• No results found

Analyse en reflectie op organisatie en structuur van de Metropoolregio

In document Vergaderbundel commissie AZC 14-09-2017 (pagina 168-171)

meningen over rolverdeling, taakverdeling en uitvoering

4.5 Analyse en reflectie op organisatie en structuur van de Metropoolregio

Bij vrijwel alle betrokken actoren (raden, colleges, ambtenaren en externe partijen) bestaat veel onduidelijkheid over de rol- en taakverdeling binnen en tussen bestuur, gremia, overleggen en uitvoeringsorganisatie van de Metropoolregio. Ook binnen de gremia zelf bestaat onduidelijkheid over hun rol en taak.

Dit geldt voor het algemeen bestuur, dagelijks bestuur, regi-onaal platform, Raadstafel21, de bestuurscommissie RHCe, de gesprekstafels een deel van de werkplaatsen en de diverse ambtelijke gremia.

Het algemeen bestuur is het hoogste orgaan van de Metropool- regio. Volgens ons lijkt het algemeen bestuur alleen voor de vorm te bestaan. Het fungeert als stempelmachine waar beslui-ten worden genomen over de inhoudelijk koers van de samen-werking zonder dat hierbij wordt stilgestaan. Denk daarbij aan het vaststellen van de regionale agenda, het werkprogramma van de Metropoolregio en de begroting. Het algemeen bestuur voelt zich geen eigenaar van de Metropoolregio en voelt zich nauwelijks verantwoordelijk voor de resultaten van de Metro-poolregio. Vanuit het algemeen bestuur wordt ook niet gecon-troleerd of de doelstellingen, zoals beschreven in de regionale agenda, worden bereikt. Het dagelijks bestuur toont commit-ment maar ook vanuit het dagelijks bestuur wordt niet gestuurd op het bereiken van regionale doelstellingen. Het dagelijks bestuur is zoekende op welke wijze zij hun rol en verantwoor-delijkheid invulling moet geven. Ook gaat er van het dagelijks bestuur een beperkte sturing uit richting de uitvoeringsorgani-satie en werkplaatsen.

Op papier bezit het regionaal platform verschillende bevoegdheden. Deze bevoegdheden worden niet gebruikt en lijken daar volgens ons niet thuis te horen. De verdeling van de bevoegdheden ten opzichte van het algemeen bestuur is onduidelijk. Het regionaal platform blijkt in de praktijk een ontmoetingsplek en functioneert als zodanig naar behoren.

Inhoudelijk voegt het echter weinig toe. Ook worden er geen besluiten genomen.

De werkplaatsen functioneren onafhankelijk van het bestuur van de Metropoolregio. Er vindt periodiek overleg plaats tussen een bestuurder van het dagelijks bestuur en de trekkers van

B

27

de werkplaatsen. Dat overleg heeft echter het karakter van informeel bijpraten en daarin wordt niet aan de hand van vastgestelde projectplannen de voortgang besproken en waar nodig bijgestuurd. Sinds enkele maanden geleden overleggen de bestuurlijke trekkers ook met het dagelijks bestuur. De figuur van de werkplaats waarin co creatie tussen overheden en externe organisaties centraal staat, wordt goed ontvangen bij de deelnemers. Dit vertaalt zich echter maar mondjesmaat in concrete resultaten. Ons valt op dat er geen harde afspra-ken zijn gemaakt over de op te leveren resultaten. Ook over de status van de resultaten is er onduidelijkheid: levert de werkplaats adviezen op en is dit een vrijblijvend of “dwingend”

advies ? Of leveren werkplaatsen een nota op die door colleges en raden moeten worden goedgekeurd ? Het proces binnen de werkplaatsen is vormvrij maar neigt in sommige werkplaatsen naar vrijblijvend. Het bestuur heeft dit laten gebeuren omdat zij het niet als hun taak zien te interveniëren of te sturen. De ratio achter het aantal en het onderscheid tussen werkplaatsen is onduidelijk.

Door binnen de werkplaatsen vanuit elke subregio een verte-genwoordiger aan te haken is een goede stap gezet. Wat het proces in de werkplaatsen echter bemoeilijkt en de slagvaardig-heid vermindert, is dat de vertegenwoordiger vanuit de subregio niet per se het standpunt van de subregio vertegenwoordigt. Dit hangt af van de afspraken en afstemming in de desbetreffende subregio. Daarnaast wordt niet structureel teruggekoppeld binnen de subregio. Bij een goede verbinding tussen de subre-gio’s en de Metropoolregio spelen mandaat en vertrouwen een belangrijke rol. Dit is in de ene subregio sterker aanwezig dan in de andere subregio. Ook stellen wij vast dat er op bepaalde terreinen overlap is in werkzaamheden bij de Metropoolregio en subregio’s.

Over de status van de twee gesprekstafels bestaat onduide-lijkheid. De gesprekstafel vitale samenleving is bij wijze van compromis ingesteld omdat sommige gemeente wilden verken-nen of het thema sociaal domein zich leent voor samenwer-king binnen de Metropoolregio. Het thema heeft echter geen binding met de doelstellingen zoals vastgelegd in de regionale agenda. Duurzaamheid heeft die binding wel en lijkt inmiddels verankerd binnen de werkplaats strategie ruimte.

De bestuurscommissie RHCe en de commissie Gulbergen zijn overgebleven “relicten” uit de tijd van de SRE en hebben geen binding met de inhoudelijke doestellingen van de Metropool-regio. Dit geldt in het bijzonder voor de bestuurscommissie RHCe. De aanwezigheid van de RHCe versterkt het beeld van de Metropoolregio als kapstok voor alle mogelijke samenwerking

op het niveau van de 21 gemeenten terwijl bij de start van de Metropoolregio er juist voor gekozen is focus aan te brengen op de thema’s economie, mobiliteit en ruimte.

De opkomst van Raadstafel21 plaatsen wij in het perspec-tief dat raadsleden onvoldoende goed op hoogte waren over ontwikkelingen in de Metropoolregio terwijl zij uiteindelijk wel een belangrijke besluitvormende rol hebben. Wij stellen vast dat raadsleden een informatie behoefte hadden. In dit gat is als het ware de Raadstafel21 gesprongen. Er waren volgens ons ook andere oplossingen mogelijk bijvoorbeeld via de AB leden of het griffiersoverleg. Wij constateren dat de Raadstafel21 worstelt met zijn rol en bevoegdheden. Hierbij gaat het in de kern over de vraag hoe de Raadstafel21 invulling moet geven aan de procesrol en hoe ver de Raadstafel21 moet gaan op inhoudelijk gebied.

Veel periodieke ambtelijke overleggen zijn bedoeld om de contactambtenaren bij te praten over de ontwikkelingen binnen de werkplaatsen en op bestuurlijk vlak. De inhoudelijke ambtelijke overleggen spelen geen rol in de voorbereiding van de werkplaatsen. Dit terwijl met de transitie van de SRE naar de Metropoolregio juist de gemeenten verantwoordelijk zijn geworden voor de inhoud. Verder heeft het overleg van de bestuursambtenaren weinig toegevoegde waarde. Dit heeft ook te maken met het huidige functioneren van het algemeen bestuur. Kortom wij stellen vast dat er geen goede verbinding is tussen de ambtelijke organisaties en de Metropoolregio.

De ondersteuning vanuit de uitvoeringsorganisatie van de Metropoolregio is volgens ons op orde. De informatiestroom loopt naar behoren, de organisatie van het netwerk is goed en de werkplaatsen worden goed ondersteund. Wel bestaat ondui-delijkheid over de verhouding tussen de inzet van medewerkers van de Metropoolregio en de gemeenten. Vanuit de gemeente is beperkt ambtelijke capaciteit beschikbaar om te ondersteunen op de inhoud. Verder bestaat bij een deel van de raadsleden en colleges een verkeerd beeld bij rol, taak en mogelijkheden van de uitvoeringsorganisatie. Zij hebben het idee dat de uitvoerings-organisatie nog dezelfde werkzaamheden verricht als de SRE.

De uitgangspunten voor een goed functionerende netwerk-organisatie zijn eensgezindheid over doel en samenwerking, flexibiliteit, vertrouwen en transparantie. Ook dient er sprake te zijn van een zekere bestuurlijke slagkracht om tot resultaten te komen. Op deze punten scoort de Metropoolregio volgens ons negatief. Wij troffen weinig eensgezindheid aan over doel en samenwerking. Alle colleges en raden hebben hiervoor de regionale agenda goedgekeurd. Wij stellen echter vast dat de

B

28

agenda niet leeft bij bestuur, colleges en raden. Wij zien bij de meeste gemeenten geen eigenaarschap van de regionale agenda en zien geen verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de agenda. Dit blijkt ook uit het feit dat tegen de afspraken in de agenda niet jaarlijks geactualiseerd is.

Ook het doel waarom gemeenten samenwerken loopt uiteen.

In de lichtste variant van samenwerking zien gemeenten de samenwerking vooral als bijeenkomen, netwerken en kennis overdragen. Andere gemeenten juist zaken bereiken zodat de schop de grond in kan en bijvoorbeeld infrastructuur kan worden aangelegd. Weer andere gemeenten maken keuzes voor bepaalde thema’s: willen bijvoorbeeld wel inhoudelijk samenwerken op het gebied van detailhandel, maar niet op het gebied wonen en/of arbeidsmarkt. Er zijn gemeenten die het al mooi vinden dat zij met de Metropoolregio ergens bij horen en in gesprek kunnen komen met anderen wat op eigen kracht nooit zou lukken. Deze uiteenlopende verwachtingspatronen hebben invloed op het oordeel van gemeente over het functioneren van de Metropoolregio.

Vervolgens is de vraag of er onderling vertrouwen is gericht op de samenwerking: gaan college en/of raden nu vooral voor het belang van de eigen gemeente of voor het collectief van de Metropoolregio? De indruk is dat het vooralsnog vooral het eerste is. Wij beschouwen de samenwerking tot nu toe als los zand. Tot slot is de bestuurlijke slagkracht beperkt omdat besluitvorming over inhoudelijke zaken plaatsvindt in 21 afzonderlijke gemeenteraden.

Alles overziend stellen wij vast dat hoe betrokkenen oordelen over de organisatie en structuur erg afhangt van hoe zij tegen de Metropoolregio aan kijken. Betrokkenen die vinden dat de Metropoolregio vooral een netwerk tussen bestuurders tot stand moet brengen vinden de organisatie en structuur veel te zwaar opgetuigd. Betrokkenen die vinden dat de Metropoolregio vooral zaken tot uitvoering moet brengen vinden dat er te weinig besluitvormende structuur is, de werkplaatsen te vrijblijvend zijn en dat de huidige uitvoeringsorganisatie te weinig uitvoerende werkzaamheden verricht.

B

29

Hoofdstuk 5

Conclusies en

In document Vergaderbundel commissie AZC 14-09-2017 (pagina 168-171)