• No results found

Afsluitende opmerkingen over Scharmer

Scharmers theorie is een samenhangende theorie. Het is in verband gebracht met allerlei organisatietheorieën, met de praktijk van organisaties én is door andere organisatietheoretici ondersteund. Wanneer we naar normatieve professionalisering kijken, zien we dat Theory U ruimte geeft voor veel modus 3 aspecten. Ook is het helder wanneer we welke methodiek kunnen gebruiken om verder in het U proces te komen. Theory U verbindt drie verschillende intelligenties met elkaar (IQ, EQ en SQ) die volgens mij van enorm groot belang is voor het praktisch maken van normatieve professionalisering. Bestaanskennis kan niet los gezien worden van ‘open mind’, ‘open heart’ en ‘open will’. Deze samenhang laat zien waar we nog verder in kunnen leren. Theory U laat zien hoe we gevoeligheden, zingeving, werken van uit diepere aspecten van het (mens)zijn, en tal van andere zaken, ingezet kunnen worden voor organisatorische belangen. Scharmer weet veel van zijn ideeën te visualiseren in zijn afbeeldingen. Hierdoor is het toegankelijk en zichtbaar waar we wanneer in het U proces zitten. Ook sluit Scharmer zijn ogen niet voor allerlei negatieve aspecten zoals negatieve U processen, ‘vijanden’ of weerstanden die we moeten overwinnen en tal van andere zaken. Theory U is in methodologisch opzicht zeer rijk en kan het formele kader van normatieve professionalisering tastbaar en voelbaar maken. En in die zin is Theory U een verdieping van normatieve professionalisering. Naast al de positieve aspecten van deze theorie zijn er ook aspecten waar Theory U aan voorbij gaat.

Wanneer we naar Scharmers theorie kijken zien we al een aantal dingen waar Scharmer geen nadrukkelijke aandacht voor gegeven heeft. Een van deze zaken zijn normatieve vraagstukken zoals we dat binnen normatieve professionalisering tegen komen. Een ander aspect is een duidelijke visie op politiek handelen en machtsprocessen. Tijdens mijn eerste stage (bij Aricia), werd het mij pas na het schrijven van het verslag helder waarom een communicatie- ideologie niet voldoende is voor het humaniseren van organisaties. In mijn tweede stage ging ik nadrukkelijk werken met Hetebrijs visie op machtsprocessen. Deze scherpe analytische methode zou wat mij betreft in verband met Scharmers Theory U gebracht moeten worden. Maar ook wanneer we kijken naar een inhoudelijke claim die Scharmer maakt, namelijk dat zijn kader integraal is en voortbouwt op het kader van Wilber, zullen we zien dat hij een aantal aspecten niet en niet goed naar voren laat komen bij zijn Theory U. Aspecten van het

53 gedachtegoed dat ik op mijn eerste stage tegen kwam zijn goed aan bod gekomen in Theory U. Eerst wil ik onderzoeken in hoeverre Scharmer in de woorden van Wilber integraal genoemd kan worden en in hoeverre het kader van Scharmer sterker gemaakt kan worden. Daarna wil ik het perspectief van Martin Hetebrij over het politieke handelen voor

organisaties hier nog aan verbinden. Vervolgens wil ik deze discussie (Scharmer-Wilber- Hetebrij) situeren binnen het gedachtegoed van normatieve professionalisering. Als slot wil ik nog kort mijn twee stages en het gedachtegoed wat met elk van deze stages verbonden was relateren aan wat de revue gepasseerd heeft.

Scharmer leunt op het onderscheid van Wilber, namelijk die van bewustzijnsstaten en ontwikkelingsstadia. Toch doet Scharmer niks met de ontwikkelingsstadia die bij Wilbers integrale kader van essentieel belang zijn. Wanneer we naar organisaties kijken zouden we naast persoonlijke ontwikkelingsstadia ook naar collectieve ontwikkelingsstadia moeten kijken. Immers een hoger groepsniveau kan er voor zorgen dat de processen van Theory U makkelijker concreet en werkzaam zijn binnen organisaties.

Ook zegt Scharmer dat hij gebruik maakt van een eerste, tweede en derde persoonsvisie. Echter het blijft bij hem steken op deze woorden. Hij noemt de woorden fenomenologie en hermeneutiek, maar diept deze begrippen niet verder uit. Ook is Scharmer, ten op zichtte van Wilber onvoldoende bewust van differentiatieprocessen en verdere vormen van integratie. Zowel persoonlijk als collectief. Wilbers Theory U is ook niet ingebed in een historisch kader, zoals dat bij Wilber wel het geval is.

Doordat Scharmer gebruikt maakt van het tweeledige onderscheid van David Bohm, namelijk de geëxpliciteerde werkelijkheid en de impliciete orde, is hij, waar Wilber anderen vaker van beschuldigd heeft (Wilber [red], 1982) zich niet bewust van de zogenaamde pre/transfallacy. Hij heeft niet voldoende oog voor het Wilberiaanse onderscheid tussen prerationaliteit, rationaliteit en transrationaliteit. Het gevaar is volgens Wilber dat er dan sprake kan zijn van reductie van de subjectieve en intersubjectieve binnen en tussenwerelden. Rationaliteit en trans- of postrationaliteit zijn voor Wilber belangrijke voorwaarden voor diepe en zinvolle vormen van de leefwereld. De kolonialisering van de leefwereld, of het leven in Platland, zoals Wilber wil, blijft dan een gegeven. Wilber gaf in het door hem geredigeerde boek: The Holographic Paradigm, and other paradoxes, als enige kritiek op David Bohms holografische theorie. Dit deed hij omdat deze theorie er voor kan zorgen dat er een subtiel reductionisme van de subjectieve en intersubjectieve wereld optreed die zowaar nog erger is omdat we hem niet zien en niet vermoeden.

54 Scharmer heeft in zijn werk ook niet voldoende oog gehad voor binnen en

buitenperspectieven. Wilber doet dat in zijn werk: ‘integrale spiritualiteit’ wel. Ik leg dit in het hoofdstuk over Wilber verder uit. Ook introduceert Wilber in dit boek een

gedifferentieerde vorm van persoonlijke ontwikkeling die hij samen laat komen in een psychograph.

Veel dingen die ik hier noem vragen om verklaringen en verdere uitleg. In de volgende paragraaf ga ik op al deze punten in.

Zoals we bij de inleiding van Scharmers boek hebben kunnen zien, is Scharmer een man die zich verbonden voelt met de problemen van hedendaagse organisaties en problemen op

wereldniveau. Hij zegt dat de wereld in een moeilijke situatie verkeert en dat er nieuwe wegen nodig zijn om de problemen die daar mee gepaard gaan aan te kunnen pakken. Deze noodzaak onderken ik volledig. Scharmer heeft zijn bijdrage gedaan om een theorie en een

methodologie te ontwikkelen. In dat opzicht is zijn perspectief één die zeer zeker een bijdrage kan leveren in de discussies rondom normatieve professionalisering. De vraag is natuurlijk of het verhaal van Scharmer klopt en of het proces van de ‘U’, ook daadwerkelijk werkt en gebruikt kan worden in het humaniseren van organisaties. Deze vraag kan ik hier niet volledig beantwoorden, aangezien ik het kader van Scharmer zou moeten toetsen. Wanneer ik vanuit mijn eigen achtergrond en opleidingen kijk (NLP, hypnose, opstellingen, onderzoek naar het sjamanisme in Zuid-Amerika, mijn stage bij Aricia en mijn eigen meditatieve praktijken), kan ik zeggen dat ik mij voor een heel groot gedeelte in het werk van Scharmer kan vinden. Het bijzondere van zijn kader is dat hij deze zaken ten opzichtte van elkaar weet te situeren en dat hij daarbij een koppeling maakt met processen van co-creatie. Vooral die koppeling is een die mij van waarde lijkt om verder te onderzoeken. Niet alleen met een ‘open mind’, maar om in Scharmers woorden te blijven ook met een ‘open heart’ en een ‘open will’. Kortom ik kan deze theorie alleen bevestigen op basis van mijn eigen ervaringen en met fenomenologische benaderingen. Voor de meer intersubjectieve aspecten moet ik bekennen dat ik Theory U nog moet toetsen. De samenhang die deze theorie heeft is naar mijn mening een die goed

doordacht is. Wel moet ik de theorie van Scharmer nog wel op het meest belangrijke punt toetsen, en dat is in de praktijk. Daarvoor zou verder onderzoek een vereiste zijn.

Het kader van Scharmer brengt zogezegd veel thema’s en aspecten samen en is in

samenwerking met Jaworski, Senge en Sue-Flowers tot stand gekomen. Dit geeft aan dat zijn theorie zich weet te verhouden tot ideeën, theorieën en modellen uit de organisatiekunde.

55 De drie intelligenties zoals Scharmer ze onderscheid zijn van waarde, al vraag ik mij af of deze drie intelligenties in de praktijk wel van elkaar te scheiden zijn. Wellicht dat ook dit onderscheid, zoals we bij Wilber nog zullen zien, voornamelijk cognitief moeten zien en dat we Theory U kunnen gebruiken als kaart cq map en dat we in de praktijk dingen niet zo gemakkelijk van elkaar kunnen scheiden.

Zelf vind ik het mooi dat Scharmer een onderscheid maakt in diepere en vlakkere ‘U processen’. Dit maakt zijn zogenoemde kaart/map bruikbaarder. Terug denkend aan vele aspecten in mijn eerste stage, heb ik het vermoeden dat Theory U een mooi kader had kunnen zijn om beter te weten wanneer je wat nu precies doet.

Scharmers visie is in essentie een zeer positieve visie, maar hij kan niet het verwijt krijgen dat Maslow wel kreeg. Namelijk Scharmer richt zich ook op negatieve aspecten zoals, obstakels, innerlijke vijanden en negatieve ‘U processen’. Scharmer laat zien hoe we een aantal plekken der moeite kunnen betreden, zowel in als tussen mensen.

Zijn multiple focus, naar bijvoorbeeld, resultaten, processen en ‘the blank canvas’ is erg mooi streven. Hoewel deze ‘blank canvas’ niet echt te bewijzen is, behalve wanneer we David Bohm’s ‘Wholeness and implicate order’ serieus nemen. De theorie van Bohm is overigens wel een natuurkundige theorie en kan niet zomaar overgenomen worden door sociale wetenschappen, ook al denkt Scharmer daar anders over. Deze valkuil zijn bijvoorbeeld Zukav en Capra wel in gevallen. Binnen de organisatiekunde zijn andere regels en krachtenvelden die bepalen of een theorie, idee of beeldspraak van relevante waarde is.

Scharmer laat mijns inziens zien hoe het concept van David Bohm toch in relatie gebracht kan worden met allerlei organisatietheorieën.

Ook is het erg interessant dat Scharmer deze drie niveaus van waarnemen gekoppeld heeft aan twaalf managementfuncties. Jammer is wel dat hij het machtsaspect hierbij niet als

managerstaak heeft opgenomen. Mijns inziens zou hij hier ook moeite mee krijgen omdat macht niet zozeer ergens emergeert, maar eerder een radicale andere inzet heeft. Ik vermoed dat in het gebruik van Theory U, toch nadelige gevolgen zullen zijn wanneer de machts- en politieke aspecten genegeerd blijven.

Ik denk dat Scharmers Theory U ook daadwerkelijk een bijdrage kan leveren aan de intentie van mijn onderzoeksvraag, namelijk dat het een concretisering van een deel van normatieve professionalisering in kan houden en dat het praktisch toepasbaar wordt. Theorie en

methodologie worden verenigd in zijn model. Scharmer beschrijft immers in vijf, zeven en vierentwintig stappen hoe zijn theorie als methodologie gebruikt kan worden.

56 Wel mist Theory U natuurlijk het perspectief van hoe om te gaan met verschillende normen. Wanneer we naar het punt van ‘presencing’ gaan, zal volgens mij blijken dat er nog steeds verschillende normen bestaan. Verschillen blijven bestaan, en om de praktijk, ook in

momenten dat er geen ‘U processen’, met daaraan gekoppelde bewustzijnsstaten plaatsvinden te kunnen verrijken vooral modus 3 kennis is het toch belangrijk om meer ruimte te maken voor bestaanskennis en ruimte voor waarden die meer thuis horen in een leefwereld of beter de subjectieve en intersubjectieve werelden. Scharmer mist wat mij betreft belangrijke aspecten van bestaanskennis die bijvoorbeeld deels wel bij het kader van normatieve

professionalisering terug komt en voor een deel bij het kader van Wilber terug te vinden zijn. Scharmer heeft, in tegenstelling tot bijvoorbeeld Wilber het aspect van actiewetenschappers omhelst, ik denk dat het de moeite waard is dat dit concept, (alhoewel ik er weinig meer over weet dan Scharmer er over vertelt) voor het kader van normatieve professionalisering te onderzoeken.

Boeiend is dat Scharmer, net als Kunneman over verschillende vormen van complexiteit spreekt. Beide doen dat op een andere wijze. Scharmer heeft het vooral over het punt waar volgens hem complexiteit uit emergeert. Ik denk dat het er van af hangt welke vorm van complexiteit Scharmer daar mee bedoelt. Ik denk dat het differentiatieproces, zoals we bij Davis en Wilber hadden kunnen zien, zo ver gedifferentieerd is dat er een wezenlijk onderscheid is tussen persoonlijke, interpersoonlijke en wetenschappelijke vormen

complexiteit. Scharmer mist bijvoorbeeld vormen van theoretische en metatheoretische van complexiteit. Hij mist ook zicht op praktische complexiteit en bestaanskennis complexiteit, zoals ik die geformuleerd heb in mijn probleemstelling en dus wel terug te vinden zijn in het denken over normatieve professionalisering. Scharmer heeft het wel over dynamische en sociale complexiteit en dat sociale complexiteit een diepere uitingsvorm is en dat de plaats waar complexiteit emergeert hierbij het diepste niveau is. Hoewel ik zelf voeling heb met de plek van emergentie is deze plaats in empirisch analytisch opzicht moeilijk te bewijzen. Normatieve professionalisering gaat volgens mij voor een groot deel over dynamische en sociale complexiteit zoals we die bij Scharmer tegen komen. Een interessant punt dat ik hier onder de aandacht wil brengen is dat Scharmer een mogelijke verdieping voor normatieve professionalisering aan lijkt te wijzen. We kunnen volgens hem nog een niveau dieper, en dat is het niveau waaruit de emergentie ontstaat. Deze bron zou er aan bij zou kunnen dragen dat gefragmenteerde hyperreflectie teruggedrongen zou kunnen worden. Dit zou kunnen doordat

57 de kern of beter de bron van binnenuit begrepen en gevoeld wordt en dat van uit een dieper niveau van verbinding met de bron zelfs nieuwe dingen kunnen emergeren die verder in het ‘U proces’ gebruikt kunnen worden in processen van co-creatie.

Het onderscheid van de drie vormen van complexiteit van Scharmer is vooral mooi omdat hij aangeeft wat we op welke stap zouden kunnen doen.

Samenvattend is Scharmer goed in het aanbieden van praktische methoden van communicatie en zingeving. Ook weet hij deze methoden in te zetten om in de juiste state of mind en/of bewustzijnsstaat te kunnen komen die uiteindelijk nodig is om diepe vormen van co-creatie te kunnen komen.

Wel mist Scharmer het zicht op persoonlijke en toch ook gedifferentieerde vormen van persoonlijke ontwikkelingsniveaus. Voor modus 3 kennis is het van belang dat deze persoonlijke ontwikkeling (in de context van organisaties) ook de omgang met macht een plaats geeft. Ik denk bijvoorbeeld het kunnen maken van coalities, het kunnen mobiliseren van macht en het kunnen bevorderen van allerlei leiderschapstaken. Ook mist hij een methode om het groeps/organisatieniveau te meten. Daarbij mist Scharmer het zicht op modus 2

aspecten en de modus 3 aspecten die in relatie staan tot modus 2 kennis. Ik denk bijvoorbeeld aan het morele adequate handelen, de verdeling van rechtvaardigheid, op gebalanceerde wijze technologische middelen in te kunnen zetten en bijvoorbeeld het kunnen hanteren van

verschillende onderzoekslijnen en de daaraan verbonden expertisevelden en kennisinhouden. Dit natuurlijk in verbinding met de daaraan verbonden verschillende perspectieven om mee en vanuit te kunnen reflecteren.

Na al deze aspecten van Scharmer onder de loep genomen te hebben is het tijd om te kijken hoe de voornaamste leemtes in zijn theorie opgevuld kunnen worden doormiddel van Ken Wilbers perspectief en daarna Martin Hetebrijs perspectief. We zijn al een stukje verder met het beantwoorden van de onderzoeksvraag. In het volgende hoofdstuk ga ik in op Ken Wilber en zal in de slotwoorden van dit volgende hoofdstuk verder gaan met het beantwoorden van de onderzoeksvaag.

58 4. Ken Wilbers integrale kader

4.1 Inleiding

Ken Wilber is een man met een bijzondere levensloop. Hij is een man die veel geprezen is voor zijn werk. Zijn boeken zijn goed verkochte werken die ook gelezen zijn door

hoogwaardigheidsbekleders in de VS, een aantal rocksterren maar ook wetenschappers zoals Varela, Scharmer en bijvoorbeeld de Nederlander André Klukhun. In de bijlage heb ik een korte biografie van Ken Wilber opgenomen. Ik ga hier verder met het gedachtegoed van Wilber en breng dit later in contact met Scharmer. Ik zal laten zien op welke manier het perspectief van Wilber, Theory U kan opruimen. Maar omgekeerd zal ik ook laten zien hoe Wilbers perspectief via Scharmer in relatie tot organisatietheorieën gezien kan worden en hoe Wilber aangevuld kan worden met wat Scharmer: ‘actiewetenschap’ noemt.