• No results found

Aanvullingsreglement A+O VVT

In document Collectieve arbeidsovereenkomst inzake (pagina 11-21)

Artikel 1: Definities

In dit Aanvullingsreglement A+O VVT wordt aangesloten bij de definities uit de CAO A+O VVT. In aanvulling daarop wordt verstaan onder:

1. Aanvullingsgerechtigde: de natuurlijke persoon die deelneemt in aan Alternatieve PAWW-regeling en op grond van het Aanvullingsreglement A+O VVT recht heeft op een

Aanvullingsuitkering WW of aanvullingsuitkering WGA.

2. Bestuur: het bestuur van A+O VVT.

3. LAU: de loonaanvullingsuitkering, zoals bedoeld in artikel 60 en verder WIA.

4. LGU: de loongerelateerde uitkering, zoals bedoeld in artikel 59 en verder van de WIA.

5. UWV: het Uitkeringsinstituut Werknemersverzekeringen.

6. VVU: de vervolguitkering, zoals bedoeld in artikel 60 en verder van de WIA.

7. Werkloos(heid): werkloos(heid) in de zin van de WW.

8. Werknemer: de Werknemer zoals gedefinieerd in artikel 2 van de CAO.

9. WGA: de regelgeving inzake werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten, zoals neergelegd in de WIA.

10. WGA-uitkering: de werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsongeschikten, zoals bedoeld in de WIA.

11. WW-uitkering: de uitkering bij werkloosheid op grond van de WW.

12. ZW: de Ziektewet

13. ZW-uitkering: de uitkering van ziekengeld op grond van de ZW.

Artikel 2: Samenwerkingen A+O VVT

1. Het A+O VVT draagt er zorg voor dat de op het loon van werknemers ingehouden bijdragen die door de gedispenseerde werkgevers worden afgedragen met betrekking tot uitvoering van een Alternatieve PAWW-regeling door haar worden geïnd en dat samenwerking(en) met één of meer uitvoerder(s) en/of andere partijen worden aangegaan teneinde nakoming te

waarborgen van de Alternatieve PAWW-regeling.

2. Eventuele verdere invulling van afspraken met betrekking tot de Aanvullingsuitkeringen die de in dit Aanvullingsreglement A+O VVT zijn opgenomen zijn nader uitgewerkt in een Uitvoerders Alternatief Aanvullingsreglement van de betrokken uitvoerder(s).

3. De in het Aanvullingsreglement A+O VVT opgenomen aanspraken ten aanzien van de hoogte en de duur van de Aanvullingsuitkeringen gelden als minimumaanspraken die

Aanvullingsgerechtigden op basis van een Alternatieve PAWW-regeling dienen te hebben. In een Uitvoerders Alternatief Aanvullingsreglement van een Uitvoerder kan uitsluitend ten gunste van de Aanvullingsgerechtigden van de bepalingen uit het Aanvullingsreglement A+O VVT worden afgeweken.

Artikel 3: Inwerkingtreding

Het A+O VVT stelt vast per welke datum het Aanvullingsreglement A+O VVT in werking treedt.

DEEL B – AANVULLINGSUITKERING WW Artikel 4: Recht op Aanvullingsuitkering WW

1. Recht op een Aanvullingsuitkering WW, onder de voorwaarden als uitgewerkt in het

Aanvullingsreglement A+O VVT en een Uitvoerders Alternatief Aanvullingsreglement, heeft de deelnemer in een Alternatieve PAWW-regeling die:

a. Werknemer is in de zin van de CAO en die direct aansluitend recht heeft gekregen op een WW-uitkering; of die

b. Werknemer is in de zin van de CAO en die direct aansluitend recht heeft gekregen op een ZW-uitkering, gevolgd door een WW-uitkering, of die

c. Werknemer is in de zin van de CAO en die aansluitend binnen een periode van vier weken onder toepassing van artikel 46 ZW recht heeft gekregen op een ZW-uitkering, gevolgd door een WW-uitkering,

en die

d. voor de volledige door het UWV toegekende duur de WW-uitkering heeft ontvangen, en na afloop van de WW-uitkering nog steeds werkloos is.

2. Recht op een Aanvullingsuitkering WW, onder de voorwaarden als uitgewerkt in het

Aanvullingsreglement A+O VVT en een Uitvoerders Alternatief Aanvullingsreglement, heeft tevens de deelnemer in een Alternatieve PAWW-regeling die:

a. Werknemer is in de zin van de CAO en die direct aansluitend recht heeft gekregen op een LGU; of die

b. Werknemer is in de zin van de CAO en die aansluitend recht heeft gekregen op een ZW-uitkering, direct gevolgd door een LGU; of die

c. Werknemer is in de zin van de CAO en die aansluitend binnen een periode van vier weken, onder toepassing van artikel 46 ZW, recht heeft gekregen op een ZW-uitkering gevolgd door een LGU;

en die

d. Na afloop van de LGU geen recht meer heeft op een uitkering ingevolge de WIA, omdat hij bij het einde van de LGU voor minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht, voor zover hij de LGU voor de volledige door het UWV toegekende duur heeft ontvangen en na afloop van de LGU nog steeds werkloos is.

3. Voorts heeft recht op een Aanvullingsuitkering WW deelnemer aan een Alternatieve PAWW-regeling die een Aanvullingsuitkering WGA ontvangt als bedoeld in deel C van het

Aanvullingsreglement A+O VVT Alternatieve PAWW-regeling, en die gedurende de looptijd van de Aanvullingsuitkering WGA door het UWV voor minder dan 35% arbeidsongeschikt wordt geacht, zodat de LAU of VVU eindigt, terwijl de looptijd van de Aanvullingsuitkering WGA nog niet is verstreken.

4. Het recht op de Aanvullingsuitkering WW, als hiervoor in dit artikel bedoeld, ontstaat onafhankelijk van de omstandigheid of de Werkgever de bijdrage of premie ten behoeve van de Aanvullingsuitkeringen feitelijk aan het A+O VVT heeft afgedragen.

5. Geen recht op een Aanvullingsuitkering heeft de deelnemer aan een Alternatieve PAWW-regeling aan wie door het UWV onder toepassing van artikel 27 eerste, tweede of derde lid WW een sanctie is opgelegd als gevolg waarvan de WW-uitkering blijvend geheel is geweigerd, of op wiens uitkering onder toepassing van artikel 27 lid 11 WW een bedrag ter hoogde van het volledige uitkeringsbedrag in mindering is gebracht.

Artikel 5: Duur van de Aanvullingsuitkering WW

1. De duur van de Aanvullingsuitkering WW wordt als volgt vastgesteld:

a. Ingeval van artikel 4 lid 1 berekent het A+O VVT, dan wel een Uitvoerder, aan de hand van de tekst van de WW zoals die gold tot en met 31 december 2015 de duur van de WW-uitkering, alsof die tekst nog zou gelden op het moment waarop de

Aanvullingsgerechtigde werkloos is geworden. De duur van de Aanvullingsuitkering WW is het verschil tussen de duur volgens deze berekeningswijze en de door het UWV toegekende duur van de WW-uitkering.

b. Ingeval van artikel 4 lid 2 berekent het A+O VVT, dan wel een Uitvoerder, aan de hand van de tekst van de WIA zoals die gold tot en met 31 december 2015 de duur van de LGU, alsof die tekst nog zou gelden op het moment waarop de Aanvullingsgerechtigde recht kreeg op de LGU. De duur van de Aanvullingsuitkering WW is het verschil tussen de duur volgens deze berekeningswijze en de door het UWV toegekende duur van de LGU.

c. Ingeval van artikel 4 lid 3 wordt de duur van de Aanvullingsuitkering WW gesteld op het verschil tussen de op basis van artikel 13 toegekende duur van de

Aanvullingsuitkering WGA, zoals bedoeld in deel C van het Aanvullingsreglement A+O VVT Alternatieve PAWW-regeling en de periode waarover de

Aanvullingsgerechtigde de Aanvullingsuitkering WGA daadwerkelijk heeft ontvangen.

2. Bij de bepaling van het verschil zoals bedoeld in:

a. lid 1 onder a van dit artikel geldt ten aanzien van de door het UWV toegekende duur van de WW-uitkering dat deze nooit korter zal zijn dan volgt uit de toepassing van de artikelen 42, 42a en 42d WW zoals die op 1 januari 2016 luidden;

b. lid 1 onder d van dit artikel geldt ten aanzien van de door het UWV toegekende duur van de LGU dat deze nooit korter zal zijn dan volgt uit de toepassing van artikel 59 WIA zoals die op 1 januari 2016 luidde.

3. De Aanvullingsuitkering WW gaat in op de dag volgend op de dag waarop het einde van de duur van de WW-uitkering is bereikt.

Artikel 6: Hoogte van de Aanvullingsuitkering WW

1. De Aanvullingsuitkering WW wordt berekend naar het dagloon waarop de aan de

Aanvullingsuitkering WW voorafgaande WW is gebaseerd. Indien het dagloon gedurende de looptijd van de WW-uitkering is gewijzigd, dan wordt als dagloon voor de

Aanvullingsuitkering WW aangemerkt door het UWV aangemerkt het door het UWV herziene dagloon dat ten grondslag ligt aan de WW-uitkering die direct voorafgaat aan de Aanvullingsuitkering WW.

2. De Aanvullingsuitkering WW bedraagt per kalendermaand 0,7 x (A-(B x C/D)) – E, waarbij staat:

A voor het maandloon;

B voor het maandinkomen in een kalendermaand;

C voor het dagloon;

D voor het dagloon waarnaar de Aanvullingsuitkering WW zou zijn berekend indien dat niet gemaximeerd zou zijn op het in artikel 17 eerste lid van de Wet financiering sociale verzekeringen bedoelde bedrag met betrekking tot een loontijdvak van een dag; en E voor het inkomen in verband met arbeid.

In dit bedrag is het vakantiegeld inbegrepen, dit wordt niet afzonderlijk uitbetaald.

3. Het maandloon in een kalendermaand bedraagt:

a. indien de Aanvullingsgerechtigde over de volledige kalendermaand recht op een uitkering heeft gehad: 21,75 maal het dagloon

b. indien de Aanvullingsgerechtigde niet over de volledige kalendermaand recht op een uitkering heeft gehad: het aantal werkdagen in die kalendermaand waarop recht op een uitkering heeft bestaan, vermenigvuldigd met het dagloon. Bij het bepalen van het aantal werkdagen wordt een kalenderweek geacht vijf werkdagen te hebben.

4. Onder inkomen en inkomen in verband met arbeid wordt verstaan alles wat hierover in de WW en het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten is vermeld.

5. Indien er sprake is van werkzaamheden als zelfstandige na het ontstaan van het recht op een WW-uitkering of na het ontstaan van het recht op een Aanvullingsuitkering WW, wordt onder inkomen in een kalendermaand het fictieve inkomen verstaan, zoals bedoeld in artikel 1b lid 5 juncto artikel 47 WW. Het A+O VVT, dan wel een Uitvoerder, berekent het dagloon, waarop de WW-uitkering is gebaseerd, om naar een bedrag per uur. De uitkomst daarvan wordt vermenigvuldigd met het aantal extra uren dat de Aanvullingsgerechtigde als zelfstandige per maand werkt en waarvoor geen aanvulling wordt verstrekt. Dit fictieve inkomen wordt blijvend verrekend met de aanvulling.

6. Het dagloon – en daarmee de hoogte van de Aanvullingsuitkering WW – wordt herzien met ingang van de dag waarop en in de mate waarin voor het dagloon voor de WW wordt aangepast door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid door middel van een uitvoeringsregeling.

Artikel 7: Einde van het recht op een Aanvullingsuitkering WW Het recht op een Aanvullingsuitkering WW eindigt:

a. met ingang van de dag waarop de voor de Aanvullingsgerechtigde op grond van het Aanvullingsreglement A+O VVT geldende uitkeringsduur is verstreken;

b. met ingang van de eerste dag van de kalendermaand waarin de Aanvullingsgerechtigde niet meer werkloos is omdat hij inkomen geniet dat, na vermenigvuldiging met de factor C/D, zoals bedoeld in artikel 6 tweede lid, meer dan 87,5 van het maandloon bedraagt;

c. met ingang van de dag waarop de Aanvullingsgerechtigde de voor hem geldende AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt (de pensioenAOW-gerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a, eerste lid van de AOW);

d. met ingang van de dag volgend op de dag van overlijden van de Aanvullingsgerechtigde.

DEEL C – AANVULLINGSUITKERING WGA Artikel 8: Recht op Aanvullingsuitkering WGA

1. Recht op een Aanvullingsuitkering WGA heeft de deelnemer in een Alternatieve PAWW-regeling die:

a. Werknemer is in de zin van de CAO en die direct aansluitend recht heeft gekregen op een LGU; of die

b. Werknemer is in de zin van de CAO en die direct aansluitend recht heeft gekregen op een ZW-uitkering, gevolgd door een LGU; of die

c. Werknemer is in de zin van de cao en die aansluitend binnen een periode van vier weken, onder toepassing van artikel 46 ZW, recht heeft gekregen op een ZW-uitkering, gevolgd door een LGU, of die

d. Werknemer is in de zin van de CAO en die direct aansluitend recht heeft gekregen op een WW-uitkering, gevolgd door een ZW-uitkering en aansluitend een LGU.

en die

e. voor de volledige door het UWV toegekende duur de LGU heeft ontvangen en na afloop van de LGU recht heeft gekregen op een LAU of VVU.

2. Het recht op een Aanvullingsuitkering WGA als bedoeld in lid 1 van dit artikel, ontstaat onafhankelijk van de omstandigheid of de inhoudingsplichtige werkgever de bijdrage of premie ten behoeve van de Aanvullingsuitkeringen feitelijk aan het A+O VVT heeft afgedragen.

3. Geen recht op een Aanvullingsuitkering WGA heeft de natuurlijke persoon aan wie door het UWV onder toepassing van artikel 88, eerste en tweede lid, Wet WIA, een sanctie is

opgelegd als gevolg waarvan de uitkering blijvend geheel is geweigerd.

Artikel 9: Duur van de Aanvullingsuitkering WGA

1. Voor de vaststelling van de duur van de Aanvullingsuitkering WGA wordt door het A+O VVT, dan wel een Uitvoerder, aan de hand van de tekst van de WIA zoals die gold tot en met 31 december 2015 de duur van de uitkering berekend, alsof die tekst nog zou gelden op het moment waarop de Aanvullingsgerechtigde recht kreeg op de LGU. De duur van de

Aanvullingsuitkering WGA is het verschil tussen de duur volgens deze berekeningswijze en

2. Bij de bepaling van het verschil in uitkeringsduur zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, geldt ten aanzien van de door het UWV toegekende duur van de LGU dat deze nooit korter zal zijn dan de duur van de LGU zoals die voortvloeit uit artikel 59 WIA zoals deze op 1 januari 2016 luidde.

3. De Aanvullingsuitkering WGA gaat in zodra het einde van de duur van de LGU is bereikt.

Artikel 10: Hoogte van de Aanvullingsuitkering WGA

1. De Aanvullingsuitkering WGA wordt berekend naar het dagloon, waarop de aan de

Aanvullingsuitkering WGA voorafgaande WGA-uitkering is gebaseerd. Mocht het dagloon gedurende de loop van de WGA-uitkering zijn gewijzigd, dan wordt als dagloon voor de Aanvullingsuitkering WGA aangemerkt het door het UWV herziene dagloon dat ten grondslag ligt aan de LGU die direct voorgaat aan de WGA.

2. De Aanvullingsuitkering WGA bedraagt per kalendermaand 0,7 x (A-(B x C/D)) - Z, waarbij staat:

A voor het maandloon;

B voor het maandinkomen in een kalendermaand;

C voor het dagloon;

D voor het dagloon waarnaar de Aanvullingsuitkering WGA zou zijn berekend indien dat niet gemaximeerd zou zijn op het in artikel 17 eerste lid van de Wet financiering sociale verzekeringen bedoelde bedrag met betrekking tot een loontijdvak van een dag; en

Z voor de VVU of de LAU die de Werknemer ontvangt na afloop van de LGU. Wanneer het UWV op deze uitkeringen een sanctie toepast kan deze sanctie niet leiden tot een

verhoging van de Aanvullingsuitkering WGA.

In dit bedrag is het vakantiegeld inbegrepen, dit wordt niet afzonderlijk uitbetaald.

3. Het maandloon in een kalendermaand bedraagt, conform artikel 13 lid 4 van de WIA:

a. Indien de Aanvullingsgerechtigde over de volledige kalendermaand recht op een uitkering heeft gehad; 21,75 maal het dagloon

b. indien de Aanvullingsgerechtigde niet over de volledige kalendermaand recht op een uitkering heeft gehad: het aantal werkdagen in die kalendermaand waarop recht op een uitkering heeft bestaan, vermenigvuldigd met het dagloon. Bij het bepalen van het aantal werkdagen wordt een kalenderweek geacht vijf werkdagen te hebben.

4. Onder inkomen en inkomen in verband met arbeid wordt verstaan alles wat hierover in de WW en het Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten is vermeld.

5. Indien er sprake is van werkzaamheden als zelfstandige na het ontstaan van het recht op een WIA-uitkering c.q. na het ontstaan van het recht op een Aanvullingsuitkering WGA, wordt onder inkomen in een kalendermaand het fictieve inkomen verstaan, zoals bedoeld in artikel 1b lid 5 juncto artikel 47 WW. Het A+O VVT, dan wel een Uitvoerder, berekent het dagloon, waarop de WIA-uitkering is gebaseerd, om naar een bedrag per uur. De uitkomst daarvan wordt vermenigvuldigd met het aantal extra uren dat de Aanvullingsgerechtigde als

zelfstandige per maand werkt en waarvoor geen aanvulling wordt verstrekt. Dit fictieve inkomen wordt blijvend verrekend met de aanvulling.

6. Het dagloon – en daarmee de hoogte van de Aanvullingsuitkering WGA – wordt herzien met ingang van de dag waarop en de mate waarin het WGA-dagloon wordt geïndexeerd.

7. Wanneer een Aanvullingsgerechtigde naast de Aanvullingsuitkering WGA een uitkering uit een arbeidsongeschiktheidspensioen (bijvoorbeeld een WGA-hiaatpensioen) of een andere arbeidsongeschiktheidsverzekering ontvangt, dan wordt beoordeeld of het totaal van de uitkeringen van de Aanvullingsuitkering WGA en de arbeidsongeschiktheidsverzekering(en), samen met het eventuele inkomen en de VVU of LAU een bedrag van 100% van het

ongemaximeerde dagloon te boven gaat. Wanneer het totaal hoger is dan 100% van het ongemaximeerde dagloon, wordt de Aanvullingsuitkering WGA zodanig verlaagd dat het totaal van de uitkeringen uit de Aanvullingsuitkering WGA, de

arbeidsongeschiktheidsverzekering(en), het inkomen en de VVU en LAU tezamen 100% van het ongemaximeerde dagloon bedraagt. Als de uitvoerder van de

arbeidsongeschiktheidsverzekering(en) op basis van zijn voorwaarden de uitkering(en) verlaagd in verband met samenloop met andere uitkeringen, wordt bij de toepassing van de vorige volzin rekening gehouden met deze verlaagde uitkering(en).

Artikel 11: Einde van het recht op de Aanvullingsuitkering WGA Het recht op een Aanvullingsuitkering WGA eindigt:

a. met ingang van de dag dat de duur van de Aanvullingsuitkering WGA volgens artikel 8 van het Aanvullingsreglement A+O VVT is verstreken;

b. op het moment dat de Aanvullingsgerechtigde geen recht meer heeft op een LAU of VVU; op dat moment is artikel 4 lid 3 van het Aanvullingsreglement A+O VVT van toepassing voor de periode waarover de Aanvullingsgerechtigde nog recht gehad zou hebben op de Aanvullingsuitkering WGA;

c. met ingang van de dag waarop de Aanvullingsgerechtigde de voor hem geldende AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt (de pensioenAOW-gerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a, eerste lid van de AOW);

d. met ingang van de dag volgend op de dag van overlijden van de Aanvullingsgerechtigde.

DEEL D – FINANCIERING

FINANCIERINGSREGLEMENT A+O VVT

Artikel 12: Bijdrage

1. De gedispenseerde werkgever is verplicht – afhankelijk van het loonbetalingstijdvak – maandelijks, dan wel vierwekelijks de uit het Aanvullingsreglement A+O VVT dan wel uit een Uitvoerders Alternatief Aanvullingsreglement voortvloeiende bijdrage in te houden op het loon van de werknemers en af te dragen aan het A+O VVT.

2. De bijdrage komt volledig voor rekening van de werknemer en bedraagt 0,38% van het loon.

De verplichting van de werknemer om bij te dragen geldt alleen wanneer de gedispenseerde werkgever een Alternatieve PAWW-regeling aanbiedt na verkregen dispensatie van de Commissie Cao-aangelegenheden Cao PAWW.

3. Er wordt geen bijdrage ingehouden op het loon van de werknemer met ingang van de eerste dag van de maand waarin de werknemer de voor hem geldende AOW-gerechtigde leeftijd bereikt, zijnde de pensioengerechtigde leeftijd als bedoeld in artikel 7a, eerste lid van de AOW.

Artikel 13: Aanmelden en aangifte gedispenseerde werkgever

1. De gedispenseerde werkgever die een Alternatieve PAWW-regeling aanbiedt en aan wie de Commissie Cao-aangelegenheden Cao PAWW dispensatie heeft verleend, dient zich zo spoedig mogelijk na verkregen dispensatie bij het A+O VVT aan te melden ten behoeve van de inning van de bijdragen door het A+O VVT. Na aanmelding ontvangt de gedispenseerde werkgever een bevestiging van aanmelding.

2. Het bedrag van de verschuldigde bijdrage als bedoeld in artikel 12 wordt berekend op basis van de door de gedispenseerde werkgever middels aangifte aan het A+O VVT, dan wel de door het A+O VVT aangewezen uitvoerder of uitvoerders van de Alternatieve PAWW-regeling, te verstrekken gegevens. In een Uitvoerders Alternatief Aanvullingsreglement is opgenomen welke gegevens dienen te worden verstrekt voor de berekening van de bijdrage.

3. Wanneer de gedispenseerde werkgever nalaat aangifte te doen op de in een Uitvoerders Alternatief Aanvullingsreglement genoemde wijze, of wanneer de gegevens van de aangifte kennelijk onjuist zijn, dan ontvangt de gedispenseerde werkgever een aanmaning van A+O VVT of de door A+O VVT ingeschakelde uitvoerder(s), waarin een uiterste termijn wordt aangegeven waarbinnen de aangifte door A+O VVT, dan wel de uitvoerder(s) moet zijn ontvangen.

4. Wanneer de gedispenseerde werkgever binnen de in de aanmaning gestelde termijn geen aangifte indient, dan stelt A+O VVT, dan wel de uitvoerder(s) namens haar, de aangifte ambtshalve vast. In dat geval maakt A+O VVT, dan wel de uitvoerder(s) namens haar, op basis van de beschikbare gegevens een schatting van het bedrag waarover de bijdrage

4. Wanneer de gedispenseerde werkgever binnen de in de aanmaning gestelde termijn geen aangifte indient, dan stelt A+O VVT, dan wel de uitvoerder(s) namens haar, de aangifte ambtshalve vast. In dat geval maakt A+O VVT, dan wel de uitvoerder(s) namens haar, op basis van de beschikbare gegevens een schatting van het bedrag waarover de bijdrage

In document Collectieve arbeidsovereenkomst inzake (pagina 11-21)