• No results found

Alternatieve grondstoffen

In document pdf bestandMDO Jaarverslag 2011 (7.31 MB) (pagina 104-107)

6 Vergelijking aanbod- versus verbruikzijde

6.3 Alternatieve grondstoffen

6.3.1 Bouw- en sloopafval

De enige erkende certificatie-instellingen in Vlaan-deren voor bouw- en sloopafval zijn COPRO en CER-TIPRO. De gegevens van de enquêteresultaten werden dan ook zowel langs aanbod- als langs verbruikzijde opgehoogd aan de hand van de COPRO- en CERTIPRO-gegevens zodat het opgehoogd resultaat voor wat be-treft levering en verbruik in Vlaanderen langs beide zij-des overeenkomt.

In tabel 99 worden de resultaten weergegeven per type granulaat. Het verschil tussen 11.301.831 ton en 10.861.540, zijnde ruim 440 kton is te wijten aan afzet door producenten en handelaren buiten Vlaanderen.

Tabel 99: Leveringen en inzet per type granulaat van B&S-afval

In tabel 100 wordt de vergelijking weergegeven in functie van leveringen (aanbodzijde) en aankopen (ver-bruikzijde). Hierbij is de levering van producenten bui-ten Vlaanderen weggelabui-ten zodat aanbod en verbruik overeenkomen.

Tabel 100: Vergelijking aanbod- en verbruikzijde van bouw-en sloopafval in 2010

Aanbodzijde B&S afval Hoeveelheid

aanbod in ton Hoeveelheid

vraag in ton Verbruikzijde B&Safval

Producenten: levering aan verbruikers 4.837.905 1.357.933 Verbruikers: aangekocht van producen-ten

Handelaren: levering aan verbruikers nvt* 106.265 Verbruikers: aangekocht van handelaren Producenten: levering aan zichzelf

(m.a.w. eigen productie) 3.799.409 9.385.819 Verbruikers: inzet eigen productie Som (totale levering aan verbruiker) 8.637.314 10.850.017 Som (inzet grondstoffen afkomstig

van producenten en handelaren) Producenten: levering aan handelaren 21.932

Producenten: levering aan overige

afnemers 2.200.985

Producenten: levering aan onbekend 2.000

11.523 Verbruikers: import van buiten Vlaan-deren

Som (totale leveringen B&S afval

door producenten in Vlaanderen) 10.862.231 10.861.540 Som (totale inzet B&S afval door verbruikers)

* Er is voor gekozen om aan de aanbodkant enkel de leveringen van producenten op te hogen. Daarom is er geen getal beschikbaar voor levering van handelaren. Zie voor verdere uitleg paragraaf 4.3.3.

Uit tabel 100 blijkt dat verbruikers (die tevens produ-centen zijn) meer dan 9 Mton uit eigen productie in-zetten. Ofwel 86,5% van het totaal. Wanneer we de hoeveelheden die de producenten aan zichzelf leveren (aan aanbodzijde ongeveer 3,8 Mton) optellen bij wat

ze geleverd hebben (ongeveer 7 Mton) komen we op een vergelijkbaar totaal van 10,8 Mton.

Wanneer we echter de totale geleverde hoeveelheid van 7 Mton langs de aanbodzijde vergelijken met wat de verbruikers aangeven wat ze aangekocht hebben bij producenten en handelaren (verbruikzijde) komen we maar aan 1,5 Mton. Althans een deel van de verklaring voor deze discrepantie kan liggen in wat een producent verstaat, en dus invult in de enquête, onder ‘inzet eigen productie’ en wat een mobiele breker verstaat onder

‘levering’. Zo kan een bedrijf betonpuin laten breken op zijn bedrijfsterrein door een mobiele breker. Dit bedrijf kan deze hoeveelheden dan invullen bij ‘eigen produc-tie’. De mobiele breker kan dezelfde hoeveelheden ech-ter inech-terpreech-teren als levering aan verbruiker. De hoe-veelheid gecertificeerde granulaten die door mobiele brekers op een niet vaste locatie gebroken wordt be-draagt 1.370 kton (COPRO 2010). Deze verklaring kan dus niet het volledige verschil van 7 Mton en 1,5 Mton verklaren.

Conclusie:

Afgaande op tabel 100 wordt de totale inzet aan bouw- en sloopafval in Vlaanderen door de werkgroep MDO vastgesteld op 10,86 Mton.

zet afgetrokken. Zo werd bijvoorbeeld geen rekening gehouden met AVI-vliegassen die ingezet werden ter vervanging van kalk (gezien dit geen Vlaamse primaire delfstof is).

Wanneer een alternatieve grondstof rechtstreeks door een verbruiker geïmporteerd werd, werd deze hoeveel-heid bij de gegevens van de aanbodkant geteld.

Voor de alternatieve grondstoffen keramiek, mijn-steen, papiervezel, slib van natuursteenbewerking en andere alternatieve grondstoffen zijn enkel gegevens van de verbruikzijde beschikbaar.

In onderstaande tabel wordt een overzicht van de inzet gegeven.

Tabel 101: Inzet overige alternatieve grondstoffen (ex-clusief uitgegraven bodem en baggerspecie) in Vlaanderen in 2010

Uitgedrukt in Kton Inzet Overige alternatieve grondstoffen

Slakken van de ferro-industrie 270,0 Slakken van de non-ferro-industrie 281,0 Slib van natuursteenbewerking 19,0

Andere 74,5

Totaal 1.317

6.3.2 Overige alternatieven

Voor de overige alternatieven werd geen vergelijking gemaakt zoals bij de primaire delfstoffen en bouw- en sloopafval. Er werd voor deze grondstoffen gekozen voor de aanbodzijde.

Deze cijfers worden door de werkgroep MDO betrouw-baarder ingeschat dan deze van verbruikers omdat ze minder opgehoogd zijn. Bovendien werd voor de in-schatting van het verbruik door de aannemerij, anders dan bij de delfstoffen en B&S afval, gebruik gemaakt van cijfers van de aanbodzijde. De resultaten van de verbruikzijde zijn dus deels gebaseerd op de aanbod-zijde. Tenslotte is het zo dat bedrijven het verbruik van bepaalde alternatieven niet altijd melden.

Bij de resultaten van de aanbodzijde zoals beschreven in paragraaf 4.5.4 werden evenwel de geëxporteerde hoeveelheden en de hoeveelheden die niet ter vervan-ging van een Vlaamse primaire delfstof werden

inge-Conclusie:

De werkgroep MDO stelt de totale inzet aan overige alternatieven (zonder uit-gegraven bodem en bagger-specie) vast op 1,32 Mton.

6.3.3 Uitgegraven bodem en baggerspecie

De vergelijking van de vraag-en aanbodzijde met be-trekking tot uitgegraven bodem en baggerspecie is niet gemaakt. De reden hiervoor is dat er door de verbrui-kerssectoren weinig inzet en door de producenten- en handelarensectoren (vanwege het niet bevragen van de aannemerij) weinig aanbod van uitgegraven bodem/

baggerspecie gemeld is. We gaan in het con-clusiehoofdstuk daarom uit van de cijfers van vzw Grondbank en vzw Grondwijzer voor uit-gegraven bodem (exclusief voor de keramische sector, waarvoor de enquêteresultaten worden gebruikt) en van de cijfers van de waterwegbe-heerders voor baggerspecie.

Conclusie

De werkgroep MDO stelt de inzet van uitge-graven bodem vast op 17,89 Mton en van bag-gerspecie op 2,17 Mton.

In document pdf bestandMDO Jaarverslag 2011 (7.31 MB) (pagina 104-107)