• No results found

In dit hoofdstuk zal de koppeling worden gemaakt met de eerder gegeven literatuur en relevante bevindingen. Ook zullen enkele opvallende bevindingen worden besproken en geïnterpreteerd. De bevindingen zullen geanalyseerd worden in de volgorde waarin de interviews zijn afgenomen. Zo zal in paragraaf 5.1 eerst dieper worden ingegaan op de domeinen met bijbehorende factoren en zal in paragraaf 5.2 de 30%-regeling aan bod komen.

5.1 De domeinen met bijbehorende factoren

Opvallend is dat de respondenten die jonger waren dan 30 jaar toen ze migreerden minder waarde hechten aan financiële prikkels dan de respondenten die ouder waren dan 30 jaar toen ze migreerden. Zo vonden de “jongere” respondenten voornamelijk de factor ‘het opdoen van internationale ervaring’ van belang en de factoren die vallen onder het domein kennisinfrastructuur (lees: de reputatie van de organisatie, de mogelijkheid om te werken met ware professionals en de binnen de organisatie beschikbare kennis). Deze kennismigranten waren jong toen ze migreerden en hadden weinig werkervaring opgebouwd in tegenstelling tot de oudere respondenten. De focus van de deze groep respondenten lag hierdoor meer op het vergaren van kennis en zichzelf ontwikkelen tot een ware professional. Daarnaast waren ze single en hadden ze geen kinderen waardoor ze enkel zichzelf moesten onderhouden. Hier kan worden aangesloten bij zowel Khoo, McDonald, Voigt-Graf en Hugo (2007) als Mahroum (2000). Zo vonden Khoo, McDonald, Voigt-Graf en Hugo (2007) dat het opdoen van internationale ervaring een belangrijke pullfactor was voor de kennismigranten. Mahroum (2000) benoemde dit niet als een pullfactor, maar vond dat kennismigranten, die werkzaam zijn als wetenschapper en onderzoeker, het voornamelijk van belang vinden om te kunnen werken op een prestigieuze locatie te midden van ware deskundigen. Het salaris wordt minder van belang gevonden. Ditzelfde lijkt ook op te gaan voor de groep jongere respondenten werkzaam binnen de financiële sector.

Zowel de groep van respondenten die ouder waren dan 30 jaar toen ze migreerden als de groep respondenten die jonger waren dan 30 jaar toen ze migreerden, hechten beide veel waarde aan de reputatie van de organisatie, de mogelijkheid om te werken met ware professionals en de kennis die beschikbaar is binnen de organisatie. Er wordt verwacht dat deze

factoren zo hoog scoren doordat alle respondenten werken voor een Amerikaanse vermogensbeheerder die internationaal goed bekend staat. Dit zal ook één van de redenen zijn waarom mensen daar willen werken. Ook hier kan deels worden aangesloten bij Mahroum (2000).

De meeste waarde hechten de respondenten die ouder waren dan 30 jaar toen ze migreerden echter aan het salaris. Dit kan verklaard worden doordat ze al jarenlange werkervaring hebben opgebouwd en ze zichzelf al hebben ontwikkeld tot een professional. Het bovenstaande komt overeen met de bevindingen van Gross en Schmitt (2006). Zij vonden dat enkel de hoogte van het salaris een behoorlijke voorspeller is van de instroom van kennismigranten. Hier kan direct worden aangesloten bij de economische literatuur waarin de hoogte van het salaris altijd gezien wordt als de belangrijkste factor om te migreren (Geis, Uebelmeisser & Werding, 2008; Khoo, Voigt-Graf & Hugo, 2007).

5.2 30%-regeling

Het is opvallend dat het salaris hoger scoort dan de Nederlandse belastingvoordelen, terwijl de kennismigranten dankzij de belastingvoordelen juist een hoger nettosalaris overhouden. Hierdoor kon er verwacht worden dat deze twee factoren dezelfde score zouden krijgen. Dit verschil kan echter verklaard worden doordat de 30%-regeling bij vier van de zeven respondenten vrijwel direct ter sprake kwam. Hierdoor zagen ze het wellicht niet als een los onderdeel maar als deel van het salaris. Daarnaast beoordeelden de respondenten die jonger waren dan 30 jaar toen ze migreerden de Nederlandse belastingvoordelen als neutraal, omdat ze hier niet van op de hoogte waren. Dit komt doordat ze minder belang hechten aan financiële prikkels, gezien de prioriteiten elders lagen.

Verder vertelden de respondenten die ouder waren dan 30 jaar toen ze migreerden dat ze niet naar Nederland waren gekomen wanneer ze de reguliere belastingtarieven hadden moeten betalen. Zo zijn ze niet enkel aan Nederland gebonden en zouden ze ook naar andere landen kunnen migreren waar de belastingtarieven lager zijn. Zo heeft de Amerikaanse vermogensbeheerder bijvoorbeeld ook verschillende vestigingen in Singapore en Amerika. In beide landen zijn de belastingtarieven lager dan in Nederland. Ook hier kan weer worden aangesloten bij de literatuur. Zo heeft een welvaartsstaat met hoge belastingen die een sterke herverdeling van inkomens teweeg brengt en de inkomensongelijkheid reduceert, een ontmoedigend effect op de kennismigranten (Chorny, Euwals & Folmer, 2007; Geis, Uebelmeisser & Werding, 2008; Boeri, Brücker, Docquier & Rapoport, 2012) .

Kijkend naar de looptijd van de 30%-regeling lijkt de kans te bestaan dat kennismigranten met gezinnen wellicht niet zo snel naar Nederland zouden migreren wanneer ze enkel vijf jaar gebruik kunnen maken van de 30%-regeling. Zo werd er meerdere malen aangegeven dat vijf jaar belastingvoordeel zou kunnen conflicteren met familieplannen. Dit zou erin kunnen resulteren dat Nederland nu mogelijk minder kennismigranten met gezinnen zal aantrekken.

Daarnaast vertelden merendeel van de respondenten dat het geen invloed op hun migratiebeslissing zou hebben gehad als ze van tevoren wisten dat ze enkel vijf jaar gebruik zouden mogen maken van de 30%-regeling Hier lijken ze zichzelf echter tegen te spreken, omdat merendeel van de respondenten aangaf Nederland wellicht te verlaten zodra de 30%regeling afloopt. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de looptijd van de 30%-regeling de kennismigranten in Nederland houdt. Hier kan worden aangesloten bij Mahroum (2000), aangezien het overheidsbeleid een bepaalde plek aantrekkelijk kan maken door het aanbieden van belastingvoordeel. Ook kan er worden aangesloten bij Chorny, Euwals en Folmer (2007), omdat zij vonden dat een welvaartsstaat een actief beleid zou moeten voeren om op die manier de mogelijke ontmoedigende gevolgen van de welvaartsstaat te beperken en om zo meer kennismigranten aan te kunnen trekken.

Tenslotte werd vermeld dat Nederland door het inkorten van de 30%-regeling mogelijk minder aantrekkelijk voor de kennismigranten wordt. Waar andere landen nu juist meer moeite doen om de kennismigranten aan te trekken (door o.a. Brexit), lijkt Nederland het tegenovergestelde te doen. Daarnaast gaven enkele respondenten aan dat het inkorten van de 30%-regeling (met deels terugwerkende kracht) ook de geloofwaardigheid van de Nederlandse overheid aantast. Kennismigranten zullen huiverig worden om naar Nederland te komen, gezien de regeling wellicht nogmaals met terugwerkende kracht ingekort kan worden. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de concurrentiepositie van Nederland, ten opzichte van andere landen, mogelijk afneemt. Hierdoor kan het zijn dat kennismigranten niet meer zo snel naar Nederland zullen migreren, waardoor de stroom aan kennismigranten zal afnemen.

GERELATEERDE DOCUMENTEN