen stem en toon, en door de persoonlijke levensverhalen wordt de lezer emotioneel bij het verhaal betrokken. Het is niet slechts een portie feiten die je krijgt voorgeschoteld. In zekere zin zou je Joris’ aanpak kunnen vergelijken met die van Mak in zijn boek over Jorwerd en Koelemeijer met haar familiegeschiedenis: ze verweeft een persoonlijk verhaal met een grotere geschiedenis. Alleen heeft zij voor een actuele situatie gekozen in een ver land, terwijl de verhalen van Mak en Koelemeijer zich dichtbij afspelen, maar in het verleden.

Judith Koelemeijer is vooral bekend van haar literair journalistieke debuut in 2001 met Het

zwijgen van Maria Zachea. Twaalf broers en zussen verzorgen hun moeder en vertellen het

verhaal van hun familie. Eigenlijk lijkt het onderzoek wat Koelemeijer hiervoor deed sterk op wat Mak deed voor Hoe God verdween uit Jorwerd. Ze interviewde haar vader en diens broers en zussen talloze malen. Uit hun verhalen ontstaat zo een beeld van Nederland in de jaren vijftig en zestig. Ook las ze boeken en kranten over deze periode. Achterin het boek is te lezen waar ze welke informatie vandaan heeft, zodat de inhoud voor een groot gedeelte valt na te trekken. Een echt gebeurde familiegeschiedenis dus, waarin ze zich goed inleefde.

Koelemeijer gebruikte een aantal literaire technieken om het verhaal goed leesbaar te maken. Allereerst beschrijft ze de geschiedenis van de familie Koelemeijer in de jaren vijftig en zestig door de ogen van alle twaalf broers en zussen. Om de beurt doen zij hun verhaal, waarvoor de schrijfster van het personale perspectief gebruik heeft gemaakt. Binnen deze twaalf verhalen wisselt ze ook van tijd: ze begint in het heden, waarin de nadruk ligt op de zorg voor de zieke moeder, dan volgt het verleden en afsluitend nog een gedeelte in het heden. Dit doet ze in elk hoofdstuk.

Koelemeijer schrijft veel in scènes. Dat zorgt ervoor dat je de personen en hun omgeving levendig voor je ziet als lezer. De vele details over de personages en de

gebeurtenissen in de jaren vijftig en zestig zorgen voor het werkelijkheidseffect. Koelemeijer maakt daarnaast ook regelmatig gebruik van korte dialogen, wat de vaart in het verhaal houdt.

Maar pa had zijn bril op en wilde alles precies en eerlijk. ‘Hebben jullie die takken wel opgeruimd, jongens?’

‘Ja wat denkt u!’

‘Zeur niet zo, pa, we schieten geen moer op!’ ‘Jan! Dat zijn vaste klanten!’178

Doordat Koelemeijer alles in de derde persoon heeft opgeschreven krijgt de lezer gauw een band met de personages. Koelemeijer zelf komt niet in het stuk voor. Wat de inhoud van het verhaal betreft ligt de kracht vooral in de herkenning, net als bij Maks boeken. Het is een oer-Nederlandse geschiedenis: armoede na de oorlog, iedere zondag naar de kerk, nozems, enzovoorts. Vele gezinnen maakten een dergelijke ontwikkeling als de familie Koelemeijer door. Van hun gezamenlijke zorg voor de zieke moeder maakte Koelemeijer handig gebruik. Dit verbindt de verhalen en zorgt voor het nodige dramatische effect, waardoor de lezer geboeid blijft.

Eigenlijk lijkt wat Koelemeijer in dit boek doet veel op wat Geert Mak doet: ze beschrijft een grote geschiedenis, die veel Nederlanders hebben meegemaakt en herkennen, in het klein, verweven met persoonlijke verhalen. En het is echt gebeurd.

Hoe God verdween uit Jorwerd is volgens de auteur ervan, Geert Mak, een geschiedenis van

het Friese boerendorp Jorwerd, zo tussen 1945 en 1995. Om zo veel mogelijk zich op feiten te kunnen baseren, ging Mak grondig te werk. Hij vergelijkt zijn manier van aanpak in het nawoord van het boek met hoe de Amerikaanse journalist James Agee in de jaren dertig van de vorige eeuw het boerenleven probeerde te beschrijven en wekenlang boerenfamilies volgde. Mak ging tussen 1993 en 1996 tijdelijk in Jorwerd wonen en interviewde tientallen bewoners om zo een beeld te krijgen van het leven daar. Voor een algemene geschiedenis van het dorp maakte hij gebruik van het archief van de gemeente Littenseradiel en van het

historisch onderzoek van Jolt Oostra. Van dit boek van Mak kunnen we dus zeker stellen dat Mak er actief onderzoek voor heeft gedaan en zich heeft ingeleefd in zijn onderwerp, zodat het verhaal zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid zou komen.

Om dit waargebeurde verhaal interessant te maken voor lezers gebruikte Mak diverse literaire technieken. Allereerst de literaire techniek van het schrijven in scènes. Een voorbeeld daarvan biedt gelijk al de eerste bladzijde van het boek.

Het was stil geworden in het dorp. Soms reden er schoolkinderen langs de weg, gebogen, driftig trappend, in lange slierten, tassen vol huiswerk achterop. Soms zag je in de verte een boer, hollend langs een sloot. Soms was er iets met een schaap, of er zat een trekker vast. Soms kwam er rook uit een schoorsteen.179

Mak maakt veelvuldig gebruik van deze techniek. Hij beschrijft wat hij ziet, voelt of ruikt, verschaft veel specifieke details, waardoor het verhaal gaat leven en geloofwaardig is.

Het voluit schrijven van dialogen is niet iets wat Mak veel doet in Hoe God verdween

uit Jorwerd, maar komt af en toe wel voor. Een voorbeeld is het gesprek tussen Cor en Lies

Widijk, dat Mak als volgt optekende.

Zij: ‘Het komt ook door die stadsmeisjes. Boerenjongens nemen steeds vaker een meisje uit de stad, en die willen vrij zijn. Daar hebben wij geen erg in, wij zijn zo grootgebracht.’

Hij: ‘Dat is overal zo, de mensen slaan hun vleugels uit.’

Zij: ‘Het is waar je wiegje staat, in de opgaande tijd of in de aflopende tijd.’

Hij: ‘Maar de jeugd heeft de oren en ogen open, die ziet wat voor andere dingen de wereld biedt.’180

Dialogen helpen de literair journalist het verhaal boeiend en reëel weer te geven. En niet zelden lukt het de auteur daardoor de sfeer goed neer te zetten, zoals in bovenstaand voorbeeld ook het geval is.

Mak wisselt regelmatig van perspectief in dit boek. Soms schrijft hij vanuit zichzelf en gebruikt hij het ik-perspectief, de wat algemenere gedeelten over de geschiedenis van Jorwerd en Nederland zijn vaak geschreven vanuit een alwetende verteller (auctoriaal perspectief), en sommige passages worden verteld vanuit een van de inwoners van Jorwerd, het personale perspectief. Bij het beschrijven van zijn personages beschrijft Mak niet hun gedachten. Die komen eigenlijk alleen naar voren in hun eigen woorden, dan hebben ze Mak verteld wat ze toen en toen dachten.

179Geert Mak, Hoe God verdween uit Jorwerd, Uitgeverij Atlas, Amsterdam 1996, p. 11.

Mak heeft dit boek gelardeerd met details, die vaak niet heel belangrijk lijken, maar daardoor het verhaal juist een werkelijkheidseffect geven.

In het dorp waren de straatlantarens nog niet aangestoken. Tussen de huizen weerklonk het gekraak van een fietszadel. Folkert. Zijn dynamo slipte een beetje, zijn koplamp zocht

aarzelend van links naar rechts, maar stug fietste hij verder door de verlaten dorpsstraat. De kerk stond in al zijn omvang midden in het dorp, eeuwig, onveranderd, als een blok in de tijd. Het lege gebouw leek groter en indrukwekkender dan ooit, en alles eromheen werd klein en nietig terwijl de schemer inviel.181

Door deze technieken probeert Mak zijn lezers niet slechts informatie te bieden over een halve eeuw Jorwerd, maar ze ook emotioneel te betrekken bij de verandering in een gemiddeld Nederlands boerendorp, en de consequenties daarvan voor de boerenfamilies. Doordat hij ook regelmatig vanuit zichzelf schrijft, in de ik-persoon, klinkt er ook een eigen stem door in het boek, hoewel die zeker niet overheersend is. Het maakt het verhaal wat persoonlijker, leesbaarder en interessanter, maar vooral de inwoners van Jorwerd zijn aan het woord, niet Mak zelf.

Dan ten slotte nog de inhoud. Het is duidelijk dat Geert Maks Hoe God verdween uit

Jorwerd niet over ‘hard nieuws’ gaat, maar eerder geschiedenis is. Het verhaal gaat echter

over meer dan alleen Jorwerd. Eigenlijk gebruikt Mak Jorwerd om daarmee een

veranderingsproces dat in Nederland plaatsvond te kunnen concretiseren. Velen hebben dit meegemaakt, of bij anderen om zich heen zien gebeuren. In De eeuw van mijn vader, dat Mak een aantal jaren later schreef, gaat het ook over meer dan alleen de geschiedenis van Maks voorouders. Opnieuw kunnen veel Nederlanders zich identificeren met wat Mak schrijft, het is een grote geschiedenis in het klein geschreven. Hij speelt heel duidelijk in op de herkenning van zijn lezers in zijn onderwerp.

Rudi Rotthier reisde voor de Belgische krant De Morgen na de aanslagen van 11 september 2001 op het World Trade Center in New York ruim dertien maanden door moslimgebieden over de hele wereld. Er verschenen stukjes van in de krant, later maakte hij er een boek van,

De Koranroute, dat in 2003 verscheen. Doel van Rotthiers reis:’begrijpen wat daar leeft’.182

Hij tekent in zijn verhalen gesprekken op die hij heeft met de vele mensen die hij overal

181Mak, Hoe God verdween uit Jorwerd, p. 44.

tegenkomt. Aan de hand van hun verhaal schetst hij hoe het in die landen toegaat, wat hen drijft, hoe ze leven. Het is na een gebeurtenis met grote invloed (de aanslagen op 11 september, ‘hard nieuws’) een blik op wat daar achter ligt verscholen.

Rotthier heeft geen verantwoording achterin het boek opgenomen. We moeten hem geloven op zijn woord, dat al die mensen die hij gesproken heeft echt bestaan. Het zijn de vele details die hij geeft, gehoord in gesprekken, die zijn verhalen geloofwaardig maken.

Dieven hebben zijn jazzcollectie, zijn dvd-speler en een oude tv gejat. ‘Miles Davis, live in Parijs. John Coltrane. Mijn boeken hebben ze me laten houden. Waarschijnlijk weten die lui niet wat dat is, een boek.’183

Rotthier heeft zich grondig verdiept en ingeleefd voor zijn verhaal. Een reis van ruim dertien maanden, honderden mensen gesproken, veel landen gezien en talloze boeken gelezen.

Rotthier heeft gebruik gemaakt van verschillende literaire technieken. Het creëren van een realiteitseffect door het verschaffen van ogenschijnlijk onbelangrijke details (zoals de cd’s in het citaat hierboven) is al genoemd. Rotthier schrijft regelmatig in dialogen; dat zijn dan vaak korte gesprekjes, waarin Rotthier vragen stelt en de geïnterviewde antwoord geeft, zoals dat in verhalen van Lieve Joris bijvoorbeeld ook gebeurt. Hij wisselt ook regelmatig van perspectief. Vaak begint hij een verhaal vanuit ik-perspectief, waarna hij verschillende personen ontmoet en aan het woord laat, en dan gebruikt hij het personale of auctoriale perspectief. Rotthier schrijft ook veel in scènes.

In De Koranroute is Rotthier zelf veel aanwezig en heeft hij een sterke stem. Zijn reis, zijn zoektocht is een belangrijk onderdeel van het verhaal. Hij maakt regelmatig de lezer duidelijk hoe hij ergens over denkt, wat hij voelt.

Wat ik niet voor mogelijk hield is gebeurd: zeven maanden in moslimgebied hebben mijn sympathie voor Israël hersteld. Hoe dat precies in zijn werk is gegaan is moeilijk na te vertellen.184

Van Gerard van Westerloo verscheen in 1994 ter gelegenheid van het vijftigjarig jubileum van uitgeverij De Bezige Bij het boek Roosje, waarin hij het leven van zijn moeder probeert te reconstrueren. Van Westerloo heeft het grotendeels vanuit het ik-perspectief geschreven; het

183Rotthier, De Koranroute, p. 21.

verhaal is zijn zoektocht naar de jeugd van zijn moeder. In het verhaal maakt Van Westerloo