• No results found

Het is vier uur ’s nachts en de sfeer is volledig omgeslagen. Geen kaartspelletjes meer, geen grappige anekdotes en zelfs de altijd vrolijke Kathy zit nu stilletjes op de ronde bank in de kajuit. Sommigen proberen wat te slapen, maar bij de meeste passagiers galmen de woorden van de Israëlische marine te hard door het hoofd om te kunnen rusten. ‘We will take all measures in order to

enforce the blockade’ – ze zullen er alles aan doen om de blokkade

in stand te houden. Met de volledig bemande oorlogsschepen nu duidelijk zichtbaar achter ons, krijgt deze boodschap een siniste- re lading. Wat zullen ze doen? Wat gaat er gebeuren? Als het kleinste schip van de Flotilla voelen we ons kwetsbaar. Boven- dien hebben we een paar van de organisatoren aan boord en on- derhouden we namens alle schepen het contact met de Israëli- sche marine. We zoeken beschutting bij het goed verlichte, grootste schip van de Flotilla, de hh Mavi Marmara, en varen zo dicht mogelijk aan haar bakboordzijde.

Wanneer de klanken van het ochtendgebed uit de luidsprekers galmen, besluit ik naar buiten te gaan. Het uitzicht is indrukwek- kend. We bevinden ons midden op zee, de maan beschijnt het water en er varen ten minste vijftien boten om ons heen. In de verte herken ik de hoge wachttoren van het Griekse vrachtschip de ‘Free Gaza’, met ongeveer vijftig meter achter hen een groot grijs gevaarte van de marine. Direct naast ons is het enorme crui- seschip vrolijk verlicht en uitgedost met tientallen vlaggen van landen over de hele wereld. Spandoeken met shalom en salaam

erop, vrede in het Hebreeuws en het Arabisch, hangen over de re- ling en de zoeklichten van de Israëlische marineschepen maken de mensen op het boven- en achterdek duidelijk zichtbaar.

Ik rook een sigaret en kijk naar de surrealistische situatie om me heen, wanneer alles opeens verandert. ‘Ze komen eraan,’ roept één van de schippersknechten. Iedereen springt op, came- ra’s in de aanslag en ogen gericht op het water. Er verschijnt een helikopter die laag boven de Mavi Marmara blijft hangen. Tege- lijkertijd worden twee speedboten – zogenaamde zodiacs – zichtbaar die worden bemand door tientallen gemaskerde, zwaarbewapende Israëlische commando’s. Met een enorme snelheid naderen zij de Mavi Marmara, maar voordat ze het schip bereiken klinken er enorme harde knallen en explosies. Vanaf de twee speedboten worden er traangas en geluidsgrana- ten op het onderdek van de Mavi Marmara afgevuurd, vanuit de helikopter wordt er met scherp op de mensen op het bovendek geschoten. Er ontstaat een enorme chaos, paniek, ik zie mensen op de boot naast ons neervallen en kan mijn ogen niet geloven. Dit kan niet waar zijn, dit kan niet echt gebeuren. Over de scheepsradio horen we de trillende stem van de kapitein van de Mavi Marmara. ‘Ze schieten met scherp, er zijn doden. Challen-

ger One go get the news out.’

Zoals we van tevoren hebben afgesproken heeft elke boot journalisten aan boord. Op het kleine zonnedek van ons jacht hebben twee prominente buitenlandcorrespondenten van de Australische krant The Sydney Morning Herald zich geïnstal- leerd. Ze filmen alles en proberen het materiaal door middel van satelliettelefoons naar het vasteland te versturen. Verbinding krijgen met internet en het uploaden van de beelden kosten ech- ter tijd, en de kapitein van onze boot gaat op volle toeren vooruit om zo lang mogelijk uit handen van de Israëlische marine te blij- ven. Ik sta nog altijd op het achterdek en houd me vast aan de re- ling. We laten de Mavi Marmara achter ons in een zee van licht, explosies en algehele paniek. Links van mij staat een Belgisch meisje, rechts een jonge Palestijnse vrouw uit Israël. We zwijgen;

wat kun je zeggen als je net een militaire aanval op je vrienden hebt zien voltrekken en wacht tot dezelfde commando’s ook jou zullen bereiken.

Al snel worden we ingehaald door twee vol bemande zodiacs. Het is angstaanjagend om de commando’s met bivakmutsen op te zien, je ziet geen gezichten. Ik hoor de vrouw naast mij roepen dat we ongewapend zijn en houd mijn armen omhoog, handpal- men open naar voren. We staan nog altijd met z’n drieën naast elkaar, drie vrouwen, als de Israëlische speedboten naderen. Vijf- tig meter, dertig meter, tien meter. Als ze nog maar enkele meters van ons verwijderd zijn, wordt er geschoten. In een reflex draai ik me om en ik word meerdere malen op mijn rug geraakt. Pijn maar ook opluchting, het zijn rubberkogels die je weliswaar on- deruithalen, maar die niet direct dodelijk zijn.

Als ik probeer op te staan zie ik Griet, het Belgische meisje, naar achteren struikelen, ze bloedt. De commando’s springen aan boord en ik probeer met mijn lichaam tevergeefs het gang- boord te blokkeren. Weer wordt er geschoten en er klinkt een lui- de explosie wanneer vier soldaten mij tackelen en keihard op de grond smijten. Hardhandig worden mijn armen op mijn rug ge- draaid en mijn polsen worden met plastic strips geboeid. Ik pro- beer te zien of alles goed is met de anderen en ik gil dat ik mijn vriendin moet helpen. Ook zij is besprongen door bewapende soldaten terwijl haar hele gezicht en t-shirt onder het bloed zit- ten. Ik weet op dat moment niet precies wat er gebeurd is of waar ze door geraakt is, maar het is duidelijk dat ze medische hulp no- dig heeft. Aan de andere kant van mij ligt Huwaida, de andere vrouw, op de grond en haar gezicht wordt in het gebroken glas van de schuifpui geduwd. Ik schreeuw en probeer me los te wor- stelen, ik moet naar mijn vrienden toe.

Voor ik het besef, word ik aan mijn geboeide armen op mijn rug omhooggetrokken en naar de linkerzijde van de boot getild. Het is pikkedonker maar ik zie nog een rubberboot met gemas- kerde commando’s en in paniek denk ik dat ze me daarin willen overplaatsen. Maar ze brengen me naar het voordek en dwingen

me te knielen. Ik ben alleen met zes of zeven soldaten, van wie ik slechts de ogen kan zien. Ik probeer met ze te praten. ‘Als jullie daadwerkelijk geloven dat wat jullie doen goed is, waarom laten jullie je gezicht dan niet zien?’ En: ‘Ga je vanavond trots aan je moeder vertellen hoe je een ongewapende vrouw hebt geboeid en vernederd?’ Als reactie worden de handboeien op mijn rug strakker aangetrokken.

Enkele minuten later wordt ook Huwaida naar het voordek gebracht en op haar knieën naast mij gezet. Ze is geboeid, haar jas is gescheurd, en met afkeer kijk ik toe hoe ze een zwarte zak over haar hoofd doen die ze bij haar nek aantrekken. Even denk ik dat dit alles een nachtmerrie is. Zwarte kappen? Dat gebeurt in Guantánamo Bay of Afghanistan, dat kan nu toch niet echt ge- beuren? Maar het is wel degelijk echt, en ook ik krijg een kap over mijn hoofd. Gedesoriënteerd zit ik op mijn knieën in het donker, geboeid. Wanneer ik klaag dat ik astma heb en niet goed kan ade- men, komt een vrouwelijke soldaat naar me toe en haalt mijn medicijnen uit mijn broekzak. De zwarte kap wordt vervangen door een blinddoek en ze doet ook mijn handboeien iets losser. Uit automatisme bedank ik haar, maar voor wat? Dat ze me iets minder hardhandig kidnapt en tegen elke internationale wet in vasthoudt?

De motor wordt gestart, ik voel de boot bewegen en de tijd verstrijkt. Ik hoor twee stemmen die ik herken, medepassagiers die de soldaten proberen te overtuigen om Huwaida en mij naar binnen te laten gaan. Hun pogingen hebben succes, en als de blinddoek wordt verwijderd zie ik dat het inmiddels ochtend is geworden. Binnen in de kajuit is het een enorme ravage. Overal ligt glas van de kapotgeschoten deuren en ramen, de tafel ligt op zijn kant en alle passagiers – behalve de bemanning – zitten lijk- bleek naast elkaar. In een hoek geeft de Australische journalist over. Toen ze weigerde haar camera aan de soldaten te overhan- digen, hebben ze haar een elektrische shock toegediend, haar li- chaam reageert heftig.