• No results found

5.1 Samenvatting en conclusies

Deze scriptie heb ik aangevangen met de uitspraak van de heer Kock: “Belastinglatenties hebben voorspellende waarde”. Ten einde een antwoord te vinden op de vraag of er een statistisch significant verschil bestaat in de informatiewaarde van actieve belastinglatenties voor beleggers in Nederlandse beursgenoteerde bedrijven in tijden van hoogconjunctuur en tijden van laagconjunctuur heb ik in het eerste hoofdstuk beschreven wat de aanzet tot het onderzoek is geweest alsmede de doelstelling van het onderzoek.

Het tweede hoofdstuk geeft een beknopte opzet weer van het onderzoek, alsmede een weergave van de centrale probleemstelling met daarnaast de te beantwoorden deelvragen. Verder is in hoofdstuk twee een overzicht gegeven van de te toetsen hypothesen aangaande het statistische deel van deze thesis.

In hoofdstuk drie is aangevangen met de beantwoording van de, in hoofdstuk twee gestelde deelvragen aangaande actieve belastinglatenties en hun ontstaan, de van toepassing zijnde wet- en regelgeving en de wijze waarop beleggers informatiewaarde ontlenen aan actieve belastinglatenties. Middels een bespreking van relevante wet- en regelgeving (RJ 272, IAS 12 en SFAS 109) is een antwoord verkregen op de deelvragen aangaande het ontstaan van

actieve belastinglatenties en welke richtlijnen en regelgeving van toepassing is op deze post in de jaarrekening.

Daarnaast is middels literatuuronderzoek inzicht verschaft in hoe beleggers informatiewaarde ontlenen aan actieve belastinglatenties. In de bestaande literatuur wordt een diffuus beeld geschetst van de informatiewaarde die beleggers ontlenen aan actieve belastinglatenties. Uit de onderzoeken van Amir et al (1997), Ayers (1998), Amir en Sougiannis (1999), Naarding en Langendijk (2007) en Chludek (2011) blijkt dat door beleggers in meer of mindere mate informatiewaarde wordt ontleend aan de opname van- en de toelichtingen op actieve belastinglatenties in de jaarrekeningen.

H.J. Stroeve|S1385496 Pagina 51 Het diffuse beeld dat ontstaat in de literatuur, is met name gelegen in de verschillen in

uitkomsten. Daar waar Ayers (1998) alsmede Naarding en Langendijk (2007) positieve relaties vinden tussen de marktwaarde van ondernemingen met actieve belastinglatenties, vindt Chludek (2011) een hoge mate van negatieve correlatie tussen de actieve

belastinglatentie uit hoofde van verliesverrekening met de marktwaarde van de onderneming. Voorts is er kritiek geuit op het onderzoek van Amir en Sougiannis (1999) door Freeman (1999). Deze kritiek richt zich op het gebruikte model in het onderzoek van Amir en

Sougiannis. Freeman stelt dat het model onvoldoende rekening houdt met bedrijven die wel verliezen hebben geleden maar deze niet tot waardering hebben gebracht in de balans. Hoofdstuk vier bevat het daadwerkelijke onderzoek, hierin is middels correlatie- en regressie analyses getoetst of beleggers informatiewaarde ontlenen aan actieve belastinglatenties en of er een significant verschil bestaat tussen hoog- en laagconjunctuur.

In het uitgevoerde onderzoek is gebruik gemaakt van een drietal hypothesen om een antwoord te vinden op de hoofdvraag: “Bestaat er een statistisch significant verschil in de

informatiewaarde van actieve belastinglatenties voor beleggers in Nederlandse

beursgenoteerde bedrijven in tijden van hoogconjunctuur en tijden van laagconjunctuur.” De uitwerking van de gestelde hypothesen is als volgt:

 Er valt niet te stellen dat de hoogte van de opgenomen actieve belastinglatentie positief wordt geassocieerd met de marktwaarde van de onderneming. In de dataset wordt geen significante relatie gevonden tussen de marktwaarde van de onderneming en de opgenomen actieve belastinglatentie. Dientengevolge is de eerste hypothese verworpen.

 Daarnaast blijkt uit het onderzoek niet dat de opgenomen waarderingscorrectie op de actieve belastinglatentie negatief wordt geassocieerd met de marktwaarde van de onderneming. De gevonden waarden in het onderzoek ten aanzien van de

waarderingscorrectie laten een diffuus beeld zien in de onderzochte periode en zijn niet statistisch significant.

H.J. Stroeve|S1385496 Pagina 52  Tot slot is er onderzoek verricht naar de mate van associatie ten tijde van hoog- en

laagconjunctuur tussen de hoogte van de opgenomen actieve belastinglatentie en de marktwaarde van de onderneming. Ook hier kan op basis van het verrichte onderzoek geen uitspraak over worden gedaan aangezien de bètacoëfficiënten aangaande de actieve belastinglatenties niet statistisch significant zijn. Wel is sprake van een

statistisch significant verschil tussen de associatie van de onderzochte variabele met de marktwaarde van de onderneming tussen hoog- en laagconjunctuur. De derde

hypothese is derhalve eveneens verworpen.

Al met al wordt het diffuse beeld dat is ontstaan bij het literatuuronderzoek bevestigd door de uitkomsten van het uitgevoerde onderzoek. Er valt niet te stellen of en hoe beleggers

informatiewaarde ontlenen aan de opgenomen actieve belastinglatentie. De stelling van de heer Kock, waar ik deze thesis mee heb aangevangen, kan derhalve op basis van dit onderzoek niet worden bevestigd.

5.2 Beperkingen in het onderzoek

Gezien de beperkte omvang van de onderzochte ondernemingen, alsmede het feit dat enkel Nederlandse beursgenoteerde onderneming zijn onderzocht, bestaat het risico dat een vertekend beeld wordt geschetst welke mogelijk niet generaliseerbaar is naar andere ondernemingen welke onder IFRS rapporteren.

Voorts is in het onderzoek niet het effect meegenomen van wijzigingen in de fiscale wet- en regelgeving ten aanzien van de beperking van de voorwaartse verliesverrekening tot

maximaal negen jaar (2007), en de verruiming van de verliesverrekening van drie jaar carry-back en zes jaar carry forward (2009).

H.J. Stroeve|S1385496 Pagina 53

5.3 Aanbevelingen voor vervolgonderzoek

Bij het opstellen van deze thesis ben ik tegen een aantal zaken aangelopen welke mogelijkheden bevatten voor nader onderzoek. Onderstaand zal ik voornoemde zaken puntsgewijs behandelen.

 Een onderzoek over meer jaren dan het onderhavige onderzoek om te bezien hoe de informatiewaarde van actieve belastinglatenties voor beleggers zich ontwikkelt in de tijd.

 Onderzoek op basis van een dataset met Europese ondernemingen welke rapporteren onder IFRS over dezelfde periode, ten einde hierbij vast te stellen of de bevindingen ten aanzien van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen uit dit onderzoek overeenkomsten vertonen met Europese ondernemingen in het algemeen.

 Analyse van de verschillen in informatiewaarde die beleggers in Amerikaanse en Europese ondernemingen ontlenen aan actieve belastinglatenties.

 Onderzoek naar de invloed van de wijzigingen in fiscale wet- en regelgeving en de gevolgen hiervan op de informatiewaarde voor beleggers ten aanzien van actieve belastinglatenties.

 Tot slot zou nader onderzoek kunnen worden verricht naar de informatiewaarde die beleggers halen uit het alsnog opvoeren danwel afboeken van actieve

H.J. Stroeve|S1385496 Pagina 54