• No results found

Administratieve gegevens

In document Plangebied TNO-terrein Apeldoorn (pagina 6-12)

Plangebied: TNO-terrein Apeldoorn Plaats: Apeldoorn

Gemeente: Apeldoorn Provincie: Gelderland

Onderzoeksgebied: zuidwestelijk deel TNO-terrein Apeldoorn Centrumcoördinaten onderzoeksgebied: 194.120 / 465.979 ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer: 4544265100

Figuur 1. De ligging van het plangebied (rood omlijnd); inzet: ligging in Nederland (ster)

2 Voorgaand onderzoek

In februari en juli 2014 heeft in het plangebied archeologisch bureau- en inventariserend veldon-derzoek (verkennend booronveldon-derzoek) plaatsgevonden (Goossens, 2014). Onderstaande tekst is uit de rapportage van het bureauonderzoek overgenomen:

Het TNO-terrein ligt in een overgangszone van de oostelijke Veluwse stuwwal naar smeltwate r-afzettingen. Voor beide landschapstypen geldt een hoge archeologische verwachting. De relatief hooggelegen smetwaterafzettingen ten oosten daarvan hebben een middelmatige archeologische verwachting. Op basis van deze bevindingen is aan de westzijde van het plangebied een hoge archeologische verwachting toegekend. Voor de oostzijde is een middelmatige archeologische verwachting bepaald.

Uit inventarisatie van de bouwtekeningen en de resultaten van het booronderzoek bleek dat door het bouwrijp maken van het gebied en de bouw van de TNO -gebouwen het bodemprofiel in het grootste deel van het plangebied verstoord is tot in de C -horizont. Hier worden geen intacte ar-cheologische resten meer verwacht. Op basis van het onderzoek zijn twee zones geselecteerd waarbinnen nog wel archeologische resten kunnen voorkomen (bijlage 4).

De eerste zone betreft een zone met een intacte B-horizont in het zuidwesten van het plange-bied. Hier bevindt de top van de potentiële archeologische laag zich al op 30 cm -Mv. Daarom wordt bij bodemingrepen geadviseerd een karterend (en waarderend) proefsleuvenonderzoek uit te voeren. De tweede zone betreft een zone waarbinnen resten van herberg De Zwaan aang e-troffen kunnen worden. Geadviseerd wordt om hier de grondwerkzaamheden (bijvoorbeeld het uitgraven van de bouwputten) intensief archeologisch te begeleiden als deze dieper reiken dan 40 cm -Mv. Voor het overige deel van het plangebied wordt geen vervolgonderzoek ge adviseerd.

Hier is de bodem dusdanig verstoord dat er geen intacte archeologische resten meer verwacht worden.

Op 10 oktober 2014 hebben mw. M. Arkema en mw. M. Parlevliet namens de gemeente Ape l-doorn op grond van de resultaten van dit onderzoek het volgende selectiebesluit genomen: “Er wordt een archeologische begeleiding geadviseerd voor het deel van de herberg. Aangezien niet bekend is welke sporen van de herberg nog intact aanwezig zijn, is een proefsleuvenonderzoek beter op zijn plaats. Op deze wijze kunnen de eventuele resten van de herberg beter gekarteerd en gewaardeerd worden dan tijdens een archeologische begeleiding. Daarnaast is er op voo r-hand inzicht of er mogelijke gesloten contexten zoals waterputten of beerputten aanwezig zijn.

De kennis van de materiele cultuur uit de negentiende eeuw (en dan ook nog eens van een he r-berg!) is gering. Overige onderdelen selectieadvies (vrijgave en proefsleuven in zone 1) a k-koord.”

3 Doel van het onderzoek

Het waarderend onderzoek in de vorm van proefsleuven werd aanbevolen naar aanleiding van de resultaten van het bureauonderzoek en verkennend booronderzoek (zie hoofdstuk 2), met als doel het vaststellen van de archeologische waarde van het terrein c.q. de archeologische vin d-plaats. Op basis van bovengenoemd advies is in januari 2017 een PvE opgesteld (Hesseling 2017). Bij het opstellen van dit PvE is uitgegaan van de twee in hoofdstuk 2 genoemde zones, te weten het zuidwestelijke deel van het TNO-terrein en de locatie van de voormalige herberg De Zwaan in het oosten. Tijdens de voorbereiding voor het onderhavige onderzoek bleek dat tijdens de nieuwbouw er geen ontwikkeling plaats zou vinden op de laatste genoemde locatie (bijlage 1).

In overleg met de gemeente Apeldoorn is besloten dat verder archeologisch onderzoek binnen de meest oostelijke zone in het kader van het huidige project achterwege kan blijven (bijlage 3).

De archeologische verwachting voor deze zone is blijven staan.

Een andere wijziging vond plaats in het uiterste zuidwesten van het TNO -terrein waar drie proef-sleuven gepland stonden. Deze zijn op 22 mei komen te vervallen i.v.m. de aanwezigheid van bosschages. Volgens het huidige bouwplan zou geen verdere ontwikkeling plaatsvinden in deze zone. Bij nader inzien bleek dit deel toch ontwikkeld te worden en zijn de laatste drie proefsle u-ven op 5 december aangelegd. Beide wijzigingen t.o.v. het PvE zijn op 18 mei 2017 door mw. M.

Parlevliet schriftelijk bekrachtigd (bijlage 3).

Vraagstelling

De voornaamste vraag die het onderzoek dient te beantwoorden, betreft de aan- of afwezigheid van archeologische resten. Is er sprake van een vindplaats, is deze behoudenswaardig en zo ja, is het mogelijk om deze (binnen het bouwplan) duurzaam te behouden?

Onderzoeksvragen

In het Programma van Eisen (Hesseling, 2017) zijn onderzoeksvragen geformuleerd die door middel van het proefsleuvenonderzoek beantwoord dienen te worden:

1. In welke mate is de bodem in het plangebied verstoord?

2. Hoe is de bodemopbouw (laagopeenvolging en bodemhorizonten)? Welke lithogenetische eenheden en niveaus kunnen worden onderscheiden in het plangebied? Wat is hun aard en genese? Is er sprake van verstoring? Zijn er op ophogingen aanwezig?

3. Wat is de grondwaterstand ter plaatse?

4. Zijn er aanwijzingen voor een archeologische vindplaats?

5. Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig? Wat is de vondstdichtheid/ruimtelijke verspre i-ding? Hoe is de conserveringstoestand? Wat is de typologische datering?

6. Zijn archeologische grondsporen aanwezig? Zo ja, wat is hun aard, datering, diepteligging, kwaliteit (gaafheid en conservering) en ruimtelijke verspreiding?

7. Welke depositionele processen hebben tot de aangetroffen archeologische resten geleid?

8. Welke (post-)depositionele processen zijn in het plangebied te onderscheiden en in hoeverre hebben deze invloed gehad op de archeologische resten?

9. Zijn er aanwijzingen voor ambachtelijke activiteiten in het plangebied? Zo ja, wat was de aard en omvang van deze activiteiten op basis van de aangetroffen aanwijzingen?

10. Wat zegt de aangetroffen materiële cultuur over de bewoningsgeschiedenis van het plang e-bied (status van bewoners, activiteiten, handelsrelaties etc.)?

11. In hoeverre kunnen de bodemopbouw, het archeo -zoölogisch en het botanisch materiaal nieuwe inzichten verschaffen over het landschap in de verschillende perioden en de invloed van de mens hierin?

12. Is sprake van een behoudenswaardige vindplaats?

13. Indien geen archeologische resten worden aangetroffen, welke verklaring kan daarvoo r wor-den gegeven?

4 Methoden

Plaatsing, aantal en afmetingen

Binnen het onderzoeksgebied zijn elf proefsleuven aangelegd met een totale oppervlakte van 740 m2 (bijlage 2). De proefsleuven verschillen onderling in afmeting en zijn in verband met de civieltechnische inrichting van het terrein (na overleg met het bevoegd gezag) niet volgens het in het PvE voorgestelde puttenplan aangelegd. Het aantal onderzochte vierkante m eters is wel gelijk gebleven.

proefsleuf afmetingen oppervlakte (m2)

1 4 x 15 m 60

Tabel 1. Afmetingen en oppervlakte van de proefsleuven.

Afwijkingen ten opzichte van het PvE

Zoals in hoofdstuk 3 besproken is op 18 mei 2017 door mw. M. Parlevliet een wijziging voor het PvE opgesteld. Hierin wordt gesteld dat de oostelijke zone van het plangebied (herberg De Zwaan) niet verder onderzocht hoeft te worden, omdat hier geen civieltechnische ingrepen plaats vinden binnen het huidige bouwplan. Daarnaast konden de meest westelijk geplande sleuven niet aangelegd worden i.v.m. nog aanwezige bosschages. Deze sleuven zijn op 5 december alsnog aangelegd. In het PvE stonden zestien proefsleuven gepland met een totaal oppervlak van circa 1120 m2. Voor het zuidwestelijke deel ging het om twaalf proefsleuven met een opper-vlak van 720 m2. Door de bovengenoemde wijzigingen op het PvE zijn in het zuidwestelijke deel in totaal elf proefsleuven aangelegd met een gezamenlijke oppervlakte van 740 m2.

Opgravingsvlakken en profielen

In het PvE werd voor het zuidwestelijke deelgebied uitgegaan van het aanleggen van één vlak direct onder de bouwvoor (en eventuele B-horizont), in de top van de C-horizont, op een diepte van circa 30-50 cm. Binnen zes van de acht proefsleuven lag de top va n de C-horizont inderdaad op een diepte van circa 50 cm –Mv. In WP 4 en WP 5 lag de top van de intacte C-horizont op

een diepte van circa 1 m –Mv. Dit had te maken met een bodemverstoring door diepploegen tot circa 1 m –Mv. In WP 9 tot en met WP 11 lag de top van de C-horizont ook op circa 1 m –Mv.

Binnen deze drie laatstgenoemde proefsleuven bestond dit bovenste pakket uit een zeer hume u-ze laag met plasticresten.

Bemonstering

Omdat geen voor bemonstering relevante sporen werden aangetroffen, zijn geen monsters ge-nomen.

Afwerking en behandeling van sporen

De grondsporen en bodemlagen zijn beschreven in de RAAP-opgravingsdatabase Odile. Na inte-kening in het vlak zijn enkele representatieve grondsporen gecoupeerd en in profiel getekend (schaal 1:20). Tijdens de aanleg is gebruik gemaakt van een metaaldetector.

Figuur 2. Het aanleggen van WP 2 met behulp van de graafmachine. Foto gemaakt richting het zuiden.

5 Resultaten

In document Plangebied TNO-terrein Apeldoorn (pagina 6-12)

GERELATEERDE DOCUMENTEN