hand te verspreiden, (natuurlijk aan familieleden en vrienden) of ... nooit eenig portret
te laten maken, en met stille trom aan de vergetelheid prijs te worden gegeven; en
ik kwam na rijpelijk nadenken tot de conclusie mij bij het eerste te bepalen. – Ik liet
alzoo eenige dozijnen portretten maken, omdat ik nog al een uitgebreide familie en
een massa vrienden heb, en ... in betrekkelijk korten tijd ... als ik mijn eigen portret
eens zou willen bekijken moest ik maar voor den spiegel gaan staan, want ik had ze
allen, met die bewuste milde hand, tot op één na, het laatste exemplaar, weggegeven;
waarvoor ik echter een kostbare collectie portretten had teruggekregen; dus ook ik
heb een album met de prachtigste voorraad portretten die men zich maar bedenken
kan!
Neen maar U moet U per gelegenheid daar maar eens van komen overtuigen ... of
... neen, doe het eigenlijk
maar liever niet ... want een ezel stoot zich nooit tweemaal aan denzelfden steen ...
en dan zou dat misschien met mij wel het geval zijn. – U zult vragen waarom? dat
zal ik U eens even meêdeelen ... Dat ik getrouwd ben, en mijn vrouw óók, en dat wij
samen de noodige kinderen hebben, behoef ik U niet te vertellen, dat zult U wel
weten, ... maar wat U niet kunt weten, is; ... dat zij mij zooeven, aardig in het zonnetje
gezet hebben!... Ja, daar ben ik toch wel zoo nuchter ingeloopen als een pasgeboren
kind! – Zooals ik U reeds gezegd heb, bezit ik een album, met een collectie portretten
om te watertanden, en ... heb daar een aardigheid mede bedacht, dat is ... om elk
portret een nummer te geven – bekijkt men dan de portretten, en ik zit aan het andere
eind van de tafel, dan behoeft men mij het nummer maar te noemen, en ik zeg hun
direct, wiens portret het is, en ... voor zoover het mij gepast voorkomt, van A tot Z,
de daarmede verbonden bizonderheden ... Mijn huisgenooten weten dat, en wanneer
er nu of dan eens visite is ... gaat de voorstelling in volle werking! – De laatste keer
echter onderging mijn programma een kleine wijziging; dat wil zeggen ... ‘de visite’
bekeek wel de portretten, maar men vroeg mij niets en beoordeelde ze zelf; ... ‘Chut,’
zegt de vriendin van mijn oudste dochter, ‘wie is dat? – Wat komt mij die mijnheer
bekend voor ...’
‘Hé,’ zegt nu de mama van die vriendin, ... ‘ken je die niet meer? – dat is de
beminde van Suzanna uit de Draaisteeg! – Wat? – dien stijven, houten klaas? – die
lid van de jongelingsvereeniging is?... ‘Foei kind! dat moet je nou niet zeggen, want
het is wel een braven jongen; hij is al acht jaar op een eerlijke manier met
Suzanna aan het verkeeren, en ...’ ‘Nou,’ zegt een neefje, een jongmensch van 18
jaar, ‘nou, die stiekemers hebben ze achter de ellebogen!... ik heb verleden een vuile
partij biljart met hem gespeeld; hij gaf mij 35 punten voor, en ik zat er nog in! –
(rust) ik zei niets, maar ik dacht ... O, dat's nummer 3!’ (rust) ‘Ach, dàt is een lief
smoeltje, wie is dat?’ – Een dame, van de ‘visite’ kent haar ... en zegt tamelijk
gemelijk ... ‘ja he?’ Wat kunnen portretten een mensch fletteeren! – ‘Is zij dan niet
zoo lief? – niet zoo lief, als zij hier uitziet?’ ‘Kind ken je haar niet? – Zij is aan het
verkeeren met dien dikken spekslager van het sleepersvessie!’ – ‘O,’ zegt een jonge
zuster van de bewuste pikante ouwe vrijster ... ‘bedoel je die aardige jongen, waar
jij zoo'n idee in had?’
‘Houdt je mond, schaap! ik moet niets van dat gevrij hebben, dan had ik wel andere
porturen kunnen doen! – Maar al spreek je haar nu vóór, omdat zij vroeger je vriendin
is geweest, ik houd vol, dit portret is gefletteerd! want ze is zoo pokdalig als een
spons!’ – (rust). Dat is nummer 5! – dacht ik ... en ... het was zoo!
Nou beginnen zij No. 7 te bekijken; – dat merk ik direct ... want eerst hoor ik een
beetje gechiechel en dan komt er een uitroep: ‘Chut, kijk eens! – net een clown! –
Ja, en kan je nu begrijpen dat dat jonge mensch een goede positie heeft vergooid om
aan het tooneel verbonden te worden? – Enfin, hij heeft het dóórgezet, maar hij wordt
toch niemendal, want al is hij nu een zoon van een Architect en een protégé van de
directie ... hij praat krom! – hij kan de 1 niet uitspreken; de ‘l’ spreekt hij uit als ‘ng’
en toen hij dus in een drama moest zeggen: ‘Liever dood, dan zulk een slavenleven
te
lijden,’ brulde hij: ‘ngiever dood dan zungk een sngavengeven te ngijden!’ ... (lacht
de visite na) ha! ha! ha! – dat was iets voor de jeugd!... en men gaat over tot een
ander portret ... maar hier wordt de zaak eenigszins politiek! – Zij hebben dan ook
nummer elf te pakken! (zich herstellende) Niet dat nummer elf als nummer politiek
is, maar het toeval wil, hij was in mijn album aan de beurt, dus mijnheer trof
doodeenvoudig nummer elf! – maar ... wie is dat nou?... ja ... als ik u dat vertelde,
ik wil natuurlijk niet indiscreet zijn, het is ten minste toch een goede kennis ... en ...
de man heeft mij, persoonlijk nooit eenig leed gedaan; ... maar, wat ik dáárvan hoorde!
dat was in orde!
U moet weten, dat die bewuste ouwe vrijster, u weet wel! die dien dikken spekslager
niet krijgen kon, omdat hij meer zin hadt in die bewuste pokdalige ... ik zeg, die
bewuste ouwe vrijster, is bij al haar gebreken, toch nog een volbloed Oranje gezinde!
– en, o God! toen zij nummer elf zag, hadt je het lieve leventje gaande! –‘Ja!’ brult
zij, ‘dat mispunt ken ik; – dat is den dieë, die alle menschen tegen het huis van Oranje
ophitst! – en werkstaking aanraadt, maar als de opgeruide werklui, bij hem aan zijn
villa om onderstand komen, dan gaat hij naar het buitenland.’ – (rust) Nou, ik dacht:
nummer elf kan het daar voorloopig wel mee doen, – en ... zand daarover!... pardon,
dat wil zeggen, niet over nummer elf, maar over die beschouwing! – Maar nou ...
nou volgt iets anders.
In document
Willem van Zuylen, Laatste voordrachten van Willem van Zuylen · dbnl
(pagina 101-104)