• No results found

Aanwezigheid van de raadsman bij het verhoor en voorafgaande consultatie

In document Raadsman bij politieverhoor (pagina 71-75)

Het is van belang onderscheid te maken naar de wijzen waarop de raadsman bijstand kan verlenen binnen het experiment. Het uitgangspunt is dat de raadsman niet alleen aanwezig is tijdens het verhoor, maar ook dat hij voorafgaand aan het verhoor de verdachte adviseert. Adviseren en bijwonen van het verhoor zullen doorgaans dan ook samenvallen. Dit is echter niet bij alle verhoren het geval geweest. Soms was er bijstand tijdens het verhoor en geen voorafgaande consultatie, en soms was er consultatie en geen bijstand tijdens het verhoor. In dat licht, en omdat van beide vormen van bijstand afzonderlijk een effect kan uitgaan (daarover hoofdstuk 4 en 5) maken wij hier het onderscheid

tussen ‘aanwezigheid advocaat tijdens verhoor’ en ‘voorafgaand overleg’.128 Daar waar we beide categorieën samennemen, spreken we over ‘bijstand van de raadsman’. Ook tegen de achtergrond van de Salduz-rechtspraak is dit onderscheid relevant. Immers, op basis van die rechtspraak immers heeft de verdachte geen recht op bijstand tijdens het verhoor maar mag hij wel voorafgaand aan het verhoor met zijn raadsman spreken. Het belang van het beschrijven van de gang van zaken ten aanzien van consultatie en het constateren van eventuele effecten daarvan neemt daarom toe.

Zoals gezegd, zou in het licht van het uitgangspunt van het experiment in beginsel binnen de regio’s Amsterdam en Rotterdam bij alle verhoren een advocaat aanwezig moeten zijn geweest. Het is dan ook opvallend dat tabel 3.1 laat zien dat in de regio Amsterdam en de regio Rotterdam respectievelijk in 20.3% en 22.5% van de verhoren geen advocaat aanwezig was. Binnen de regio’s Den Haag en Midden- en West-Brabant, geldt juist dat er geen advocaten bij de verhoren aanwezig zijn. Dit laatste beeld wordt bevestigd in tabel 3.1 met dien verstande dat in Den Haag bij één verhoor een raadsman wel aanwezig is geweest, zij het niet vanaf de start van het verhoor.

Tabel 3.1 Aanwezigheid van de advocaat tijdens het verhoor uitgesplitst naar politieregio

Amsterdam Rotterdam Den Haag

Brabant

(M/W) Totaal

Niet aanwezig 20.3 (14) 22.5 (18) 92.3 (12) 100.0 (6) 29.8 (50)

Niet op tijd aanwezig 15.9 (11) 13.8 (11) 7.7 (1) 0.0 (0) 13.7 (23)

Aanwezig 63.8 (44) 63.8 (51) 0.0 (0) 0.0 (0) 56.5 (95)

Totaal 100.0 (69) 100.0 (80) 100.0 (13) 100.0 (6) 100.0 (168)

Noten: Percentages en aantallen verhoren tussen haakjes.

Niet in alle gevallen dat de raadsman bij het verhoor aanwezig is geweest, heeft hij voorafgaand met de verdachte gesproken. Dat was bijvoorbeeld het geval als de raadsman te laat aanwezig was (zie daarover hierna paragraaf 3.3). In totaal gaat het in Rotterdam en Amsterdam om 13 verhoren waarbij de raadsman tijdens het verhoor aanwezig was maar niet voorafgaand met de verdachte heeft gesproken. Ook kwam het voor dat de raadsman niet bij het verhoor aanwezig was, maar wel voor het verhoor met de verdachte heeft gesproken. Dat was in Rotterdam en Amsterdam in 13 verhoren het geval. Tabel 3.2 laat voorts zien in

128 Gezien het aantal waarnemingen is een onderverdeling naar meer categorieën waarbij ook onderscheid wordt gemaakt tussen ‘overleg en niet aanwezig’ en ‘geen overleg en wel aanwezig’ niet mogelijk.

hoeveel verhoren er in totaal sprake is geweest van consultatie voorafgaand aan het verhoor.129 De gevolgen van de Salduz-jurisprudentie kunnen daar ook in worden waargenomen. In de regio’s Den Haag en Brabant zijn verdachten van moord- en doodslagzaken zeven respectievelijk twee keer in de gelegenheid gesteld voor het verhoor hun advocaat te raadplegen.

Tabel 3.2 Voorafgaand overleg tussen advocaat en verdachte uitgesplitst naar politieregio

Amsterdam Rotterdam Den Haag

Brabant

(M/W) Totaal

Geen overleg 20.3 (14) 22.5 (18) 45.2 (6) 66.7 (4) 25.0 (42)

Overleg 79.7 (55) 77.5 (62) 53.8 (7) 33.3 (2) 75.0 (126)

Totaal 100.0 (69) 100.0 (80) 100.0 (13) 100.0 (6) 100.0 (168)

Noten: Percentages en aantallen verhoren tussen haakjes.

3.3 Wachttijden

Zoals in hoofdstuk 2 al is opgemerkt is het protocol erop gericht de opsporing zo min mogelijk te hinderen. Wat betreft de aanloop naar het verhoor en de toelating van de raadsman tot het verhoor komt dat naar voren uit de volgende onderdelen van het protocol. Tussen de melding aan de piketcentrale en de aanvang van het verhoor moet minimaal 30 minuten worden gewacht. Haalt de raadsman het niet om op tijd aanwezig te zijn dan kan de leider van het rechercheteam bepalen dat de aanvang van het verhoor wordt opgeschort wanneer het belang van het onderzoek dat toelaat. Wanneer de raadsman tijdig verschijnt, krijgt hij 30 minuten om met de verdachte te overleggen. Als de raadsman niet op tijd aanwezig is, kan met het verhoor worden aangevangen en bepaalt de leider van het rechercheteam wanneer de advocaat wordt toegelaten en mag de advocaat in de tussentijd in de meekijkruimte plaatsnemen. Het verhoor wordt in die gevallen in beginsel ook niet onderbroken voor overleg tussen raadsman en verdachte.

Met deze strak geregelde gang van zaken blijkt in de praktijk soepel te worden omgegaan. In de eerste plaats betreft dat het half uur wachttijd. De vrees dat het minimum half uur ook een maximum half uur zou worden, blijkt ongegrond. Het algemene beeld is dat de starttijd van het verhoor wordt afgestemd met de advocaat, ook als dat wachttijden oplevert langer dan een half uur. Een advocaat zegt daarover:

‘(...) tenminste ik zei: ik zit vlakbij maar dat duurt drie uur voordat ik er ben. Toen zeiden ze: is geen probleem dan wachten we wel. Ze hebben keurig gewacht. Ik ben zeer tevreden.’ (Advocaat)

Op een bepaald moment in de looptijd van het experiment ontstonden vragen over de verhouding tussen de wachttijd binnen het experiment en de Salduz-wachttijd, die destijds vier uur bedroeg. Voor zover wij dat hebben kunnen vaststellen heeft dat echter, behalve onduidelijkheid en frustratie over de verplichting van zo lang wachten, geen grote problemen opgeleverd. In de meeste gevallen werd toch al langer gewacht dan een half uur en werd de wachttijd afgestemd met de advocaat.

Op het vele wachten, de logistieke problemen, en het niet zelf in de hand hebben van de start van het verhoor wordt wel behoorlijk gemopperd door de recherche, zo komt naar voren uit de interviews en de gesprekken die tijdens de observaties worden gevoerd met de recherchemensen in de regiekamer. Eén rechercheur noemt het experiment ‘een logistieke ramp’. Diezelfde frustratie kwam destijds naar voren uit het onderzoek bij de Engelse politie, zo bleek in hoofdstuk 2. Aan de andere kant ontstaat het beeld dat er wordt berust in de gang van zaken en er niet al te moeilijk wordt gedaan richting de advocaat.

‘Dan moet je wel een beetje coulant zijn als er een advocaat, ik noem maar even wat, van Arnhem hierheen moet komen. Dan kan je natuurlijk op je klompen aan voelen dat hij niet binnen een uur op de stoep kan staan.’ (Teamleider)

In tabel 3.1 hiervoor is opgenomen in hoeveel gevallen de advocaat te laat aanwezig was. Te laat is gedefinieerd als ‘niet op het afgesproken tijdstip’ en dus niet als ‘later dan een half uur na de melding’. Het blijk dat in Amsterdam de advocaat in zeventien procent van de verhoren niet op het afgesproken tijdstip aanwezig was. In Rotterdam is dat twaalf procent. In één van die Rotterdamse zaken is bij twee verhoren gestart zonder dat de advocaat aanwezig was maar werd het verhoor onderbroken om de advocaat toe te laten. Bij één van die verhoren heeft de advocaat ook de gelegenheid gehad om met de verdachte te overleggen. In de overige verhoren is op de advocaat gewacht.

De eerder genoemde soepelheid betreft in de tweede plaats de spreektijd die advocaat en verdachte zijn toebedeeld. In de meerderheid van de gevallen duurt het overleg inderdaad een minuut of 30. In enkele gevallen is dat driekwartier of een uur. Het algemene beeld dat de onderzoekers hebben is echter dat niet na 30 minuten op de deur van de overlegkamer wordt gebonsd maar dat in beginsel wordt meegegaan in de tijd die de advocaat neemt. Die soepelheid lijkt wel minder als er ook al op de advocaat is gewacht. Niettemin wordt het soepele beeld bevestigd in de interviews. Zo stelt een geïnterviewde advocate die in drie

zaken binnen het experiment verhoren heeft bijgewoond dat zij wel vaker langer dan een half uur spreektijd heeft gehad, en zegt weer een andere advocaat:

‘Maar met name het eerste gesprek, dan spreek ik al uit ervaring, kwartiertje of half uurtje vind ik heel weinig. Maar goed, ik heb dus de ervaring dat ze dat echt wel laten uitlopen en het niet zo is van: hé een kwartier. Ze zeggen gewoon roept u maar als u klaar bent.’ (Advocaat)

In document Raadsman bij politieverhoor (pagina 71-75)