• No results found

Algemene Economie aan de KUB

Berry de Beer

*

1.1 INLEIDING

In deze korte bijdrage wil ik de invloed van Theo van de Klundert op het onderwijsprogramma Algemene Economie aan de economische faculteit (FEW) in Tilburg beschrijven. De relevante periode 1964-2000 heb ik zelf bij toeval in totaliteit meegemaakt. In 1964 begon ik mijn studie economie aan de Katholieke Hogeschool en het eerste college economie kreeg ik van de net benoemde hoogleraar Van de Klundert. In een volle zaal in gebouw A kregen de eerstejaars studenten college met als leidraad “Handboek van de Economie” van onze zuiderbuur M.A.G. van Meerhaeghe.

Het was nog de tijd dat:

- studenten massaal opstonden als de hoogleraar binnenkwam; - hoogleraren veelal de colleges begonnen met gebed;

- de propedeuse-examens voor alle vakken in een korte periode in mei afgenomen werden; wel waren er regelmatig herkansingen;

- de resultaten vaak een slachting te zien gaven: zes, negen dan wel twaalf maanden werden gul uitgedeeld, d.w.z. dat herkansing - voor alle vakken wel te verstaan, ook voor die waarvoor al een voldoende was behaald -eerst na die termijn mogelijk was;

- ouderejaars studenten met kennelijk plezier de gecumuleerd uitgedeelde jaren bijhielden.

Omdat ik na mijn benoeming in 1970 als assistent bij Van de Klundert vooral bij het propedeuse-onderwijs betrokken ben geweest zal ik mijn aandacht

grotendeels op de propedeuse richten, maar enige aandacht voor het kandidaats- en doctoraal onderwijs zal er ook zijn.

1.2 DE PROPEDEUSE

De gehele periode overziend zijn er enkele opmerkelijke trends.

! Perioden met vooral dictaten en dan weer handboeken wisselen elkaar af. ! Terwijl in de beginperiode vooral met Nederlandse literatuur wordt

gewerkt, staan er vanaf het eind van de jaren 80 vooral Engelstalige boeken op de literatuurlijst.

! Perioden met “hardcore” onderwijs met veel aandacht voor analyse en “tools” worden regelmatig onderbroken door perioden met meer nadruk op maatschappelijke relevantie en minder tools (eind jaren 60 en jaren 70) en meer vaardigheden (eind jaren 90).

1.2.1 De jaren 60

In 1964 maakte de bekende D.B.J. Schouten in de propedeuse plaats voor zijn zojuist benoemde leerling Van de Klundert. Al snel bleek dat een zeer goed in de internationale literatuur ingewijde hoogleraar een grote toegevoegde waarde voor het economie-onderwijs aan onze faculteit zou gaan betekenen.

Na een korte periode met als verplichte stof het reeds vermelde boek van Van Meerhaeghe en de beruchte appendix 1 van “Exacte Economie” van Schouten (voor vele studenten was voor bestudering en begrip hiervan het dictaat “Schellekens” onontbeerlijk) begon Van de Klundert samen met zijn assistenten Rob de Groof en Henk Klok te werken aan zijn eigen handboek “Grondslagen van de Economische Analyse”. Geïnspireerd door Henderson en Quandt’s Microecomic Theory en Bailey’s National Income and the

Price Level kwam er misschien wel het eerste Nederlandstalige handboek

tot stand dat nauw aansloot bij actuele inzichten in de algemeen-economische theorie. Het boek was nogal compact geschreven en de studenten van de Katholieke Hogeschool, maar zeker ook de studenten MO Staathuishoudkunde, voor wie het boek verplichte literatuur was, hadden hier hun handen vol aan. In 1968 verscheen het voor het eerst op de literatuurlijst voor de propedeuse. Echter niet voor lang. De mede door de studentenbeweging in Parijs in gang gezette democratiseringsbeweging werd in Nederland als eerste door maatschappijkritische studenten in Tilburg opgepikt.

De verandering van de vermolmde instituten ging hen niet snel genoeg. Een onbezonnen actie van een van de curatoren was voldoende om de vlam

in de pan te doen slaan en succesvol op te roepen tot bezetting van de Hogeschool. Boven de ingang van gebouw A werd door een groep kritische studenten de naam Katholieke Hogeschool vervangen door “Karl Marx Universiteit ”.

Het onderwijsprogramma economie maakte in 1969 een grote omslag. Massale hoorcolleges maakten plaats voor werkcolleges in kleine groepen. Syllabi met wat meer aandacht voor alternatieve theorieën namen de plaats in van de gevestigde boeken. Deze eerstejaars gingen hun studie in onder de naam “Syllabus-boys”.

1.2.2 De jaren 70

Ook in het collegejaar 1970/1971 werd het propedeuse-onderwijs zonder de massale hoorcolleges afgewerkt. De onverwacht grote toestroom van nieuwe economie-studenten en het bestaande systeem van kleine werkgroepen noopten de faculteit op korte termijn drie nieuwe medewerkers aan te trekken. Naast collega’s Peter Keijzers en Henk Peer werd ondergetekende in september 1970 (één week in het bezit van het doctoraal-diploma) voor de leeuwen (groepen) gegooid en mocht aan de hand van het door Van de Klundert in de Verenigde Staten ontdekte boek van Heinz Kohler (“ The science of scarcity” ) de studenten de nodige kennis bijbrengen. In groepjes van drie moesten de zogeheten “Kohler-kids” ook een of twee werkstukken produceren. De beste bijdragen werden naderhand gebundeld. Voor zover ik mij kan herinneren had deze selectie werkstukken een heel behoorlijk niveau. In 1972 stond “Grondslagen van de economische analyse” weer op de literatuurlijst. Maar wel voor de laatste keer. In de tussentijd immers was het idee gerijpt om het boek op te splitsen in een geactualiseerd macro- en boek. Van de Klundert en de Groof schreven “Inleiding tot de micro-economische theorie: prijsvorming en allocatie”. Naast winstmaximalisatie werd ook aandacht geschonken aan de doelstelling inkomensmaximalisatie per hoofd van de werkende beroepsbevolking (arbeiderszelfbestuur). Consequent werd onderscheid gemaakt tussen discrete- en continue technologie. Daarnaast leerden de studenten partieel - en algemeen evenwicht goed van elkaar te scheiden, maar ook met elkaar in verband te brengen. Door de studenten werden de hoofdstukken over het algemene evenwicht als tamelijk lastig gezien. In een eerste hoofdstuk over die materie werd het algemeen evenwicht in een systeem zonder markten beschreven: “Optimale allocatie van schaarse factoren”. Voor als het ware een centraal geleide economie werd op basis van door een centrale planautoriteit vastgestelde schaduwprijzen voor eindproducten een zo hoog mogelijke waarde van het nationaal product bepaald. In het laatste hoofdstuk van het boek stond het algemene evenwicht voor een kapitalistische volkshuishouding centraal.

Klok en de Beer schreven het boek: “Inleiding tot de macro-economische theorie”. Hierin werd, voortbordurend op “Grondslagen”, eerst aandacht geschonken aan de nationale rekeningen en de kringloop. Dit gedeelte diende als het ware als referentiehoofdstuk. In de volgende hoofdstukken werd via de methode van de afwisselende abstractie het Keynesiaanse model voor de macro-economie uit de doeken gedaan. Naast de statica was er ook aandacht voor de dynamica.

Beide boeken kregen in de zeventiger jaren een herdruk en bleven als hoofdtekst dan wel als gedeeltelijk aanvullende literatuur tot midden jaren 80 op de lijst staan.

In de tussentijd waren de POLEK studenten (Politieke ekonomie) er, mede via de weg van de democratische besluitvorming, uiteindelijk (1978) in geslaagd het vak PEMO door de faculteitsraad als nieuw vak in te laten stellen. Hoogleraar Glombowski heeft het vak een tiental jaren gedoceerd. De belangstelling nam na een vrij intensieve beginperiode geleidelijk af en het vak is uiteindelijk een zachte dood gestorven.

Onze vakgroep heeft natuurlijk wel geleerd van de gebeurtenissen in deze zeventiger jaren. Naast de bestaande neo-klassiek getinte literatuur was er duidelijk behoefte aan wat anders. De vakgroep speelde hier als volgt op in: studenten moesten casu quo konden als additionele literatuur onder meer be-studeren:

S Andriessen, Miedema, Oort en de Ridder: De sociaal-economische besturing van Nederland

S Hartog: Wegen naar welzijn, vergelijking van economische stelsels S Wilczinski: Socialistische economie

S Heertje: De magische vijfhoek

S Heilbronner: De ontwikkeling van de economische samenleving S Grossman: Economische stelsels

1.2.3 De jaren 80

In deze periode blijft “ Inleiding tot de micro-economische theorie “ van Van de Klundert en de Groof tot 1987 op de lijst. Voor macro-economie wordt voornamelijk gebruik gemaakt van eigen dictaten. Achteraf kan geconstateerd worden dat er voor macro blijkbaar geen geschikt bevonden actuele Nederlandstalige boeken op de markt waren en dat onze staf (en de studenten) nog niet toe was aan een propedeuse literatuurlijst met Engelstalige handboeken. Dit veranderde in 1988. Voor het eerst sinds 1970 (Kohler) komt er weer een handboek uit de Verenigde Staten op de lijst. Voor macro-economie valt de keuze op een boek van Hall and Taylor (Stanford University): “Macro-economics: theory, performance and policy”.

Het door Robert Lucas en Thomas Sargent ontwikkelde idee “rational expectations” neemt een belangrijke plaats in het boek in. In diverse drukken blijft het boek tot en met 1991 in het propedeuse-onderwijs in gebruik.

Mede onder invloed van moderne ontwikkelingen in de economie-beoefening, met name de integratie van micro- en macro-economie, kwam er behoefte aan het doortrekken van het onderricht in de micro-economie naar de doctoraalfase van de studie. Hiermede was tevens de behoefte aan een verder reikend en moderner micro-economisch boek geschapen. Rond 1986 zette Van de Klundert daarom de lijnen van een nieuw micro-boek uit. Samen met co-auteur de Groof slaagde hij er in “ Keuze en Evenwicht: van micro- naar macro-economie “ in betrekkelijk korte tijd gestalte te geven. Van 1988 tot 1994 bleef het boek de micro-bijbel voor onze studenten. Vergeleken met de voorloper waren o.a. arbeiderszelfbestuur en centrale planeconomie geschrapt. Als nieuwe onderwerpen werden geïntroduceerd: het aanbod van arbeid, de niet-constante meeropbrengsten bij schaalvergroting, de intertemporele keuzeproblematiek en problemen van prijsinflexibiliteit. In het nieuwe boek lag, meer dan in het voorgaande, de nadruk op interdependenties tussen markten. Vooral daardoor kon de samen-hang tussen micro- en macro-economie goed duidelijk gemaakt worden.

1.2.4 De jaren 90

Voor de cursus macro-economie werd in de periode 1992-1996 gebruik gemaakt van het aantrekkelijke “Macroeconomics” van Mankiw. Het was een up-to-date boek met veel aanvullend ondersteunend materiaal voor zowel studenten als docenten. Het gaf de docenten, misschien zelfs beter dan in het verleden, de mogelijkheid de studenten in te wijden in de moderne macro-economie.

Voor de cursus micro-economie is in de periode 1994-1996 de keuze gevallen op “Microeconomics” van Katz en Rosen.

Van de Klundert heeft in de loop der jaren zijn onderwijsactiviteiten steeds meer geconcentreerd in de post-propedeusefase. Voor de propedeuse zorgde hij wel voor studiemateriaal in de vorm van bovenvermelde boeken van eigen hand. Verder gaf hij adviezen bij de keuze van de genoemde Engelstalige literatuur. Maar actief opereren in de propedeuse had eigenlijk vanaf het begin van de jaren 80 niet meer zo zijn interesse en het hoefde ook niet meer zo door de aanwezigheid van ervaren, zelfstandig opererende medewerkers/docenten.

Bovendien zagen wij allemaal een instroom van nieuwe studenten-generaties met een steeds hoger HBO-gehalte en dat was helemaal niets voor Van de Klundert. Aan de lunch en soms daarna in de frequente Warande-wandelingen werden indrukken uitgewisseld: een steeds grotere groep

studenten wil eigenlijk geen academische studie, maar kiest wel voor de academische titel en “ het grote geld”. Vandaar de in de loop der tijd steeds groter wordende belangstelling voor de bedrijfs-economische richting met een nadruk op marketing, markt-onderzoek en financiering. Van de Klundert introduceerde als eerste schertsenderwijs zijn “Van de Klundert norm”: van de eerstejaars economie kiest uiteindelijk maximaal 10% voor de doctoraal-richting algemene economie. Het heeft er de laatste jaren de schijn van dat het feitelijke percentage nog wat lager is.

Het management van de faculteit maakte zich ogenschijnlijk niet zo druk over het niveau van de opleiding. Voor het management waren rapporten van visitatie-commissies en Elsevier-enquêtes van groot belang. Bovendien moest voor de financiering van de ambitieuze plannen richting Nederlandse en daarna Europese top zowel de instroom van nieuwe studenten als de uitstroom van gediplomeerden op zo hoog mogelijk peil komen. Dit vormt mede de achtergrond voor de aanzienlijke veranderingen van met name de opzet van de studie in de basisfase vanaf 1997. Er werd een blokken-systeem van zes blokken van elk acht weken ingevoerd. De basisfase duurde dus nu 1,5 jaar en was daarmee losgekoppeld van de éénjarige propedeuse. Na die 1,5 jaar maken de studenten hun definitieve keuze voor de te volgen doctoraalrichting. De ambitie was hoog: meer zelfwerkzaamheid van studenten, meer integratie van vakken en meer accent op schriftelijke en mondelinge uitdrukkingsvaardigheid. In concreto impliceerde dit twee nieuwe cursussen: een nieuw inleidend vak dat algemene- en bedrijfs-economie geïntegreerd zou introduceren en een vak waarin veel nadruk op vaardigheden en integratie zou liggen. Dit vak staat in de studiegidsen vermeld als VIP (vaardigheden, integratie en praktijk). De tijd zal leren of deze keuze voor minder diepgang en meer vaardigheden een goede is geweest.

1.3 DE POST-PROPEDEUSE FASE

Zowel op basis van eigen ervaringen als na bestudering van oude studiegidsen is wel duidelijk dat Van de Klundert het merendeel van zijn onderwijsenergie in de post-propedeuse fase investeerde. Ton van Schaik was al deze jaren de collega die van meest nabij het onderwijs- en onderzoekproces in deze post-propedeuse-fase heeft gevolgd en er ook aan heeft bijgedragen.

De gehele periode doorlopend valt een aantal dingen op:

a. De doctoraal-colleges/seminars werden qua thema praktisch elk jaar weer geactualiseerd. Veel eigen artikelen en boeken kwamen hier mede uit voort.

b. De totale lijst van behandelde onderwerpen en de keuze van de literatuur toont Van de Klundert’s brede belangstelling en kennis van zaken. Hij had mijn inziens het vermogen om soms zeer lastige thema’s op precieze, elegante en ook vaak relativerende/ironische wijze te presenteren.

c. De indruk bestaat dat studenten in de “oer-periode’ vaak veel meer literatuur moesten bestuderen dan de latere generaties.

Als illustratie van deze laatste uitspraak geef ik hier de verplichte literatuurlijst voor de doctoraal-studenten in de algemeen economische richting van 1965 (met tussen haakjes de omvang in bladzijden):

S M. Bailey: National income and the price level (304) S M. Blaug: Economic theory in retrospect (752) S H. Johnson: Money, trade and economic growth (199) S Th. van de Klundert: Groei en inkomensverdeling (144) S W. Fellner: Trends and cycles in economic activity (421)

Eufemistisch gesproken zou heden ten dage een groot aantal studenten met zo een omvangrijke lijst niet erg blij zijn.

Terugkijkend op een periode van 30 jaar onderwijs denk ik te kunnen zeggen dat Van de Klundert door zeer veel studenten geapprecieerd is als een uitstekend docent. Met zijn precieze, licht ironische presentatie heeft hij talloze studenten ingewijd en verder gebracht in de economische wetenschap. Bijna altijd onverstoorbaar liet hij zich zelden van zijn a-propos brengen. Van de talloze anekdotes die over allerlei hoogleraren in de loop der tijd de ronde deden schiet mij er ook twee over Theo van de Klundert te binnen.

Medewerkers van Van de Klundert was het in de loop der tijd opgevallen dat hij steeds de overgebleven stompjes van potloden (zijn favoriete schrijfmateriaal) zorgvuldig bewaarde. Een van hen vroeg daarom eens naar de reden van deze merkwaardige gewoonte. Van de Klundert antwoordde onmiddellijk: “O, die bewaar ik voor het schrijven van de voetnoten”. De tweede anekdote speelt in het eerste semester van Van de Klundert’s eerste jaars als hoogleraar. Doctoraalstudenten konden het in een der eerste weken van september 1964 niet nalaten in de pauze een krantenknipsel op de katheder van de net begonnen hoogleraar te plaatsen waarin met grote koppen stond: “Goed debuut van Prof. van de Klundert”. Het toeval wilde dat in die week de net van de amateurs komende wielrenner Jacques van de Klundert zijn eerste beroepswedstrijd met succes voltooide. Het verhaal gaat dat Theo na de pauze het bericht las, ter zijde legde en onverstoorbaar het college vervolgde.

SUMMARY

Thirty-six years ago, Theo van de Klundert was appointed as Professor of Economics of Tilburg University. Van de Klundert was engaged in the writing of three textbooks, in which he proved his substantial didactic abilities. He also has continuously been involved in teaching, both to graduate students and undergratuate students at the department of Economics. In his eagerness to teach modern topics which took a central place in economic literature, he used to change his courses rapidly for especially the graduate students. Generations of students will remember his accurate pleasant teaching. We will remember him as an inspiring and humorous “boss”.

* Katholieke Universiteit Brabant, professor of economics, participates in the working comitee “Economics and Christian tradition” with Theo van de Klundert as a chairman. He published with him on Christian tradition and neo-classical economics. The author would like to thank Jan Boone, Patrick Francois, George Gelauff, Johan Graafland, and Jeroen van de Ven for helpful comments on an earlier draft.

32