• No results found

3.4 Resultaten Factoren met betrekking tot de vernieuwing

3.4.3 Aanpassing eigen situatie

Onder de factor ‘’aanpassing eigen situatie’’ wordt verstaan: Mate waarin het mogelijk is om het werken volgens de zorgvernieuwing aan de eigen situatie aan te passen zonder dat de effectiviteit van de zorgvernieuwing verloren gaat (Fleuren et al., 2002). Doordat er

voornamelijk naar in Nederland onderzochte instrumenten is gekeken, kwamen er tijdens de interviews veel meningen naar voren over de aanpassing van een dergelijk instrument aan de Curaçaose situatie.

Ten eerste werd aangekaart dat er verschillen zijn tussen de Antilliaanse doelgroep en de doelgroepen waar de instrumenten op gebaseerd zijn. Er werd vaak in de interviews aangegeven dat hier rekening mee gehouden moet worden bij de keuze of aanpassing van het instrument. Dit wordt geïllustreerd door de volgende citaten:

‘’Want soms worden bepaalde vragen gesteld waarvan je denk van, dit is eigenlijk niet voor ons op het eiland. We hebben eigenlijk een andere beeld van die jongeren nodig. Of hoe wordt onze sociale omgeving, het sociale van de cliënt is anders dan in Nederland. Er zijn hier veel dingen waarmee je rekening moet houden.’’ (Jeugdreclassering)

‘’Het zou in ieder geval moeten kunnen worden aangepast aan de Curaçaose situatie. (…) De RISK hield geen rekening met het feit dat Antillianen bijvoorbeeld een andere manier van

IMPLEMENTATIE RISICOTAXATIE INSTRUMENT

35 leven hebben, een andere manier van levenspatroon. Bijvoorbeeld dat ze vaker verhuizen of dat ze soms bij andere mensen in huis gaan wonen of dat ze heel lang bijvoorbeeld bij ouders in huis blijven wonen ondanks dat ze een bepaalde leeftijd hebben.’’ (Jeugdreclassering)

Er wordt in de interviews vaak benadrukt dat familiebanden erg belangrijk zijn binnen de Antilliaanse cultuur en dat deze factor bijvoorbeeld zwaarder zou moeten wegen dan de overige risicofactoren.

Ten tweede komt ook hier de vertaling van het instrument naar voren wanneer er wordt gekeken naar de aanpassing aan de situatie van de jeugdstrafrechtketen van Curaçao. De meningen zijn hier echter over verdeeld. Het voornaamste argument vóór de vertaling van het instrument is de transparantie en openheid naar de jongeren toe, zoals eerder is beschreven bij de factor ‘’ethische problemen bij hulpverlener’’. Uit de interviews kwam de taal die wordt aangehouden binnen het Openbaar Ministerie naar voren als voornaamste argument tegen de vertaling van het instrument. Zo is de hoofdtaal binnen het Curaçaose rechtssysteem

voornamelijk Nederlands, waardoor de rapporten uiteindelijk toch in het Nederlands aan het Openbaar Ministerie geleverd moeten worden. Dat het vertalen van de rapporten naar Nederlands teveel tijd gaat innemen komt naar voren in de volgende citaten:

‘’Ideaal zou zijn als ze het in het Papiaments krijgen, maar ik denk dat dat op dit moment niet realistisch is. Want een lap tekst vertalen kost gewoon heel veel tijd. En wij moeten in het Nederlands rapporteren aan het OM. Dus zelfs als je je risicotaxatie in het Papiaments hebt, en je werkt hem uit in het Papiaments, dan moet je hem alsnog naar het Nederlands

vertalen.’’ (Jeugdreclassering)

Ten derde is er uit de observaties gebleken dat er binnen de jeugdstrafrechtketen op Curaçao drie groepen jongeren bestaan: De risicojongeren, de Halt-jongeren en de jeugdreclassering- jongeren. De jeugdreclassering-jongeren en Halt-jongeren hebben al een delict gepleegd. De risicojongeren hebben daar en tegen nog geen delict hebben gepleegd maar bij hen is er wel een hoog risico aanwezig dat zij het criminele pad op gaan. Bij deze risicojongeren kunnen de instrumenten die zijn besproken in de inleiding niet afgenomen worden doordat deze instrumenten er vanuit gaan dat de jongere al een delict heeft gepleegd. Ook in het interview met het Veiligheidssluis en het interview met een van de medewerkers van de jeugdreclassering komt naar voren dat om deze reden het gekozen instrument aangepast zouden moeten worden naar de doelgroep van risicojongeren.

IMPLEMENTATIE RISICOTAXATIE INSTRUMENT

36 Als laatste is er naar voren gekomen dat er verschillende soorten delicten worden gepleegd en dat het ene soort delict vaker voorkomt dan het andere. Zo blijkt uit de observaties en

interviews dat er vooral sprake is van geweldsdelicten binnen de jeugdstrafrechtketen op Curaçao. Aangezien geweldsdelicten vaak voorkomen waren veel participanten positief over het instrument dat specifiek is ontwikkeld voor de inschatting van het recidiverisico voor

geweldsdelicten. Daarnaast is uit de observaties en interviews gebleken dat zedendelicten weinig voorkomen. Het komt zo weinig voor dat een aantal participanten het daarom niet nodig lijkt om er een specifiek risicotaxatie instrument voor te implementeren. Dit blijkt uit de volgende citaten:

‘’Ik werk al 6 jaar hier en ik maar eentje gehad van zedendelicten. Dus ik weet niet of het noodzakelijk is.’’ (Gesloten jeugdinrichting)

‘’Ik heb in de 5 jaar dat ik hier werk 1 zedendelict gezien. (…) Er waren vooral jongeren die eerder misbruikt waren. (…) Het komt hier weinig voor. Het is heel summier.’’ (Justitiële Jeugdinstelling)

Aan de andere kant is uit de interviews gebleken dat veel participanten vinden dat er wel een specifiek instrument voor zedendelicten nodig is, ook al komt het delict minder vaak voor. Zo blijkt uit de volgende citaten dat zedendelicten vaak worden gezien als een ander soort delict en daarom een andere aanpak vereisen:

‘’ Bij zedendelicten heb ik gemerkt, dat het heel moeilijk is om ze aan de praat te krijgen. (…) Het moment dat je bepaalde testen bij deze jongeren gaat afnemen, en je legt uit dat het testen zijn om bepaalde informatie te krijgen, ze doen mee. Want daarom doen ze hier met psychologische testen. Ze werken mee. Maar ik merk wel bijvoorbeeld, als het hierom gaat, dat je niet de juiste antwoorden krijgt.’’ (Jeugdreclassering)

‘’ Weet je het is een apart soort delict op zich. En ja het zou wel handig zijn als je daar toch iets speciaals voor hebt, omdat het ook wel voorkomt. En ik vind juist seksuele delicten een beetje moeilijk om in te schatten. (…) Misschien heb ik daarover te weinig kennis, of te weinig instrumenten om er iets mee te kunnen. (…) En in het geval van een jongere, je hebt met zoveel factoren te maken ook. Dat je dan denkt van, het is toch anders dan bij een volwassene als die een zedendelict pleegt. En bij jongeren heb je bijvoorbeeld biologische factoren die misschien een rol spelen en dergelijke dus. Dus het zou handig zijn als we daar specifiek iets. Want ik heb zelf volgens mij twee van die gevallen meegemaakt. Echt soms denk je van wat moet ik hier nou mee.’’ (Jeugdreclassering)

IMPLEMENTATIE RISICOTAXATIE INSTRUMENT

37