• No results found

Adaptatiestrategie voor natuur en opgaven voor beleid

Consequenties voor

7.2 Adaptatiestrategie voor natuur en opgaven voor beleid

ƒ Opgave internationale strategie: internationale klimaatcorridor

duin en kust met internationale aansluiting, gradiënten en natuurlijke processen en een internationale klimaatcorridor moeras waarin Nederland een belangrijk bolwerk is.

ƒ Opgave nationale strategie: maatregelen voor heide

concentreren in (grensoverschrijdende) clusters van ‘mozaïekgebieden’ en Nederlandse bossen ontwikkelen tot zijtakken van een Europese klimaatcorridor bos.

ƒ Voor kleinschalige natuurgebieden geldt een regionale

adaptatiestrategie.

Bij het uitvoeren van het huidige beleid is en blijft de natuur in Nederland kwetsbaar. Om het risico van biodiversiteitsverlies te verkleinen is een adaptatiestrategie nodig.

De voorgestelde adaptatiestrategie voor natuur vergroot het adaptief vermogen van ecosystemen en soorten en draagt daarmee bij aan de klimaatbestendigheid van de natuur. De adaptatiestrategie omvat het ontwikkelen van grote hete- rogene natuurgebieden met een goede ruimtelijke samen- hang en goede condities, en het daarbij gebruikmaken van natuurlijke dynamiek. Hiermee wordt ruimte geboden aan een hoge (functionele) biodiversiteit. Voor de uitgewerkte adaptatiestrategie voor de verschillende natuurtypen (zie de hoofdstukken 3 tot en met 6) geldt dat het accent ligt op het omgaan met veranderingen en onzekerheden en op de strategische doelen van het natuurbeleid. Dit heeft duidelijk consequenties voor het huidige natuurbeleid.

In deze paragraaf geven we een meer beleidsmatige samen- vatting van de strategieën, waarin de opgaven voor het beleid aan de orde komen.

7.2.1 Internationale adaptatiestrategie voor duin, kust en moeras

Opgave: internationale klimaatcorridor duin en kust en herstel van natuurlijke processen

Nederland vormt een belangrijke kern van een internationaal duin- en kustecosysteem. De ruimtelijke samenhang van het ecosysteem kan de migratie van soorten naar het noorden ondersteunen. Een groot deel van de duin- en kustgebieden is groot genoeg om effecten van klimaatverandering op te vangen. Alleen de Zeeuwse kust en delen van de Noord- en Zuid-Hollandse kust staan voor een grotere ruimtelijke opgave. Op basis van deze inzichten is gekozen voor een stra- tegie waarbij Nederland een belangrijke schakel vormt binnen de Europese adaptatie; deze strategie omvat het ontwikkelen

van een internationale klimaatcorridor voor duin en kust (figuur 7.2). De klimaatcorridor functioneert als zoekgebied waarbinnen maatregelen worden genomen om het adaptief vermogen van het duin- en kustecosysteem te vergroten. De belangrijkste maatregelen binnen de klimaatcorridor zijn bedoeld om de landschapsvormende processen te herstel- len, door ruimte te bieden aan natuurlijke dynamiek (figuur 3.2, pijler 3). Natuurlijke processen als sedimentatie en erosie bevorderen de heterogeniteit binnen het systeem (pijler 2). Ook is het binnen de klimaatcorridor nodig om duingebieden te vergroten en knelpunten voor verschuivende soorten weg te nemen (pijler 1).

Maatregelen voor de kustveiligheid zijn in het verleden ten koste gegaan van de natuurlijke dynamiek en natuurlijke processen, waardoor veel heterogeniteit van het systeem verloren is gegaan. Hierbij gaat het vooral om zoet-zoutgradi- enten en vroege successiestadia van de vegetatie. Volgens de huidige inzichten kunnen natuurlijke processen juist bijdragen aan de kustverdediging (Deltacommissie 2008). Het is van belang om deze natuurlijke processen te herstellen. Door zandsuppletie kunnen de natuurlijke processen worden gefa- ciliteerd. De voorgestelde techniek hiervoor is de aanleg van een zandeiland voor de kust, een zogenoemde zandmotor. Het Waddengebied vormt één geheel met Duitsland en Dene- marken. Langs de Belgische kust zijn de duinen sterk versnip- perd geraakt, maar zijn er wel mogelijkheden voor duinont- wikkeling. Mogelijk is de aanleg van een eiland voor de kust als zogenoemde zandmotor ook voor België een oplossing om de kust te beschermen tegen zeespiegelstijging en de ruimtelijke samenhang van het duinsysteem te verbeteren.

Opgave: internationale klimaatcorridor moeras als zoekgebied voor het nemen van adaptatiemaatregelen

De klimaatbestendigheid van moeras is beperkt. Als gevolg van klimaatverandering komt het duurzaam voorkomen van moeras sterker onder druk te staan. Omdat Nederland als laaglanddelta een relatief grote Europese verantwoordelijk- heid heeft voor moerasnatuur, is gekozen voor een inter- nationale strategie: het ontwikkelen van een internationale klimaatcorridor moeras waar Nederland deel van uitmaakt en waarbinnen het bijdraagt aan de Europese klimaatadaptatie voor moeras (figuur 7.2). De strategie van een klimaatcor- ridor houdt in dat adaptatiemaatregelen vrij geconcentreerd worden toegepast. Ze worden kosteneffectiever, omdat ze op de beste locaties worden ingezet en omdat ruimtelijk geconcentreerde maatregelen elkaar versterken. De klimaat- corridor moeras verbindt de Nederlandse moerasbolwerken onderling en met moerassen elders in Europa.

De klimaatcorridor functioneert als zoekgebied waarbinnen maatregelen worden genomen om het adaptief vermogen van moerasnatuur te vergroten. De eerste pijler is de ontwik- keling van een internationaal netwerk van moeras-ecosyste- men van voldoende omvang en samenhang (pijler 1). Daar- naast worden maatregelen genomen om de heterogeniteit en gradiënten binnen natuurgebieden en het omringende land- schap te vergroten (pijler 2). Ten slotte draagt het verbeteren van de standplaatscondities bij aan het adaptief vermogen, bij voorkeur door meer ruimte te geven aan landschapsvor- mende processen, bijvoorbeeld in het rivierengebied (pijler 3). De maatregelen vergroten het adaptief vermogen van het ecosysteem ter plaatse en bieden soorten tegelijkertijd

Adaptatiestrategie voor duin, kust en moeras

De ontwikkeling van een internationale corridor duin, kust en moeras en andere maatregelen als de aanleg van een  ‘zandmotor’ vergroten het adaptief vermogen van het ecosysteem. 

Consequenties voor natuurbeleid 99

de mogelijkheid om te migreren naar gunstige klimaatzones, wanneer het klimaat ongeschikt wordt.

Bij het realiseren van de klimaatcorridor moeras kan worden meegekoppeld met adaptatiemogelijkheden voor water- veiligheid. Vooral langs de grote rivieren maar ook in laag Nederland zijn er kansen om moerasnatuur te realiseren en natuurlijke dynamiek te bevorderen. Het aansluiten bij maat- regelen om het rivierengebied beter te beschermen tegen overstromingen (programma Ruimte voor de Rivier) biedt kansen voor natuur.

Voor de aansluiting van de nationale klimaatcorridor moeras op een Europese corridor bestaan verschillende mogelijkhe- den. Een verbinding naar het zuiden via het stroomgebied van de Schelde biedt grote kansen doordat de condities daar goed zijn; bovendien bestaan er al concrete plannen voor dit gebied. De stroomgebieden van de Rijn, Vecht, Reest en Ems verbinden de Nederlandse klimaatcorridor moeras met Duitsland.

7.2.2 Nationale adaptatiestrategie voor heide en bos Opgave: adaptatiemaatregelen concentreren binnen een viertal clusters van heidegebieden

In Nederland zijn de heiderestanten sterk versnipperd, op enkele clusters na. Dit geldt ook voor de omringende landen. Het verbeteren van de ruimtelijke samenhang op (inter)nati- onale schaal is daarom geen realistische optie. De verwachte veranderingen in standplaatscondities en soortensamenstel- ling als gevolg van klimaatverandering zijn relatief groot en lijken ongunstig voor hoogveen en gunstig voor droge heide.

Er is daarom gekozen voor een nationale strategie, met als centrale doelstelling het versterken van het adaptief vermo- gen in de vier Nederlandse clusters met een hoge dichtheid aan grote heidegebieden (zie figuur 7.3). Deze clusters dragen sterk bij aan het duurzaam voorkomen van heidesoorten in Nederland. De clusters functioneren als zoekgebied waarbin- nen maatregelen worden genomen om het adaptief vermo- gen van het heide-ecosysteem te vergroten. De belangrijkste pijler van de adaptatiestrategie voor heide is het ontwikkelen van een grotere heterogeniteit door natte heide, hoogveen en droge heide te beheren als mozaïeken met geleidelijke overgangen (figuur 3.2, pijler 2). Een ander aandachtspunt is het verbeteren van de ruimtelijke samenhang binnen de clusters, door gebieden te vergroten en met elkaar te verbin- den (pijler 1). Ook worden maatregelen voorgesteld om de standplaatscondities te verbeteren (pijler 3).

Een maatregel als het vergroten van de ruimtelijke samen- hang is deels grensoverschrijdend uitvoerbaar. Bijvoorbeeld met de heideterreinen in België, waardoor enige noord- waartse uitbreiding van soorten richting Nederland mogelijk zal zijn. Grootschalige heideontwikkeling in Frankrijk en België of actieve verspreiding met schaapskuddes of maaisel zou echter nodig zijn om migratie van soorten vanuit Midden- en Zuidwest-Europa richting Nederland mogelijk te maken. Deze heidegebieden liggen sterk geïsoleerd ten opzichte van de heidegebieden in Noord-Europa.

Opgave: Nederlandse bossen als zijtakken van Europese klimaatcorridor bos

De duurzaamheid van de Nederlandse bossen gaat achteruit doordat gebieden mogelijk te klein zijn om weersextremen op te vangen en ruimtelijke knelpunten het migreren van soorten

Adaptatiestrategie voor bos en heide

De nationale strategie voor bos en heide kent twee opgaven: de adaptatiemaatregelen voor heide concentreren  binnen (grensoverschrijdende) clusters van ‘mozaïekgebieden’ en Nederlandse bossen ontwikkelen tot zijtakken  van een Europese klimaatcorridor bos. 

verhinderen. De veranderingen in standplaatscondities lijken niet ingrijpend te zijn. De adaptatiestrategie richt zich daarom vooral op het vergroten van de ruimtelijke samenhang (pijler 1). De grote aaneengesloten bosgebieden liggen ten oosten van Nederland, terwijl de hoeveelheid bos naar het westen toe steeds sterker afneemt. Het ligt daarom niet voor de hand dat Nederland deel zal uitmaken van een Europese klimaat- corridor voor bossen. Voor de klimaatbestendigheid en het adaptief vermogen van de Nederlandse bossen is het echter wel belangrijk om aan te sluiten op de internationale klimaat- corridor. Soorten waarvoor het klimaat ongeschikt wordt, zullen op termijn uit Nederland verdwijnen. Via de internatio- nale klimaatcorridor kunnen ‘nieuwe soorten’ waarvoor het klimaat geschikt wordt, de Nederlandse bossen koloniseren, waardoor de functionele biodiversiteit op peil blijft. Adap- tatiemaatregelen worden efficiënter en effectiever als ze in een klimaatcorridor worden geconcentreerd: ze komen dan terecht op de beste locaties en zullen elkaars effecten versterken dankzij de relatief grote nabijheid.

Als adaptatiestrategie wordt daarom voorgesteld om de Nederlandse bossen te ontwikkelen als zijtakken van een Europese klimaatcorridor bos (zie figuur 7.3). Deze zijtakken functioneren als zoekgebied waarbinnen adaptatiemaatrege- len worden genomen en worden begrensd door gebieden die relatief veel bijdragen aan het duurzaam voorkomen van bos- soorten. De aansluiting op de grotere Europese bosgebieden vraagt nog een flinke inspanning. De meest kansrijke routes lopen door Limburg richting België en door Overijssel richting Duitsland.

7.2.3 Regionale adaptatiestrategie voor kleinschalige natuurgebieden

Regionale adaptatie is gericht op het klimaatbestendig maken van kleinschalige natuurgebieden. Het gaat hier veelal om een mozaïek van verschillende typen natuur in multifunctionele landschappen, vaak met een grote cultuurhistorische waarde, zoals de Achterhoek en Twente. Een regionale adaptatiestra- tegie, waarbij natuur onderdeel uitmaakt van een multifunc- tionele adaptatie, ligt dan voor de hand. Hierbij gaat het om de synergie tussen diverse functies, waar de natuur er één van is, naast bijvoorbeeld landbouw, waterregulatie, recre- atie en landschap. Natuuradaptatiemaatregelen hoeven daardoor niet per definitie tot meer aankoop van natuur en een uitbreiding van het natuurareaal te leiden. Zo is er in Groningen synergie tussen water- en natuuradaptatie. Het waterschap kan ruim 10 procent van de extra wateropgave voor klimaatverandering realiseren door een klimaatcorridor voor moeras en nat schaalgrasland aan te leggen via de voor natuur optimale routes (zie paragraaf 6.1). Met een combina- tie van water- en natuuradaptatie valt winst te behalen, en dit besef vergroot het draagvlak voor deze oplossingen en kan doorslaggevend zijn om ze te realiseren. In de westelijke veenweidengebieden is het ontwikkelen van moerasnatuur in de gebieden die het meest kwetsbaar zijn voor bodemda- ling de maatregel die helpt om zowel bodemdaling tegen te gaan als een klimaatbestendige moerasnatuur te ontwikkelen (zie paragraaf 6.2). Beeksystemen spelen een sleutelrol bij een geïntegreerde multifunctionele klimaatadaptatie van de hogere zandgronden. Beeksystemen bestaan uit een beek met omliggende typen natuur en vormen een fijnmazig

netwerk van natuurlijke groen-blauwe dooradering. Ze zijn bijvoorbeeld belangrijk voor het reguleren van de regionale waterhuishouding (zie paragraaf 6.3). Het herstel van natuur- lijke en stromende beeklopen kan bijdragen aan het opvan- gen van wateroverlast bij piekafvoeren. Een groter water- vasthoudend vermogen in de bovenlopen van beeksystemen komt de regionale waterhuishouding ten goede: er zullen dan minder watertekorten ontstaan gedurende droge periodes in de zomer. Dit voorkomt droogteschade in de landbouw en biedt bovenstrooms kansen voor natuurontwikkeling. Ook maatregelen in de omgeving van en tussen natuurgebie- den in multifunctionele zones kunnen effectief zijn. Maatre- gelen in de waterhuishouding en nutriëntenhuishouding van zogenoemde beïnvloedingsgebieden (gebieden die invloed hebben op natuurgebieden, zie Kuijpers-Linde et al. 2007) kunnen sterk bijdragen aan de condities in de natuurgebieden zelf. Het rendement van het natuurbeleid zal door deze ingre- pen toenemen, evenals de cultuurhistorische waarden van het landschap in de beïnvloedingszones. Het economische rendement van recreatie, zorgboerderijen, en dergelijke kan hierdoor groter worden.