• No results found

Tribale groepen in het huidige Indonesië: geplande ontwikkeling

3.3.2 Aantallen en verspreiding

Vanaf 1966 is men het probleem van de tribale groepen in Indonesië ook cij-fermatig gaan benaderen. Tot die tijd was er nog geen sprake van een kwan-titatieve benadering van dit vraagstuk.

In de eerste fase beliepen de schattingen van deze gemeenschappen nog niet meer dan 43.579 mensen, verspreid over 12 provincies. Ondanks de aandacht die er in eerdere instanties al was geweest voor groepen als de Kubu, de Men-tawaiers en de Dayak bleven de schattingen voor hen ook nog zeer laag: men had nog geen exact idee over hun totale bevolkingsaantal. In de loop der jaren stegen de aantallen voor de verschillende provincies voortdurend. Herdefini-ëring van deze probleemgroep, nieuwe schattingen of nieuwe berekeningen en opname van nieuwe groepen en provincies deden de schattingen voortdurend oplopen. Deze stijging betrof dus niet zozeer demografische ontwikkelingen binnen de tribale gemeenschappen als wel de nauwkeurigheid waarmee men van buiten tegen dit deel van de bevolking aankeek.

De grootste sprongen in de toename van de groepen die als tribaal werden aangeduid zijn gemaakt in de jaren 1968-1969 (van 98.149 naar 373.920) en in 1971-1972 (van 457.528 naar 1.277.075). Voor wat betreft de eerste toename bleek vooral de hernieuwde berekening voor West-Kalimantan bij de opstelling van de eerste van grote invloed: het aantal voor deze provincie steeg van 51.570 naar Voor wat betreft de tweede sprong waren de toevoe-ging van Irian Java als nieuwe provincie met een geschatte tribale bevolking van 530.000 en wederom een stijging van West Kalimantan (van 271.148 naar 481.386) van veel betekenis (zie ook figuur 3.1 en tabel 3.1) Sosial

tribale in het huidige Indonesië: geplande ontwikkeling 71

Figuur De omvang van de volgens opgave

1800 1000 800 400 200 O Opmerkingen:

Ontwikkelingen in deze aantallen geven vooral veranderingen van overheden op tribale groepen weer. Ze reflecteren niet of nauwelijks demografische ontwikkelingen binnen deze groepen.

2. Het is niet altijd duidelijk of inwoners van afgesloten projecten ook nog bij deze cijfers gerekend worden.

3. Het betreft hier compilaties van provinciale gegevens.

Bron: 1989, 1990, 1991 en mondelinge informatie op Sosial (Jakarta 1993).

Op basis van de volkstelling van 1980 is in 1983 de totale tribale bevolking vastgesteld op 1.688.839. Er zijn geen nauwkeurige herberekeningen voor het hele land gemaakt en officieel geeft men gedurende enkele jaren aan dat het ongeveer om 1,7 miljoen mensen gaat. Sinds 1983 echter is het cijfer weer ge-daald en beweegt zich nu al weer jaren rond de 1,2 miljoen mensen. Binnen de totaalcijfers voor Indonesië bestaan er af en toe echter grote verschillen per provincie. Bij de terugloop is West-Kalimantan het grote vraagteken: van een veronderstelde tribale bevolking van 481.368 in 1979 naar 32.500 in 1988 en weer omhoog naar 87.000 in 1991. De redenen hier achter zijn nauwelijks te achterhalen. rekent in dit opzicht eenvoudig weg met wat het provin-ciale hoofd van Soprovin-ciale Zaken opgeeft. Verandering in visie op de lokale bevol-king lijkt de belangrijkste reden in de veranderingen van aantallen. Het zijn echter cijfers die met de nodige voorzichtigheid gehanteerd moeten worden. Ze

72 3

worden niet jaarlijks gecontroleerd voor geboorten en Eenmaal bere-kend blijft een cijfer voor een bepaalde provincie soms gedurende vijf jaar vol-komen gelijk. Pas indien er werkelijk aanleiding toe is, wordt binnen een pro-vincie de tribale bevolking opnieuw geschat.

Tabel 3.1 De tribale Indonesië per in 1979 en

Provincie Totale bevolking

in 1980 Zuid Sumatra 2. 3. West Sumatra 4. 5. Oost 6. Zuid Kalimantan 7. West Kalimantan 8. Centraal Kalimantan 9. 10. NTT Zuid Sulawesi 12. Centraal Sulawesi 13. Z.O. Sulawesi 14. Irian Jaya 15. West Java 16. 17. 18. Noord Sumatra 19. Noord Sulawesi 20. 21. Oost Totaal 4.629.801 1.445.994 3.406.816 2.168.535 1.218.016 2.064.649 2.486.068 954.353 1.411.006 2.737.106 6.062.212 1.289.635 942.302 1.173.875 27.453.525 768.064 2.611.271 8.360.894 2.115.384 2.724.664 555.350 Tribale Bevolking in 1979 in 1988 20.250 23.386 28.792 21.471 23.543 14.965 481.368 26.300 14.191 40.724 60.000 50.480 5.824 611.525 4.077 4.864 6.616 22.440 10.000 2.500 1.208.408 9.000 18.500 24.500 17.500 31.000 9.000 32.500 30.000 17.500 60.000 62.000 41.000 6.500 647.000 3.500 4.000 11.000 18.000 25.000 7.500 1.075.000 % tribale 0,19 1,27 0,71 0,80 2,54 0,43 1,30 3,14 1,24 2,19 1,02 3,17 0,68 55,1 0,01 0,52 0,42 0,21 1,18 0,27

1. Deze tabel is samengesteld op basis van verschillende bronnen. Het blijkt namelijk dat de aantallen die in diverse genoemd sterk uiteen lopen zonder dat daarvoor direct een reden aangegeven. Bij deze tabel is gebruik gemaakt van tabel 3; 1982: tabel 2 en 5; 1983: l en 1989).

2. de provincie Oost Timor telkens opnieuw in tabellen voor tribale groepen is opgeno-men heb ik nog nooit een exacte opgave aangetroffen omtrent de omvang hiervan. Waarschijnlijk is de onrust het gebied hiervan de aanleiding. Inmiddels is Oost Timor van deze lijst afgevoerd.

3. Het betreft het precentage tribale bevolking van 1988 berekend op basis van de totale bevolking van 1980.

groepen in bet huidige geplande ontwikkeling 73

Zo bleek in 1984 de tribale bevolking van Irian Jaya niet langer de nog steeds aangehouden 530.000 te zijn maar 611.525. Dit cijfer werd openbaar gemaakt tijdens een bezoek van een minister aan deze provincie

1983a: i, Kompas 1984a: 3).

Gezien de grote moeilijkheden bij het tellen of schatten van de tribale de ontoegankelijkheid van veel gebieden en de afwezigheid van een appa-raat om routine-matig demografische ontwikkelingen bij te houden, kan het nauwelijks verbazing wekken dat de opgegeven cijfers slechts benaderingen zijn. Om reden wordt er ook nog altijd een extra schatting opgenomen naast de aantallen per omdat men aanneemt dat de gegeven cijfers aan de lage kant zijn.

De verdeling van de tribale groepen over Indonesië is overigens zeer onge-lijk. De tribale groepen wonen verspreid over 20 van de 27 provincies. Slechts de provincies Jakarta, Bali en Midden- en Oost-Java heb-ben officieel geen tribale gemeenschappen. Gedurende lange tijd heeft ook op de lijst van provincies gestaan met een tribale bevolkingsgroep hoewel het aantal hiervan nooit was ingevuld. Waarschijnlijk vanwege de poli-tieke onrust in dit gebied is deze provincie nu van de lijst afgevoerd (zie Tabel

voor een verdeling per provincie).

Een belangrijke antropologische vraag in dit geheel is natuurlijk om welke etnische groepen het hier gaat; met andere woorden, welke groepen worden geclassificeerd als geïsoleerde gemeenschap en welke niet. Ondanks de eerdere formulering van het probleem in termen van een enkelvoudige masyarakat

asing boven het meervoudige keren in afzonderlijke publika-ties over diverse toch telkens opnieuw de namen op van afzonderlijke etnische groepen terug, zoals die ook dikwijls binnen de etnografie of antropo-logie bekend zijn.

Vanuit verschillende bronnen is hiervan een lijst samen te stellen (zie tabel 3.2). Op verschillende punten en om nauwelijks verklaarbare redenen wijkt de aanduiding echter af van de gangbare antropologische omschrijving: in veel ver-slagen heeft men het over de Pa in plaats van de over Suku Anak in plaats van Kubu of, zoals bij de Orang Mamak, verschilt de aanduiding per provincie Mamak, Masyarakat Talang e.d.). Soms zijn groepen sterk opgesplitst terwijl ze binnen de antropologie als een cluster of delen van een bepaalde hoofdgroep gezien worden, zoals in het geval van de Dayak.In diverse publicaties wordt aangegeven dat het in totaal gaat om tussen de 80 en 125 verschillende tribale groepen, waarbij het niet altijd duide-lijk is wat precies de basis is geweest voor de classificatie van de tribale eenhe-den. Latere lijsten zijn vooral voor wat betreft Irian Jaya enorm uitgebreid, nu tot meer dan 250 sub-groepen. Opvallend is echter ook dat de opgave van groe-pen binnen één provincie soms verandert. Zo zijn sinds enige jaren de Karo Batak (althans een deel daarvan) niet langer een tribale groep in Noord-Sumatra maar is een groep mensen op Nias dat ineens wel (Departemen Sosial 1990: 4).

74 hoofdstuk 3

Tabel 3.2 groepen fer provincie

Provincie Tribale groep

1. 2. Noord Sumatra 3. West Sumatra 4. 5. 6. 7. Java 8. West Kalimantan 9. Oost Kalimantan 10. Centraal Zuid Kalimantan 12. Noord Sulawesi 13. Centraal Sulawesi 14. Zuid Sulawesi 15. Zuid-Oost Sulawesi 16. 17. NTT 18. 19. Irian Jaya 20. Zuid Sumatra Gayo Aceh Komi, Karo Pa Bone, Laut Laut, Talang Baduy Lara Sontas Dayak, Dayak, Dayak Punan Dayak, Basap Dayak, Dayak,

Dayak, Dayak, Dayak

Bawo, Dayak, Dayak, Ot Dayak

Dayak, Bijau, Pitap Dayak,

Tajio,

Sea-Sea,

Bentong, To

To To To To

To Tooere, Koro, Bajau, Moronene

Anas, Guara, Rawe,

Suku Madole,

Tenggeo, Kadae, Diboyo, Wayapo ach, Bona,

Ngalilu Watene, Ngalilu

Ngalilu

Dhenisa, Maga,

Akit

tribale groepen in het huidige Indonesië: geplande ontwikkeling 75 3.3.3 Het uitgangspunten en doelstellingen

In deze paragraaf wil ik zoveel mogelijk in termen van het Departement van Sociale Zaken zelf de uitgangspunten en doelstellingen weergeven zoals die te vinden zijn in de beleidsdocumenten en die van belang zijn voor een goed be-grip van hoe dit deel van de overheid aankijkt tegen de tribale groepen.

In de meest uitvoerige formulering gaat het bij de tribale groepen of geïso-leerde gemeenschappen om groepen mensen die leven in de oerwouden, in berg-achtige streken of langs rivier- en kunstgebieden en in sociale levensomstandig-heden die, inclusief de economie en het beschavingsniveau, nog van simpele aard zijn. Door hun isolement zijn ze afgesloten van contacten met de buiten-wereld en als gevolg daarvan is er nauwelijks sprake van sociale verandering of vooruitgang (Departemen 1986: 3).

De enige onderverdeling die door dit departement wel gemaakt wordt bin-nen de totale groep mensen die als geclassificeerd wordt, is op basis van hun al dan niet nomadische bestaan. Onderscheiden worden res-pectievelijk:

1. nomaden: mensen van geïsoleerde gemeenschappen die een nomadisch be-staan leiden met een extreem primitief levensniveau;

2. die mensen die zich inmiddels wel permanent gevestigd heb-ben maar dit toch combineren met een nomadische bestaanswijze om te kunnen voorzien in hun levensonderhoud;

3. de laatste categorie bestaat uit mensen van geïsoleerde gemeenschappen die zich inmiddels reeds permanent gevestigd hebben maar toch nog steeds onder primitieve omstandigheden hun bestaan moeten leiden (Departemen Sosial 1982).

Er vindt dus in het algemeen geen differentiatie plaats naar dominante bestaans-wijze, omvang van de nederzettingen of aansluiting van zo'n groep bij omrin-gende etnische groepen. Als gemeenschappelijke kenmerken van vrijwel al deze groepen wordt een aantal punten genoemd, die op zich bijna allemaal het ge-volg zijn van het geografische en mentale isolement van deze volken. Omdat het beleid ten aanzien van de tribale groepen op deze punten rust, geef ik ze hier uitgebreid weer. Ze keren in de meeste publikaties van dit departement in vrijwel gelijke bewoordingen terug (zie Departemen Sosial 1981, 1986 en 1990). Hieruit spreekt met andere woorden het beschrijvende gedeelte van de visie van de overheid op het probleem van de tribale groepen; een visie die bepalend is voor het ontwerp en de uitvoering van de projecten. Deze punten bieden in hun letterlijke omschrijvingen een goed beeld van de visie van het betrokken departement op dit deel van de bevolking.

Kenmerken voor tribale groepen in Indonesië zijn volgens het Departement van Sociale Zaken de volgende punten:

76 hoofdstuk 3

1.

Het grootste gedeelte van de geïsoleerde gemeenschappen leeft nog van de jacht, de visserij of het jagen en verzamelen, soms in combinatie met nomadische met extreem eenvoudige technieken en uitrusting, waarin zelfs de hak ontbreekt.

Door de waarbij het bos wordt omgekampt en verbrand, vervolgens beplant en verlaten, wordt het natuurlijk evenwicht verstoord. Natuurrampen zoals overstromingen, erosie en het uithollen van rivierbeddin-gen, beschadigde wegen en dijken en overige vormen van schade kunnen het gevolg zijn van deze kaalslag van het oerwoud door de verkeerde landbouw-technieken.

2.

Het grootste gedeelte van de tribale samenlevingen heeft nog een godsdienst die gekenmerkt wordt door animisme en en hoewel een ander deel reeds gelooft in een Almachtige God, geloven deze mensen daarnaast nog in krachten die hun oorsprong hebben in het animistische geloof. Het is duidelijk dat die omstandigheid niet kan worden getolereerd omdat de filosofie van de staat de Pancasila is, waarvan de eerste zuil het geloof in een Almachtige God is. Dit probleem is fundamenteel omdat het verbonden is aan de basisfilosofie van de staat.

3. systeem

De tribale maatschappij is een maatschappij waarin men in kleine groepjes bijeen leeft, geïsoleerd en afgezonderd van de ontwikkelingen op het gebied van godsdienst, ideologie, politiek, economie en cultuur, zodat het leven er zeer eenvoudig is. Tegelijk wordt men geconfronteerd met een natuur die zware eisen stelt. De leeft in familiegroepen bijeen volgens regels en manieren die gebaseerd zijn op traditie en overtuigingen, overgeleverd via verhalen, gedichten en folklore.

Het maatschappelijk leven is geconcentreerd op tribale gedachten en per-cepties met een voortdurende angst voor alles en iedereen die van buiten komt en vooral voor die factoren die erop gericht zijn het bestaande waardensysteem te beïnvloeden en te veranderen.

4. Habitat

De tribale groepen zijn voor het grootste gedeelte afhankelijk van nomadische landbouwmethoden waardoor hun levenspatroon ook nomadisch is. Behalve dat

De term dynamisme verwijst m de oude etnografie naar het geloof dat de primitieve mens of de natuurvolken hechten aan de van mensen, planten, dieren, natuurkrachten of -elementen en levenloze voorwerpen. ceremoniële handelingen kan de mens invloed uitoefenen op deze magische krachten. De term reeds lang in onbruik geraakt. In de Indonesische antropologie en in beleidsstukken met betrekking tot de tribale groepen wordt de term echter nog steeds gehandhaafd.

tribale groepen in bet huidige Indonesië: geplande ontwikkeling 77

de groepen klein zijn, leven zij ook nog op afgezonderde lokaties. Dit maakt het voor de overheid zeer moeilijk haar bestuurs- en dienstverlenende taken te vervullen.

5. Kleding

De mensen van tribale groepen zijn over het algemeen slechts minimaal ge-kleed; slechts bepaalde lichaamsdelen zijn bedekt. Hoewel een deel van hen al

kleding heeft, is er dikwijls geen vervanging aanwezig. Behalve dat ze nog geen kleding kennen, zijn ze ook van mening dat ze met een onbedekt lichaam meer weerstand zullen hebben tegen de natuur. Enkele soorten kleding zijn:

a. Kleding die als broek dient wordt gemaakt van boomschors of houtvezel die wordt Zelfs bladeren worden gebruikt om een deel van het lichaam mee te bedekken.

b. Tatoeage als versiering van het lichaam wordt beschouwd als magische kleding en duidt tevens de lokale, sociale structuur aan.

c. De lendedoek, die wordt gemaakt van boomschors, wordt nog door som-mige groepen gebruikt, met name als ze het oerwoud in trekken. In het gebied van Irian Jaya kennen mannen slechts het bedekken van de met een peniskoker die gemaakt wordt van een soort gedroogde kalebas.

6. Voedsel

Wat betreft de voorziening in de de kwaliteit van het eten blijft ver beneden de normen voor de gezondheid. Daarnaast is ook de hoe-veelheid die dagelijks wordt genuttigd zeer onvoldoende. Het voedsel bestaat in het algemeen uit:

a. dieren zoals herten, wilde varkens, schildpadden, vis, muizen, slan-gen, insecten en apen;

b. vruchten uit het oerwoud; c. diverse soorten bladeren; d. knollen en wortels; e. sago, maïs en droge rijst.

De wijze waarop het voedsel wordt klaargemaakt is zeer eenvoudig. De mensen hebben nog geen en van de specerijen kennen ze slechts het zout. De manier van koken bestaat gewoonlijk alleen uit roosteren, in bamboe koken of bakken in een aardewerk pot zonder olie.

7. Huisvesting

De huisvesting is eveneens nog zeer eenvoudig en ver beneden de gezondheids-eisen. In het algemeen gaat het om zeer eenvoudige hutten op palen met een dakbedekking van bladeren. Niet altijd hebben de hutten muren. De vloer is gewoonlijk gemaakt van ronde palen en bamboestaken die naast elkaar worden gelegd.

Behalve aardewerk kookpotten en waterreservoirs gemaakt van

78 hoofdstuk 3

Omdat de mensen nog een nomadische bestaanswijze hebben, zijn hun huizen slechts voor een tijdelijk verblijf gemaakt. Wanneer de velden niet meer vruchtbaar zijn wordt het huis gewoon achtergelaten. Vervolgens zoekt men een nieuwe plaats en bouwt aldaar een nieuw huis.

8. Gezondheid

De gezondheidssituatie van de tribale groepen is ver beneden de normen. De

ziekten die vaak onder de mensen worden aangetroffen zijn: malaria, huidziek-ten, oog- en maagziekhuidziek-ten, wormen en infectie van de luchtwegen. Ze kennen slechts traditionele medicijnen die een magisch karakter hebben.

9.

Alle leden van de tribale groepen analfabeet: ze zijn nog nooit naar school geweest en hebben nooit formeel onderwijs genoten. Het onderwijs dat ze krijgen bestaat slechts uit de ervaring via het leven binnen de fami-liegroep of de stam. De ervaring en de kennis, die zeer beperkt zijn, krijgen ze via overdracht van generatie op generatie langs informele weg.

10. Kunst en cultuur

In de manieren van uitdrukken en het produceren van kunstwerken en cultuur, zowel materieel als immaterieel, zijn de tribale groepen nog zeer eenvoudig. Er zijn er onder hen die nog gebruik maken van pijlen, speren en stenen bijlen. De vorm van hun dansen en liederen heeft een magisch en religieus karakter.

11. Economisch leven

De geïsoleerde groepen leven nog in zeer eenvoudige economische omstandighe-den waarin gebruik wordt gemaakt van ruil in natura en waarin geld als ruil-middel geen rol speelt.

Handel is in het algemeen niet bekend, deze wordt slechts op beperkte schaal gedreven door bepaalde mensen. Het verkregen resultaat wordt slechts gebruikt voor het voldoen in de eigen behoeften en is nog zeer onvoldoende. De opbrengsten die zij uit het oerwoud verkrijgen worden verkocht. Deze verkoop wordt beheerst door lokale tussenpersonen via het (op voorhand opgekocht).

12. van staat en overheid

De meerderheid van de mensen die tot de geïsoleerde gemeenschappen gerekend worden, begrijpt nog niet wat verstaan wordt onder het bestuur van staat en volk. Omdat er nog geen relaties bestaan met de dienstverlening van de over-heid, bestaat er nog geen begrip en bewustzijn van de bestuurlijke problemen, noch een van staatsburgerschap of een begrip van het Indonesiche volk.

De mensen nemen nog niet deel aan het proces van ontwikkeling: dit moet onmiddellijk worden veranderd want ze vormen een zwak punt in de opbouw

tribale groepen in het huidige Indonesië: geplande ontwikkeling 79

van het volk. Ze vormen een groep die nog geen rol speelt bij het realiseren van de rechten en plichten als staatsburgers.

Evenmin ze op de hoogte van de vooruitgang die is bereikt via het

13. Nationale defensie en

Bezien vanuit het standpunt van nationale weerbaarheid bezitten deze groepen

niet de kracht en weerstand tegen allerlei soorten bedreigingen en gevaren die zowel van buiten als van binnen kunnen komen. Dit betekent dat, gebaseerd op de doctrine van de totale weerbaarheid van het volk, de gebieden van deze geïsoleerde groepen zwakke schakels vormen in de verdediging en dat de kracht van dit verdedigingsstelsel in feite gelijk is aan de kracht van deze zwakste schakel. De geïsoleerde gemeenschappen vormen een alarmerend sociaal pro-bleem.

14. Ontwikkelingskracht

Bezien vanuit de principes van rechtvaardigheid en gelijkheid vormen de tribale groepen een deel van de bevolking dat nog niet profiteert van de resultaten van de ontwikkeling.

Bezien vanuit het standpunt van de bijdrage die geleverd wordt aan de staat en het volk blijkt dat ze geen deel hebben aan die ontwikkeling. Maar niet vanwege hun eigen fout: het is daarom een plicht van de overheid deze groepen te helpen en te leiden zodat ze in staat zullen zijn hun achterstand in te lopen.

1979a, 1981 en 1982).

Het is de taak van het Ministerie van Sociale Zaken deze situatie te doorbreken via speciaal voor deze gemeenschappen opgezette ontwikkelingsprogramma's. Het hoofddoel hiervan is het uitvoeren van activiteiten in de vorm van onder-zoek, begeleiding, opbouw en ontwikkeling van deze tribale groepen. De activi-teiten moeten gericht zijn op zowel het als het gezin en de groep,