• No results found

Aanvaarding van toepasselijkheid van de Richtlijn

5. De Nederlandse doorstartpraktijk na FNV/Smallsteps

5.5 Aanvaarding van toepasselijkheid van de Richtlijn

Om de ontstane rechtszekerheid weg te nemen pleiten veel auteurs ervoor om de regels omtrent overgang van onderneming in alle faillissementssituaties van toepassing te laten zijn.173 Hierbij

is het mogelijk om te voorzien in verzachtende maatregelen om de doorstart aantrekkelijk te houden. De Richtlijn biedt hiervoor ruimte in art. 5 lid 2.

In 2016 is in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid al een rechtsvergelijkend onderzoek gedaan naar de rechtspositie van werknemers bij insolventie van hun werkgever.174 In dit onderzoek is onderzocht hoe het een en ander is geregeld in België,

Duitsland, Engeland en Frankrijk. In alle onderzochte lidstaten is de regeling inzake overgang

     

169 Kamerstukken II, 2014/15, 34218, nr. 3, p. 42. 170 Kamerstukken II, 2014/15, 34218, nr. 3, p. 45-46. 171 Van Zanten, TvI 2015/35, p. 230.

172 Tollenaar, TRA 2018/15, p. 27. 173 Van der Pijl, TvAO 2017/03, p. 127.

van ondernemingen onverkort van toepassing in faillissement. Daarnaast is in alle lidstaten gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de gevolgen te beperken. De onderzoekers pleiten voor eenzelfde regeling in Nederland en doen daarbij de volgende suggesties:

i.   Verkrijger dient bij een overname in faillissement niet aangesproken te worden voor de achterstallige betalingsverplichtingen van een insolvente werkgever;

ii.   Vervreemder, verkrijger en curator moeten de mogelijkheid worden geboden om met de vakorganisaties met het oog op een doorstart wijzigingen aan te brengen in de arbeidsvoorwaarden;

iii.   Ten slotte moet een verlicht ontslagregime worden toegepast. Dit zou bijvoorbeeld kunnen inhouden dat de bedrijfseconomische noodzaak van de ontslagen slechts marginaal wordt getoetst door de rechter-commissaris.

Schaink, Verburg en Van Zanten wijzen er op dat het leerstuk overgang van onderneming niet op zichzelf staat, maar onderdeel is van het ontslagrecht in brede zin.175 Voor een evenwichtige

vergelijking moet daarom ook worden gekeken naar de rechtsstelsels van de betreffende landen in bredere zin.176 Het rapport van de Stichting van de Arbeid stelt in dit kader dat de verschillen

in arbeidsrecht, ontslagrecht, sociaal zekerheidsrecht, garantieregelingen, belastingrecht, preferentie van schuldeisers en verschillen in de aanpak van faillissementsfraude ook in de discussie zouden moeten worden betrokken.177

5.5.1 Het streven van de minister om te komen tot een nieuwe regeling

De vakbonden FNV en CNV zijn in navolging van een aantal auteurs van mening dat Nederland de Richtlijn in faillissementsprocedures van toepassing moet laten zijn. Alleen op deze manier kan de ontstane rechtsonzekerheid worden weggenomen.178 De Nederlandse Orde van

Advocaten (‘NOvA’) onderschrijft dit. Zij vinden echter wel dat nader onderzoek moet worden gedaan naar de mogelijkheden van een gemitigeerd arbeidsrechtelijk regime. Hierbij bevelen zij aan dat met name aandacht zal moeten worden besteed aan (i) de ontslagvolgorde en het bij het vaststellen van de ontslagvolgorde in aanmerking te nemen personeelsbestand, (ii) de vraag

     

175 Schaink, TvI 201722, p. 144.

176 HvJ EU, 22 juni 2017, ECLI:EU:C:2017:489 (FNV/Smallsteps), JOR 2017/217 m.nt. L.G. Verburg. 177  Rapport  Stichting  van  de  Arbeid,  p.  29-­‐30.  

of de vervreemder of verkrijger al dan niet een transitievergoeding verschuldigd is, (iii) en de vraag of een herstructurering kan en mag plaatsvinden voorafgaand aan de overgang.179

Bij brief van 11 april 2018 laat de minister voor rechtsbescherming weten dat de deelnemers van de klankbordgroep180 zich herkennen in de constatering dat FNV/Smallsteps heeft geleid

tot rechtsonzekerheid. Alle deelnemers konden zich vinden in het streven om te komen tot een nieuwe regeling. Wel werd expliciet benadrukt dat in de regeling de belangen van de verschillende betrokkenen op een evenwichtige manier gewaarborgd moet worden. Dit betekent dat er naast het belang van werknemers ook oog moet zijn voor de belangen van de schuldeisers. De regeling zou er volgens de minister niet toe moeten leiden dat de doorstart na faillissement in de praktijk onmogelijk wordt. Hier zijn werknemers noch schuldeisers bij gebaat.

Inmiddels is een schrijfgroep181 geformeerd die de mogelijkheden voor een nieuwe regeling zal

verkennen. Op basis van dit voorwerk zal vervolgens in breed verband met de klankbordgroep worden gesproken over de mogelijke vormgeving van een nieuwe regeling. De minister verwacht dat de schrijfgroep zich nog voor de zomer zal kunnen buigen over de mogelijke hoofdlijnen voor een toekomstige regeling.

Wat betreft de WCO I stelt de minister dat hoewel de situaties waarin gebruik zal worden gemaakt van de WCO I beperkt zal zijn er situaties bestaan waarop de uitspraak van het HvJ geen grote invloed heeft. Dit is het geval wanneer:

i.   Het doel van het voorbereidingstraject is om het liquidatieproces in faillissement te faciliteren, zonder intentie van een doorstart; of

ii.   Er een doorstart wordt voorbereid en het in dat kader van belang is dat al het personeel werkzaam blijft bij de onderneming.

Voor deze gevallen is alsnog behoefte aan de WCO I en derhalve verzoekt de minister om de behandeling van het wetsvoorstel voort te zetten.182

     

179 Kamerstukken I, 2017/18, bijlage bij kamerstuk 34218 nr. I, brief van de Nederlandse Orde van Advocaten

van 19 oktober 2017.

180 Dit betreft een groep vertegenwoordigers uit de faillissementspraktijk (waaronder INSOLAD, RECOFA,

NEVOA, JIRA, NOvA, NVB), de vakbonden CNV en FNV en van de werkgeversorganisatie VNO/NCW-MKB.

181 Deze schrijfgroep bestaat uit vertegenwoordigers van de FNV en CNV en de NOvA en van de Ministeries

van Justitie en Veiligheid en Sociale Zaken en Werkgelegenheid, alsmede twee wetenschappers. Inmiddels is besloten dat ook VNO/NCW en MKB-Nederland en INSOLAD zullen deelnemen aan de schrijfgroep.

Mijns inziens is het komen tot een nieuwe regeling niet nodig en dienen wij ons te realiseren dat de gevolgen van FNV/Smallsteps niet zo groot zijn. Verburg deelt in een recent artikel zijn zorg dat partijen door een onjuiste interpretatie van FNV/Smallsteps zullen afzien van de pre- pack terwijl deze nu juist een gunstig effect heeft voor de boedel en de werkgelegenheid. Hier wil ik nog aan toe voegen dat dit ironisch genoeg juist de partijen zijn wiens belangen de regering probeert te behartigen in een nieuwe regeling. Verburg uit daarnaast zijn zorg dat de nieuwe wettelijke regeling op een zodanige wijze wordt vorm gegeven dat potentiële verkrijgers het niet meer aandurven een doorstart te overwegen.183 Ik deel deze mening en denk dat van

belang is dat wij ons niet, ingegeven door onzekerheid, haasten tot een nieuwe regeling terwijl onze huidige regeling in combinatie met de invoering van de WCO I ook nog steeds een optie is.

     

6. Conclusie

In dit onderzoek stond de vraag naar de gevolgen van FNV/Smallsteps voor de Nederlandse doorstartpraktijk centraal.

Een blik op de periode voor FNV/Smallsteps laat zien dat de discussie omtrent de toepasselijkheid van de regels inzake overgang van onderneming in faillissement niet nieuw is. In het Abels-arrest gaf het HvJ het startpunt. Hier werd geoordeeld dat de Richtlijn inzake overgang van onderneming niet van toepassing is op de overgang van ondernemingen in het kader van faillissement. Dit vanwege het bijzondere karakter van het faillissementsrecht welke tot doel heeft de diverse belangen, van met name verschillende categorieën schuldeisers, met elkaar in evenwicht te brengen. In de arresten die volgden na Abels heeft het HvJ bevestigd dat de vraag of de Richtlijn van toepassing is op een bepaalde procedure wordt beslist door het doel dat met een procedure wordt nagestreefd. Indien het doel voortzetting van de onderneming is, is de Richtlijn wel van toepassing. Indien het doel liquidatie van de onderneming is, is de Richtlijn niet van toepassing.

De komst van de pre-pack in 2011 heeft de discussie omtrent de toepasselijkheid van de regels van overgang van onderneming na faillissement weer nieuw leven in geblazen. Bij een pre-pack wordt voorafgaand aan een mogelijk faillissement een beoogd curator aangewezen die in stilte een activatransactie voorbereidt. Ten opzichte van een gewone doorstart heeft een pre-pack veel voordelen. Doordat al voor faillissement de mogelijkheden voor een doorstart worden onderzocht kan de curator buiten de hectiek van de faillissementssituatie om handelen. Hierdoor heeft de curator voldoende tijd om behoorlijke informatie te verschaffen, partijen adequate gelegenheid te bieden onderzoek te doen en een deugdelijk verkoopproces op te tuigen. Dit zou ten goede komen aan de uiteindelijke boedelopbrengst. Bovendien treden de negatieve gevolgen van een faillissement niet in doordat het bedrijf na de faillietverklaring meteen weer buiten faillissement kan worden gezet met maximaal behoud van waarde en werkgelegenheid. Ondanks de hierboven genoemde voordelen kwam vanuit arbeidsrechtelijke hoek veel kritiek op dit nieuwe juridische figuur. Zo werd geconstateerd dat de faillissementsprocedure steeds vaker wordt gebruikt als verkapt reorganisatiemiddel. Hierdoor zou de procedure niet meer gericht zijn op liquidatie maar op voortzetting van de onderneming.

Op 22 juni 2017 deed het HvJ uitspraak in de spraakmakende zaak FNV/Smallsteps. Het HvJ heeft in deze uitspraak kort gezegd bepaald dat bij een pre-pack, zoals aan de orde in het hoofdgeding, niet kan worden afgeweken van de voor werknemers beschermende regels inzake overgang van onderneming. Het HvJ oordeelde dat om een beroep te doen op de uitzondering van de Richtlijn, voldaan moet worden aan de drie voorwaarden die volgen uit art. 5 lid 1 Richtlijn. In FNV/Smallsteps ging het op twee punten mis: de pre-pack zoals aan de orde in het hoofdgeding had niet het oog op liquidatie van het vermogen van de vervreemder en de procedure stond niet onder het toezicht van een bevoegde overheidsinstantie.

Door vele auteurs is geconcludeerd dat FNV/Smallsteps het einde betekent van de Nederlandse pre-pack en de invoering van de WCO I. Sommige auteurs menen zelfs dat ook de gewone doorstart niet voldoet aan de criteria uit art. 5 lid 1 Richtlijn. Mijns inziens zijn deze stellingen onjuist.

Een analyse van FNV/Smallsteps laat zien dat zowel een pre-pack als een gewone doorstart aan de voorwaarde ‘met het oog op liquidatie’ voldoen indien een faillissement onafwendbaar is. In FNV/Smallsteps heeft het HvJ bepaald dat een procedure die primair de liquidatie van het vermogen van de vervreemder beoogt een procedure is die zorgt voor een zo hoog mogelijke uitbetaling aan de gezamenlijke schuldeisers. In FNV/Smallsteps werd geoordeeld over een pre-pack zoals in het hoofdgeding aan de orde. Het HvJ ging, naar aanleiding van de verwijzingsbeslissing, in deze zaak uit van de stelling dat de beoogd curator met name de mogelijkheden onderzocht van een eventuele voortzetting van de onderneming. Indien een beoogd curator met name de mogelijkheden tot voortzetting onderzoekt, wordt duidelijk dat het hoofddoel in dat geval de voortzetting betreft. Echter kan hieruit niet de conclusie worden getrokken dat een pre-pack per definitie niet kan voldoen aan de voorwaarden van het HvJ. Indien een (beoogd) curator primair de mogelijkheden onderzoekt die leiden tot een zo hoog mogelijke boedelopbrengst, moet mijns inziens anders geconcludeerd worden. Een faillissement dat onafwendbaar is zal in beginsel aan deze voorwaarde voldoen.

De tweede voorwaarde waarop het stuk liep in FNV/Smallsteps is de eis dat de procedure onder toezicht van een bevoegde overheidsinstantie dient te staan. Indien de WCO I wordt ingevoerd krijgt de pre-pack echter een wettelijke grondslag waardoor eenvoudig aan deze voorwaarde kan worden voldaan. Daarbij laat ook de tekst van de WCO I zien dat een pre-pack primair gericht is op liquidatie. Zo is in het wetsvoorstel te lezen dat het doel van de regeling is om een

zo hoog mogelijke boedelopbrengst en daaruit voortvloeiende uitbetaling aan de gezamenlijke schuldeisers te kunnen realiseren. Daarnaast geeft de WCO I waarborgen om misbruik tegen te gaan. Zo moet een schuldenaar die de rechtbank verzoekt om de aanstelling van een (beoogd) curator de meerwaarde aantonen van de pre-pack.

Ondanks mijn conclusie kan ik er niet aan voorbij gaan dat FNV/Smallsteps heeft geleid tot rechtsonzekerheid, nu onduidelijk is hoe in specifieke gevallen geoordeeld gaat worden. Om de ontstane rechtszekerheid weg te nemen pleiten veel auteurs voor toepasselijkheid van de Richtlijn in alle faillissementssituaties. Hierbij wordt tevens gepleit om te voorzien in verzachtende maatregelen zodat de doorstart aantrekkelijk blijft. De minister voor rechtsbescherming heeft laten weten zich te herkennen in de constatering dat FNV/Smallsteps heeft geleid tot rechtsonzekerheid. Er wordt daarom getracht te komen tot een nieuwe regeling, waarin de belangen van de verschillende betrokkenen op een evenwichtige manier gewaarborgd moeten worden. Hiervoor is een schrijfgroep geformeerd die de mogelijkheden voor een nieuwe regeling zal verkennen.

Inmiddels bevestigen echter ook de eerste Nederlandse uitspraken dat de gevolgen van FNV/Smallsteps niet zo groot zijn, waardoor de ontstane rechtsonzekerheid langzaamaan af kan nemen. De tot nu toe verschenen uitspraken geven allen een beperkte uitleg aan het arrest. Mijns inziens is met name de zeer recent verschenen uitspraak in het hoger beroep van Heiploeg van belang, nu het hof hier overweegt dat uit FNV/Smallsteps niet de conclusie kan worden getrokken dat een pre-pack in geen geval onder de uitzondering van art. 5 lid 1 Richtlijn kan vallen. Dit biedt de pre-packpraktijk weer nieuw perspectief. Daarbij lijkt het hof ook uit te gaan van de stelling dat een onafwendbaar faillissement het oog op liquidatie heeft. Van belang zou hierbij kunnen zijn de manier waarop de rechter het doel van de beoogd curator formuleert.

Nu de wetgever zich opmaakt om te komen tot een nieuwe wettelijke regeling waarin de Richtlijn van toepassing wordt verklaard in alle faillissementssituaties is het van groot belang dat wij ons gaan realiseren dat het effect van FNV/Smallsteps op de Nederlandse praktijk niet zo groot is. Het is mijns inziens niet nodig om ons, ingegeven door onzekerheid, te haasten tot een nieuwe regeling. Daarbij vraag ik mij af of een verlicht regime wel kan bieden waar op wordt gehoopt. Het komen tot een nieuwe regeling vereist een evenwichtige afweging waarbij de belangen van zowel werknemers als schuldeisers niet uit het oog moeten worden verloren. Dit laatste zou het geval kunnen zijn indien de mogelijkheid uit art. 5 lid 2 Richtlijn zo wordt

vorm gegeven dat het voor potentiële verkrijgers niet meer aantrekkelijk is om een onderneming uit faillissement over te nemen. In dat geval verliezen alle werknemers hoe dan ook hun baan, hetgeen dat men nu juist tracht te voorkomen. De tijd zal moeten leren of er uiteindelijk een regeling gaat komen die alle tegengestelde belangen kan dienen of dat de regering zich toch gaat realiseren dat onze huidige regeling in combinatie met de invoering van de WCO I ook nog steeds een optie is. Dit laatste lijkt mij het meest wenselijk nu zowel de analyse van FNV/Smallsteps als de door mij besproken uitspraken van Nederlandse rechters laten zien dat zowel de pre-pack als de gewone doorstart nog steeds mogelijk zijn zonder toepasselijkheid van de Richtlijn.

Literatuurlijst

Lijst van geraadpleegde boeken

Santen en De Bos 2008

B.P.A. Santen en A. de Bos, Insolad jaarboek 2008: Doorstart, Deventer: Kluwer 2008.

Schaink 2017

P.R.W. Schaink, Arbeidsovereenkomst en Insolventierecht, Deventer: Kluwer 2017.

Van Zanten 2012

T.T. van Zanten, De overeenkomst in het insolventierecht (diss. Groningen), Deventer: Kluwer 2012.

Lijst van geraadpleegde artikelen

Beltzer, FIP 2014/360

R.M. Beltzer, ‘Overgang van onderneming en faillissement: over een blinde vlek bij curatoren of wishful thinking onder arbeidsrecht-juristen’, FIP 2014/360.

Bouwens, Roozendaal & Bij de Vaate, TAP 2016/172

W.H.A.C.M. Bouwens, W.L. Roozendaal en D.M.A. Bij de Vaate, ‘De doorstart in rechtsvergelijkend perspectief’, TAP 2016/4.

Bouwens, TRA 2018/13

W.H.A.C.M. Bouwens, ‘Het voetspoor van Smallsteps’, TRA 2018/13.

Everhardus & Ultee, TvAO 2017/02

J.R. Everhardus & I.M.G. Ultee, ‘Misbruik van faillissementsrecht bezien vanuit een geïntegreerd arbeids- en insolventierechtelijk perspectief’, TvAO 2017/02.

Fliek & Verstijlen, TRA 2018/16

Hoogendoorn & Ninck Blok, NTER 2017/08

M. Hoogendoorn & D. Ninck Block, ‘FNV/Smallsteps; door overgang van onderneming, naar ondergang van ondernemingen?’, NTER 2017/08.

Hufman & Zaal, TAO 2014/2

P. Hufman & I. Zaal, ‘Ter Visie. Insolventie en arbeid: tijd voor een integrale benadering’,

TAO 2014/2.

Hufman & Zaal, TAP 2014/3

P. Hufman & I. Zaal, ‘De toepasselijkheid van de Richtlijn overgang van onderneming bij insolvente ondernemingen’, TAP 2014/3.

Hufman & Zaal, AR 2015/34

P. Hufman & I. Zaal, ‘Pre-pack perikelen: tijd voor een update’, AR 2015/34.

Hurenkamp, TvI 2017/21

J.R. Hurenkamp, ‘Ondergang van onderneming door de pre-pack?’, TvI 2017/21.

Oppedijk-Van Veen, FTV 2017/12

E. Oppedijk-Van Veen, ‘Is er nog toekomst voor de pre-pack na FNV/Smallsteps?’, FTV 2017/12.

Peters & De Waele, TvI 2018/3

S.S.M. Peters & H.C.F.J.A. de Waele, ‘Het Europese failliet van de Nederlandse pre-pack’,

TvI 2018/3.

Schaink, TvI 2015/16

P.R.W. Schaink, ‘Werknemers en hun failliete werkgever, door de bril van de doorstarter’,

TvI 2015/16.

Schaink, TvI 2015/47

P.R.W. Schaink, ‘Doorstart Heiploeg na pre-pack: een arbeidsrechtelijke piketpaal’, TvI 2015/47.

Schaink, TvI 2017/2

P.R.W. Schaink, ‘Arbeidsrecht in opmars in het insolventierecht’, TvI 2017/2.

Schaink, TvI 2017/22

P.R.W. Schaink, ‘Het arrest van het Hof van Justitie inzake FNV c.s./Smalsteps’, TvI 2017/22.

Schaink, ArbeidsRecht 2017/34

P.R.W. Schaink, ‘Het Smallsteps arrest: de pre-pack voorbij, maar wat volgt?’, ArbeidsRecht 2017/34.

Schreurs, ArA 2017/03

Ph.W. Schreurs, ‘Smallsteps en de grote stappen die nu gezet moeten worden’, ArA 2017/03.

Spinath, MvO 2017/10-11

I. Spinath, ‘De beperkte reikwijdte van het Smallsteps-arrest’, MvO 2017/10-11.

Tacoma & Weebers-Vrenken, VGR 2013/6

O. Tacoma & C. Weebers-Vrenken, ‘The b(l)ack side van een pre-pack-faillissement’, VGR 2013/6.

Tollenaar, TvI 2011/23

N.W.A. Tollenaar, ‘Faillissementsrechter van Nederland: geef ons de pre-pack’, TvI 2011/23.

Tollenaar, TRA 2018/15

N.W.A. Tollenaar, ‘De implicaties van Estro voor de pre-pack en WCO I’, TRA 2018/15.

Van der Heijden, NRC, 21 december 2017

T. van der Heijden, ‘Smallsteps treft schikking van 11 miljoen euro met FNV’, NRC 21 december 2017.

Van der Pijl, AR 2013/38

Van der Pijl, TvAO 2017/03

J. van der Pijl, ‘Annotatie – Het Smallsteps-arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie – ECLI:EU:C:2017:489’, TvAO 2017/03.

Van Zanten, TvI 2015/35

M.R. van Zanten, ‘De beoogd curator, uitgegroeid van fly on the wall tot spin in het web’, TvI 2015/35.

Van Zanten, FIP 2015/311

M.R. van Zanten, ‘De pre-pack, (aan)winst voor de insolventiepraktijk – deel 2’, FIP 2015/311.

Verburg, FIP 2014/361

L.G. Verburg, ‘De doorstart in faillissement en het debiet van ‘662’, FIP 2014/361.

Verburg, FIP 2017/334

L.G. Verburg, ‘Smallsteps: over de vraag of de gewone doorstart uit faillissement nog toekomst heeft’, FIP 2017/334.

Uittenbroek, Bb 2015/85

J.P. Uittenbroek, ‘Het wetsvoorstel Wet Continuïteit Ondernemingen I: een nader onderbouwde regeling’, Bb 2015/85.

Zaal, TRA 2018/14

I. Zaal, ‘De (on)mogelijkheid van ontslag en wijziging bij een pre-pack overgang’, TRA 2018/14.

Lijst van geraadpleegde jurisprudentie Hof van Justitie EG

HvJ EG 7 februari 1985, ECLI:EU:C:1985:55 (Abels). HvJ EG 18 maart 1986, ECLI:EU:C:1986:127 (Spijkers). HvJ EG 25 juli 1991, ECLI:EU:C:1991:326 (D’Urso).

HvJ EG 7 december 1995, ECLI:EU:C:1995:421 (Spano/Fiat). HvJ EG 12 maart 1998, ECLI:EU:C:1998:369 (Dethier/Dassy).

HvJ EG 12 november 1998, ECLI:EU:C:1998:532 (Europièces/Sanders).

Hof van Justitie EU

HvJ EU 26 mei 2005, ECLI:EU:C:2005:321 (Celtec).

HvJ EU 22 juni 2017, ECLI:EU:C:2017:489 (FNV/Smallsteps), JIN 2017/129 m.nt. S.F.H. Jellinghaus & K.M.J.R. Maessen; JAR 2017/189, m.nt. E. Loesberg; JOR 2017/217 m.nt. L.G. Verburg.

Conclusie Advocaat-Generaal

Conclusie A-G Mengozzi 29 maart 2017, ECLI:EU:C:2017:24.

Hoge Raad

HR 30 oktober 1987, ECLI:NL:HR:1987:AD0033 (Happé/Scheepstra). HR 24 februari 1995, ECLI:NL:HR:1995:ZC1643 (Sigmacon II). HR 19 april 1996, ECLI:NL:HR:1996:ZC204 (Maclou).

HR 19 december 2003, NJ 2004/293 (Mobell/Interplan) . HR 19 december 2011, NJ 2012/515 (Prakke/Gips).

HR 28 mei 2014, ECLI:NL:HR:2004:AP0085 (De Boek/Van Gorp).

Gerechtshoven

Hof Amsterdam 10 juli 2018, ECLI:NL:GHAMS:2018:2339 (Bogra).

Rechtbanken

Rb. Overijssel 28 juli 2015, ECLI:NL:RBOVE:2015:3589 (Heiploeg)

Rb. Midden-Nederland 24 februari 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:954 (Smallsteps), JOR 2016/147, m.nt. W.H.A.C.M. Bouwens.

Rb. Noord-Holland 12 oktober 2017, ECLI:NL:RBNHO:2017:8423 (Bogra), JOR 2017/338,