• No results found

3.3 Procedure en dataverzameling

3.4.4 Analyse van de TMT resultaten

De TMT scores zijn de reactietijden die gemeten zijn voor deel A en deel B van de test. Deze reactietijden zijn gemeten in milliseconden. Wanneer de participant tijdens de test een fout maakte, is hij meteen door de onderzoeker gecorrigeerd. De eventueel gemaakte fouten worden niet gescoord, omdat de totale tijd die de taak heeft geduurd hierdoor langer is. Wanneer een participant langer dan vijf minuten nodig had om de taak te voltooien, is de taak afgebroken. In dat geval of

wanneer een participant zelf besloot om de taak niet te voltooien, is de maximale score van vijf minuten genoteerd.

Voor de TMT bestaan geen normscores waarmee de resultaten van de participanten vergeleken kunnen worden. De resultaten zullen daarom alleen vergeleken worden met de taalvaardigheidsresultaten die voor NGT en Nederlands gevonden zijn om te onderzoeken of er een relatie is tussen de scores op de cognitieve taken van de TMT en de taalvaardigheid van de participanten. Hierbij zal er voor de hele groep gekeken worden of er een correlatie is tussen de reactietijden op de TMT scores en de taalvaardigheidsscores. Hierdoor kan worden bepaald of dezelfde personen hoog scoren op zowel taak 1 als taak 2. Het gaat hierbij om een kleine groep proefpersonen (n=16), zodat dat de scores waarschijnlijk geen normaalverdeling zullen vertonen. Daarom zal er non‐parametrisch getoetst worden. Verder zijn de ruwe scores voor de onderbouw en de bovenbouw niet direct vergelijkbaar in het aantal items en in de maximum score. Zo heeft een kind met score 30 in groep 3 in principe een betere taalvaardigheid dan een kind met dezelfde score in groep 4. Wanneer in de berekeningen de ruwe scores worden gebruikt, wordt er geen rekening gehouden met dit verschil. De normscores corrigeren echter voor leeftijds‐/groepsverschillen en daarom worden de correlaties berekend met de normscores en niet met de ruwe scores. Deze berekeningen worden in SPSS met Spearman correlaties berekend, omdat er non‐parametrisch getest wordt en de normscores rangordescores zijn.

Tevens zullen voor de onder‐ en de bovenbouw de gemiddelde reactietijden worden berekend. De gemiddelde scores van deze groepen zullen vervolgens worden vergeleken om te bepalen of er een verschil tussen dove en horende participanten is.

4. Resultaten

In dit hoofdstuk wordt een overzicht gegeven van de resultaten die gevonden zijn in het onderzoek dat beschreven is in hoofdstuk 3. De resultaten zijn onderverdeeld in verschillende groepen waarbij onderscheid gemaakt is tussen dove en horende participanten in de onderbouw en de bovenbouw van de basisschool. De taalvaardigheidsresultaten die voor de Nederlandse en de Nederlandse Gebarentaalvaardigheid gevonden zijn zullen in 4.1 worden besproken. Vervolgens zullen in 4.2 de TMT resultaten worden besproken.

De participanten zijn onderverdeeld in de groepen onderbouw en bovenbouw. Kinderen van zes of zeven jaar zitten over het algemeen in onderbouwgroepen. Kinderen van acht tot en met twaalf jaar zitten over het algemeen in bovenbouwgroepen. In dit onderzoek is er voor gekozen om de participanten onder te verdelen naar onderbouw/bovenbouw omdat dit een goede indicatie geeft van het ontwikkelingsniveau van een kind. Wanneer de participanten naar leeftijd ingedeeld zouden worden, geeft dit geen duidelijke weergave van het ontwikkelingsniveau van een kind. Een kind van acht jaar oud kan namelijk ook in de onderbouw zitten en een kind van zeven jaar kan al in de bovenbouw zitten. De normering van de scores op de TAK zijn bovendien ingedeeld naar groep (zie bijlage II). De makers van de T‐NGT hebben ervoor gekozen om de normering van de scores in te delen naar leeftijd (zie bijlage III). Voor de T‐NGT scores is daarom in dit onderzoek gekeken naar de leeftijd van de participant en vervolgens naar de groep waar de participant op school in zit om hem of haar in te delen naar niveau onderbouw of bovenbouw.

De tabellen 4 en 5 geven een overzicht van de scores op de TAK, de T‐NGT en de TMT‐A en TMT‐B taken. De bovenste rij geeft aan van welke participant de scores zijn. In de linkerkolom staan de verschillende taken die zijn afgenomen: respectievelijk de TAK Zinsbegrip, de TAK Zinsvorming (deze taak hebben de dove participanten niet gemaakt, voor hun worden daarom geen resultaten op deze taak weergeven), de T‐NGT Zinsbegrip, T‐NGT Zinsvorming (door een technisch probleem met de laptop op het moment van afname heeft participant 15 deze testen niet gemaakt, deze resultaten ontbreken daarom in tabel 5), de TMT‐A en de TMT‐B. Zoals beschreven in 3.4.1 en 3.4.2 zijn er voor de TAK en de T‐NGT taken normscores vastgesteld. In deze tabellen wordt voor elke participant weergegeven hoe de score van de betreffende participant in verhouding staat tot de normscores van beide testen. Zo heeft participant 8 een score van 33 correcte antwoorden op de TAK Zinsbegrip en een score van 15 op de T‐NGT Zinsbegrip. Vergeleken met de normscores (zie bijlage II en III en 3.4.1 en 3.4.2) kunnen deze resultaten worden ingedeeld in een niveau 2 score voor de TAK (zwak tot matig, ruim onder het gemiddelde scorende leerlingen) en een niveau 4 score (ruim voldoende tot goed, net boven het gemiddelde scorende leerlingen) voor de T‐NGT. In de onderste twee rijen

staan de TMT‐scores (reactietijden tot in honderdste van seconden) weergegeven. De witte middelste‐ en de rechterkolom geven de gemiddelde resultaten per taak weer voor de participanten in de onderbouw (Gem OB, middelste kolom) en de participanten in de bovenbouw (Gem BB, rechterkolom). Deze gemiddelden zijn berekend door de resultaten per groep, per taak op te tellen en door vier te delen. In tabel 4 worden de resultaten van de dove participanten weergeven en in tabel 5 staan de resultaten van de horende participanten weergegeven.

Tabel 4: Overzicht van de scores van dove participanten.

Participant 8 9 10 16 Gem OB 1 4 7 11 Gem BB

TAK zinsbegrip 33 40 40 39 38 4 26 11 9 12,5 Normscore 2 4 4 4 3,5 1 3 1 1 1,5 TAK zinsvorming ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ ‐ T-NGT zinsbegrip 15 30 37 30 28 40 45 32 40 39,25 Normscore 4 5 5 5 5 5 5 4 5 5 T-NGT zinsvorming 23 19 22 19 20,75 20 21 23 23 21,75 Normscore 5 5 5 5 5 4 3 5 5 4 TMT-A 1.11.75 1.08.15 0.36.21 0.42.94 0.54.76 1.03.98 0.36.02 0.55.15 0.33.53 0.57.17 TMT-B 1.03.97 3.14.32 1.55.87 4.21.06 2.48.81 2.09.70 1.15.39 5.00.00 1.15.00 3.05.09 Tabel 5: Overzicht van de scores van horende participanten.

Participant 5 13 14 15 Gem OB 2 3 6 12 Gem BB

TAK zinsbegrip 33 39 42 41 38,75 12 26 31 21 22,5 Normscore 1 3 5 5 3,5 1 3 5 1 2,5 TAK zinsvorming 30 31 31 33 31,25 23 36 38 40 34,25 Normscore 3 3 3 3 3 1 4 5 5 4 T-NGT zinsbegrip 19 21 19 ‐ 19,67 26 35 36 28 31,25 Normscore 4 3 4 4 2 3 3 2 2,5 T-NGT zinsvorming 22 20 22 ‐ 21,33 23 20 21 19 20,75 Normscore 5 5 5 5 5 3 3 3 3,5 TMT-A 3.34.25 1.29.34 1.24.96 0.58.71 2.01.82 0.44.00 0.47.56 0.39.81 0.56.26 0.46.91 TMT-B 5.00.00 2.41.96 2.14.50 2.05.44 3.32.82 1.55.30 1.11.76 1.55.13 2.03.80 1.56.50

Uit de Spearman correlatie van de NGT Zinsbegrip‐, NGT Zinsproductie‐ en TAK Zinsbegriptaken blijkt dat er geen significante relatie is tussen NGT‐ en Nederlandse taalvaardigheid voor de bimodaal tweetalige kinderen in dit onderzoek (alle p‐waarden > .37).

Om de resultaten van de twee (onafhankelijke) groepen van dove en horende participanten met elkaar te vergelijken is de Mann‐Whitney U Test uitgevoerd. Uit deze test blijkt dat de horende participanten vaker lager scoren op de NGT‐Zinsbegriptaak (Mediaan (Mdn) = 3) dan de dove participanten (Mdn = 5), U = 2,0, r = ‐.23. Hoewel de zinsbegripstaken inhoudelijk niet hetzelfde zijn voor de participanten in de onderbouw en de bovenbouw, kunnen de resultaten van deze testen wel met elkaar vergeleken worden wanneer hiervoor gecorrigeerd wordt door te rekenen met de

normscores (besproken in 3.4.1 en 3.4.2). De r‐waarde van ‐.23 valt tussen de .1 en .3, volgens deze test houdt dit in dat tussen de 1% en 9% van de totale variantie in alle resultaten op de begripstaken wordt verklaard doordat dove participanten hoger scoren op NGT‐Zinsbegriptaak dan horende participanten. Dit zou er op duiden dat dit gedeelte van de totale variantie wordt verklaard door het verschil in gehoorstatus. Hier wordt in hoofdstuk 5 op teruggekomen. Voor de andere taken (de TAK‐ Zinsbegrip en NGT‐Zinsvorming) zijn geen significante verschillen gevonden (voor beide taken gold p > .05, TAK‐Zinsbegrip U = 37.5 en NGT‐Zinsvorming U = 21.5).