• No results found

aanwezig is van toekomstige winstgevende transacties,

In document Lessen in marktwerking (pagina 59-62)

is het raadzaam om je

betrouwbaar op te stellen

alleen voordoen als je een goede reputatie hebt. Organisaties met een grote herkenbaarheid, een lange levensduur en een vooraf moeilijk in te schat-ten kwaliteit van het product, zoals financiële instellingen en politieke partijen, zijn voor hun succes voor een zeer groot deel afhankelijk van het hebben van een betrouwbaar imago.

Een tweede bron van prikkels dat het gedrag in een bepaalde richting stroomlijnt en zo voor vertrouwen zorgt, is het optreden van formele insti-tuties (kwadrant 4 in figuur 1). Het zijn vormen van Hobbes’ Leviathan die formele normen aan individuen oplegt. Het juridische systeem vormt de standaardoplossing voor vertrouwensproblemen tussen zakenpartners. De algemene manier van met elkaar omgaan is vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, terwijl specifieke afspraken tussen partijen, zoals opgetekend in een contract, bij niet-nakoming via de rechter kunnen worden afge-dwongen. Een tweede wijze is door het oprichten, vaak door de sector zelf, van overkoepelende organisaties die vertrouwenwekkende keurmerken of garanties verlenen, zoals in de reiswereld: reputatie gestold in een logo. Ook komt het voor dat er toezichthouders worden ingesteld, zoals op het gebied van de gezondheidszorg, de voedselvoorziening en de financiële

10. Vertrouwensgrondslag

Materieel / formeel Immaterieel / informeel

V ertrouwensniveau Extrinsiek Institutioneel 4. Institutioneel vertrouwen: formele normen, aansprakelijkheid, juridisch systeem, keurmer-ken, toezichthouders . Maatschappelijk vertrouwen: sociale normen, netwerken, reputatie, status Intrinsiek Individueel 1. Instrumenteel vertrouwen: ontbreken van nor-men, gecalculeerd eigen-belang, zakelijke reputatie 2. Sociaal vertrouwen: geïnternaliseerde nor-men, gevoelens, identificatie, satisficing, basisvertrouwen

sector. Via dit vertrouwen op formele instituties is het mogelijk om te ver-trouwen in (commerciële) partners en de gedragsrisico’s te ondervangen. Deze instituties kunnen overigens natuurlijk alleen hun werk doen als zij zelf (kunnen) worden vertrouwd. Ten aanzien van integriteit en deskun-digheid dienen zij daarom boven iedere twijfel verheven te zijn.

De discussie over het verdwijnende (maatschappelijke) vertrouwen speelt zich voornamelijk af in de rechterkolom van figuur 1. Het gaat hier om immateriële prikkels. Het gedrag wordt beïnvloed door impulsen die voortkomen uit geïnternaliseerde normen, gevoelens en emoties (kwa-drant 2 in figuur 1) of uit sociale druk (kwa(kwa-drant  in figuur 1). Een belang-rijke factor bij de eerste betreft het basisvertrouwen. Deze natuurlijke neiging om te vertrouwen, die onderdeel uitmaakt van de persoonlijk-heidsstructuur van mensen, wordt volgens de Engelse socioloog Giddens bepaald door het gevoel van bestaanszekerheid.10 Met name vroege ervaringen met het geven en krijgen van vertrouwen, bepalen de mate waarin een persoon de neiging ontwikkelt om anderen te vertrouwen en met onzekerheden om te gaan. Een tweede factor zijn allerlei psycholo-gische mechanismen die het mogelijk maken iemand te vertrouwen, ook als geen waterdichte inschatting van de betrouwbaarheid van de ander voorhanden is. (Het vertrouwen in de linkerkolom is er juist op gebaseerd dit ‘bewijsmateriaal’ sluitend te krijgen.) Het gaat daarbij om vormen van ‘satisficing’, waarbij actoren zuinig met informatie omspringen door niet verder te kijken dan een bevredigend aspiratieniveau,11 en het classifice-ren van mensen — typecasting12 — op basis van wat ze doen en hoe goed ze dat doen. Eerdere ervaringen met soortgelijke situaties spelen hierbij een grote rol. Bij bilaterale relaties leidt een voortdurende samenwerking tot steeds meer routinematig vertrouwen, waarbij de tolerantiegrenzen over wat nog als betrouwbaar gedrag wordt gezien, langzaam worden opge-rekt.1 De persoonlijke relatie en de persoonlijke vertrouwensband kunnen hechte vormen aannemen wanneer partners zich met elkaar gaan identifi-ceren.14 Hier ligt het risico van blind vertrouwen op de loer. Bij typecasting en identificatie is van belang in hoeverre de actoren hun gedrag laten lei-den door dezelfde geïnternaliseerde (waarlei-den en) normen.

Dat een norm is geïnternaliseerd, wil namelijk niet zeggen dat deze een strikt individueel karakter heeft. Geïnternaliseerde normen zijn vaak afgeleid van of zelfs identiek aan de maatschappelijke normen die gelden in de sociale groep waartoe men behoort, zoals het gezin, de familie, de buurt, de werkkring, de regio of het land (kwadrant  in figuur 1). Indi-viduen nemen normen over van rolmodellen uit hun omgeving, zoals ouders, leraren, vrienden en idolen. Hierbij speelt ook zelfattributie een rol. Dit psychologische fenomeen houdt in, dat als men zich volgens de

normen gaat gedragen die in een bepaalde omgeving gelden, men deze normen op den duur ook zelf gaat onderschrijven. De behoefte van de mens aan een coherente en heldere zelfinterpretatie wordt het eenvou-digst bevredigd door het eigen gedrag te verklaren uit de normen die men zelf aanhangt.15 Normconform gedrag leidt zo tot internalisering van de norm. Wanneer gedrag wordt bepaald door sociale prikkels van gemeenschappelijke informele normen, worden die op den duur

geïn-ternaliseerd, waardoor het onder-scheid tussen maatschappelijke en individuele normen verdwijnt.

Deze gemeenschappelijke normen zijn een belangrijke bouwsteen voor het (maatschap-pelijk) vertrouwen. Zij werken als standaarden voor het gedrag in de samenleving. Overeenkomstig de werking van standaarden in de fysieke wereld, verlagen deze standaarden de transactiekosten en wel die van het maatschappelijke verkeer. Gedeelde waarden en normen verminderen immers de onzekerheid en onvoorspelbaarheid van het gedrag, wat een positief effect heeft op het (maatschappelijk) vertrouwen. Hierbij speelt de homogeniteit van de heersende normen een minstens zo belangrijke rol als de mate waarin zij inhoudelijk volgens economische of ethische maatstaven goed zijn. De reactie van de groep, die gedrag kan bestraffen of belonen en zo prikkels geeft voor de naleving van de norm, hangt immers af van de mate waarin de groep de norm onderschrijft en naleeft. Deze in-formele normen zijn op te vatten als een impliciet, sociaal contract tussen de burgers hoe men zich in de maatschappij dient te gedragen.

Hier nauw bij aansluitend zijn de ideeën van Putnam, dat vertrouwen voor een groot deel wordt gecreëerd binnen netwerken (verenigingen, clubs, samenwerkingsverbanden, handelsnetwerken), waar de binnen het netwerk opgedane ervaringen met het vertrouwen van ‘vreemden’ (men-sen buiten de directe familie of clan) positieve overloopeffecten heeft op het vertrouwen van vreemden buiten dit netwerk.16 Olson is op dit punt een contraire mening toegedaan.17 In zijn visie leiden netwerkvorming en de daarbij behorende groepsbinding voornamelijk tot voordelen voor de groepsleden met negatieve effecten voor iedereen daarbuiten. Zijn betoog vormt een reflectie van de woorden van Adam Smith dat ‘people of the same trade seldom meet together, even for merriment and diversion, but the conver-sation ends in a conspiracy against the public, or in some contrivance to raise prices’. Dit gedrag is duidelijk niet bevorderlijk voor het vertrouwen in een samenleving. Empirisch onderzoek voor Nederland toont aan dat mensen

Gemeenschappelijke normen

zijn een belangrijke bouwsteen

In document Lessen in marktwerking (pagina 59-62)