• No results found

Afweging van positieve en negatieve effecten en conclusie

In document AMM evaluatie vaste telefonie 2002 (pagina 47-52)

173. In deze paragraaf zal het college de positieve en negatieve effecten afwegen en beoordelen of een aanwijzing van KPN de beoogde doelen dient. Het college weegt daarbij de verwachte positieve effecten af te wegen tegen de verwachte negatieve effecten.

174. Het college is van oordeel dat het verwachte negatieve effecten van de non-discriminatieplicht in relatie tot het stimuleren van concurrentie relatief gering is en relatief veel minder zwaar weegt dan de verwachte positieve effecten. Het college is van oordeel dat alle verplichtingen noodzakelijk zijn om de huidige concurrentie te waarborgen, verder concurrentie te ontwikkelen en eindgebruikers te beschermen tegen te hoge tarieven.

175. Op grond van de beoordeling van de verwachte effecten in het licht van de beoogde doelen, is het college van oordeel dat de aanwijzing redelijkerwijs tot het daarmee beoogde doel zal leiden, zodat de aanwijzing niet alleen ingevolge de wet moet plaatsvinden, maar bovendien ook de aan de wet ten grondslag liggende doelstelling zal dienen.

39 Tariefregulering voor retail-telefonie is gebaseerd op Fully Allocated Cost principe en price cap-regulering. Wholesale tariefregulering is gebaseerd op Embedded Direct Cost (EDC) principe en rendementsregulering.

8 Eindconclusie

176. Het college is van oordeel dat KPN aanmerkelijke marktmacht heeft op de markt van vaste openbare telefonie. Derhalve ziet het college geen aanleiding om de bestaande aanwijzing van KPN niet in stand te laten.

HET COLLEGE VAN DE ONAFHANKELIJKE POST EN TELECOMMUNICATIE AUTORITEIT,

9 Vertrouwelijke gegevens – alleen voor OPTA/college

177. Dit hoofdstuk bevat vertrouwelijke gegevens die alleen beschikbaar zijn voor OPTA en het college. In deze versie zijn deze gegevens verwijderd en zijn alleen de bijschriften van de tabellen en figuren opgenomen.

Tabel 12. Respondenten (41 aanbieders) die omzet rapporteerden in de markt voor vaste telefonie met hun marktaandeel op de retail-markt (retail-markt omzet betreft zowel aansluiting als verkeer). Bron: OPTA AMM-onderzoek.

Figuur 7. Marktaandelen op de totale retail markt voor vaste telefonie, met uitzondering van marktaandeel KPN (85%) en Planet Media Group (1%). Bron: OPTA AMM-onderzoek.

10 Vertrouwelijke gegevens – alleen voor OPTA/college en KPN

178. Dit hoofdstuk bevat vertrouwelijke gegevens die alleen beschikbaar zijn voor OPTA, het college en KPN. In deze versie zijn deze gegevens verwijderd en zijn alleen de bijschriften van de tabellen en figuren opgenomen.

Tabel 13. Marktomvang, HHI en marktaandeel van KPN per kwartaal over de onderzoeksperiode. Bron: OPTA AMM-onderzoek.

Tabel 14. Verkeersdiensten opgesplitst naar verschillende segmenten. Bron: OPTA AMM-onderzoek.

Tabel 15. Aantalaansluitingen, HHI en aandeel aansluitingen van KPN. Bron: OPTA AMM-onderzoek.

Tabel 16. Marktaandeel KPN, concentratiegraad (HHI) en omvang per markt/segment

op basis van cijfers 1e kwartaal 2002. Niet-vertrouwelijke versie opgenomen als Tabel 2 op pagina 12. Bron: OPTA AMM-onderzoek.

11 Beschrijving en toelichting van uitzonderingscriteria

11.1 Algemeen

179. Een groot deel van de uitzonderingscriteria zijn zogenaamde structuurvariabelen. Dat wil zeggen deze variabelen zeggen iets over de structuur van de markt en niet per definitie iets over het gedrag van de aanbieders (waaronder de eventuele aanbieder(s) met AMM). Structuurvariabelen worden soms wel bepaald door het gedrag van de aanbieders, maar dit is niet noodzakelijk. Het college wil benadrukken dat structuurvariabelen die niet worden beïnvloed door de aanbieder die mogelijk AMM heeft, wel een indicatie kunnen zijn van de mate van marktmacht die een dergelijke aanbieder heeft.

180. Ter illustratie een voorbeeld. De telecommunicatiemarkt wordt in zijn algemeenheid gekenmerkt door hoge investeringen die na toetreding grotendeels kunnen worden beschouwd als verzonken kosten. Dit vormt een toetredingsdrempel tot de telecommunicatiemarkt die grotendeels inherent is aan de eigenschappen van de markt en de daarin gebruikte techniek. In zijn algemeenheid worden deze grote investeringen niet veroorzaakt door de in de markt actieve aanbieders.40 Deze investeringen

(toetredingsbarrières) beïnvloeden echter wel de mate van concurrentie in de markt in negatieve zin. Daaruit vloeit voort dat de marktmacht van alle in de markt actieve aanbieders wordt vergroot. En daaruit vloeit voort dat de marktmacht van een eventuele aanbieder met AMM wordt vergroot.

11.2 Aantal concurrenten

181. De definitie van dit criterium spreekt voor zich: het gaat hier om het aantal aanbieders dat actief is (omzet heeft) in de markt. Het aantal concurrenten heeft een positieve invloed op de mate van

concurrentie op de markt en is daarmee een indicator voor de mate van concurrentie in een markt. Belangrijker dan het aantal concurrenten echter is de combinatie van het aantal en de omvang van de concurrenten. Deze combinatie komt tot uitdrukking in de concentratiegraad van een markt, hetgeen een separaat criterium is.

11.3 Concentratie

182. De concentratie van de markt zegt iets over zowel het aantal als de grootte van de aanbieders in de markt. Een markt met veel kleine aanbieders is ongeconcentreerd. Een markt met een beperkt aantal grote spelers is een geconcentreerde markt. Een hoge concentratiegraad heeft een negatieve invloed op de mate van concurrentie in een markt en daarmee met de marktmacht van de aanbieders in die markt. Een belangrijke oorzaak daarvan is dat marktconcentratie resulteert in betere mogelijkheden en een daardoor hogere kans op, al dan niet afgestemd, parallel gedrag (met name in prijsstelling). Als

40 In de markt actieve aanbieders kunnen de hoogte van de toetredingsinvesteringen wel deels beïnvloeden door bijvoorbeeld veel geld uit te geven aan marketing en daardoor toetreders ook te dwingen om veel geld aan marketing uit te geven.

meeteenheid voor de concentratie van een markt wordt meestal de Herfindahl-Hirshman-Index (HHI) gebruikt. De HHI is de som van de gekwadrateerde marktaandelen van alle op de markt aanwezige bedrijven. Over het algemeen wordt er van uitgegaan dat bij een HHI van minder dan 1.000 sprake is van een ongeconcentreerde markt, tussen 1.000 en 1.800 van een matig geconcentreerde markt en boven de 1.800 van een geconcentreerde markt.

11.4 Toetredingsbarrières

183. Synoniemen: toetredingsbelemmeringen, toegangsbelemmeringen, entreebarrières, toetredingsdrempels, barriers to entry.

Toetredingsbarrieres zijn zaken die het potentiële concurrenten moeilijk maken om tot een markt toe te treden en die daardoor een negatieve invloed hebben op de kans dat nieuwe concurrenten toetreden. Een lagere kans op toetreding vergroot de marktmacht van de aanbieders die actief zijn op de markt.

184. Enkele klassieke toetredingsbarrières zijn:41

· Schaalvoordelen (economies of scale). Afnemende kosten per eenheid indien het absolute afgezette volume in een periode toeneemt.

· Productdifferentiatie. Is ook opgenomen als separaat criterium

· Hoge investeringen om toe te treden. Met name als sprake is van verzonken kosten (sunk costs) kosten die na toetreding niet meer kunnen worden voorkomen).

· Overstapdrempels (switching costs). Is ook opgenomen als separaat criterium. · Toegang tot distributienetwerk.

· Kostenvoordelen onafhankelijk van schaal (van de bestaande aanbieders). · Wetgeving.

185. Opgemerkt wordt dat niet alle redenen om niet tot een markt toe te treden kunnen worden beschouwd als toetredingsbarrières. Zo kan een hoge mate van concurrentie - en bijbehorend laag verwachtbaar winstniveau – een reden zijn om niet toe te treden. Dit feit is echter geen

toetredingsbarrière.

11.5 Uittredingsbarrières

186. Uittredingsbarrières zijn zaken die aanbieders weerhouden om met hun activiteiten te stoppen (de markt te verlaten) indien zij dat in beginsel wel zouden willen. Bijvoorbeeld omdat de activiteiten (resultaat na afschrijvingen) verliesgevend zijn. Uittredingsdrempels zorgen in beginsel voor meer concurrentie in een markt omdat aanbieders die willen uittreden, toch in de markt blijven en daar

verliesgevend42 (dus onder integrale kostprijs) diensten blijven aanbieden. Echter, uittredingsdrempels werken ook weer als toetredingsdrempels en in die hoedanigheid resulteren zij in minder toetreding. 11.6 Overstapdrempels

187. Synoniem: switching costs.

Overstapdrempels zijn zaken die afnemers weerhouden om over te stappen naar een andere aanbieder indien die afnemers in een denkbeeldige situatie waarin zij geen bestaande aanbieder zouden hebben, voor een andere aanbieder zouden kiezen.

188. Overstapdrempels verkleinen de mate waarin afnemers overstappen naar andere aanbieders en daarmee de mate van concurrentie van de markt. Daarmee vergroten overstapdrempels de macht van alle aanbieders in een markt. Zij zeggen dus iets over de markt en daarmee ook over de macht van de

aanbieders die mogelijk aanmerkelijke marktmacht hebben. Indien er speciale overstapdrempels zijn voor het overschakelen van een bepaalde aanbieder (X) naar een andere aanbieder (Y), dan zegt dan vergroot dat specifiek de macht van aanbieder X.

Transparantie als overstapdrempel

189. Een lage transparantie van de markt resulteert erin dat gebruikers geen goed overzicht hebben van de verschillende voorwaarden en tarieven die aanbieders hanteren. Een dergelijke situatie zal er toe leiden dat minder gebruikers overstappen. Een lage transparantie kan dus worden beschouwd als een overstapdrempel.

In document AMM evaluatie vaste telefonie 2002 (pagina 47-52)