• No results found

3.2 Het journaal van Jacob van Neck

3.2.3 Aankomst in Patani

De twee schepen onder leiding van Jacob van Neck arriveerden op 7 november 1601 op de ankerplaats voor de stad Patani. Deze aankomst zal voor de Hollanders bijzonder moeten geweest zijn, aangezien de bemanning al bekend was met geruchten dat de inwoners zeerovers waren en zich bedrieglijk gedroegen. Toch merkt van Neck meteen in zijn verslag op dat de Hollanders,

34 volgens hem, nergens anders zo vriendelijk zijn ontvangen in Oost-Azië dan in Patani. Het journaal gaat verder met te stellen dat de inwoners van de stad belangrijke piraten zijn geweest en dat dankzij deze activiteiten veel rijkdom werd verzameld door de elite. De tijd van piraterij was reeds voorbij bij de aankomst van de Hollanders, aangezien de koning dit niet meer tolereerde. Van Neck gebruikte het woord “Coninck” maar het staatshoofd van Patani was in realiteit een vrouw, namelijk Raja Ijau. De reden hiervoor wordt door de auteur gelegd bij een “inperfectie van haerlieder tael”.57 Deze opmerking klopt volgens Van Foreest en De Booy echter niet, aangezien de mannelijke en vrouwelijke vorst wel andere termen kenden. De titel die Raja Ijau droeg was die van peracau, een woord afgeleid van de Siamese vorstelijke titel phra chao (พระเจ้า).58 De bemerking van Jacob van Neck toont wel hoe weinig vertrouwd hij zelf was met de lokale taal en praktijken. Hij keek in zijn reisverslag dus wel in zekere mate met een eurocentrische bril naar het land en haar bevolking. Voor de rest van deze bespreking zal de term koningin verder worden gebruikt om duidelijk te verwijzen naar Raja Ijau.

Wanneer de Hollandse schepen hun ankers lieten vallen in de rede, werden ze bezocht door een inspecteur van de stad. Deze ambtenaar verwelkomde de scheepslui met lokale vruchten en stelde de bemanning gerust dat de koningin en de inwoners verheugd waren met hun aankomst. Van Neck stuurde de volgende dag Rochus Pietersz. aan wal om informatie te verkrijgen over de stad en mogelijke handelsgoederen die zij konden aanschaffen. De keuze voor Pietersz. was blijkbaar vanzelfsprekend aangezien hij de taal zou kunnen verstaan en daarnaast de opperkoopman was van de Gouda. Na twee dagen zonder enige vooruitgang werd duidelijk dat de “sabandaer” en de andere havenfunctionarissen niet verder wilden werken tot de admiraal zelf aan wal kwam. Verder moest de delegatie van Jacob van Neck ook geschenken meebrengen voor deze sabandaer en de koningin aangezien dit de plaatselijke traditie was. De Hollanders werden aan land verwelkomd en met twee olifanten naar het paleis van de koningin gevoerd. Op het paleis werd de patentbrief van de Europeanen voorgelezen in het Arabisch voor de hooggeplaatsten van het land. Samen met deze brief werden ook de geschenken aangeboden, met als resultaat dat volgens Van Neck een pakhuis mocht worden gebouwd aan land.59

De hoofdinteresse van de Nederlanders was het verkrijgen van peper, dat volgens de lokale autoriteiten enkele maanden nodig had om ingeladen te worden. Omwille van de aankomende

57 Journaal van Jacob van Neck, 1: 217-18.

58 Van Foreest, De Vierde Schipvaart, 218.; Stefan Amirell, “The blessings and perils of female rule: New

perspectives on the reigning queens of Patani, c. 1584-1718,” Journal of Southeast Asian Studies 42, nr. 2 (2011): 308.

35 winter en de bijbehorende moesson werd daarop besloten om het seizoen door te brengen in Patani. Een bijkomende zaak was het feit dat volgens Van Neck enkel handel kon worden gedaan met de peperhandelaars mits een vastgelegde prijs werd opgelegd. Na een maand van prijsonderhandelingen, zonder al te veel details in dit journaal, werd een overeenkomst bereikt tussen beide partijen. Het reisverslag vermeldt wel de schommelingen van prijzen, mede door de influx van Europese schepen, maar toen de prijzen vastgelegd waren tussen beide partijen bleven ze ongewijzigd. Zelfs wanneer twee concurrerende Zeeuwse schepen arriveerden met de vraag om betere prijzen te krijgen, moesten zij voorrang geven aan de overeenkomst tussen de Hollanders en de handelaars.60

Dankzij de vastgelegde prijs begon de peper ingeladen te worden op de twee Hollandse schepen. De kwaliteit van het product verminderde echter zo sterk dat Van Neck naar de peperhandelaar aan wal stapte om een betere kwaliteit te eisen. De spanningen tussen de twee stegen zo sterk dat de discussie pas na enkele dagen besloten werd toen de koningin eiste dat de peper toch gezeefd moest worden. Deze procedure bezorgde de Hollanders peper van hoge kwaliteit, maar toen de Zeeuwse schepen arriveerden besloten zij ongezuiverde peper in te laden. Van Neck probeerde de Zeeuwen te overtuigen om deze procedure over te nemen, maar kreeg als antwoord dat de andere schepen niet even kieskeurig wilden zijn. De Hollanders besloten echter om op eigen kosten de ongezuiverde peper verder te laten zeven, wat een hoge kwaliteit opleverde en op hun beurt meer winst zou betekenen. Toen de schepen van de Hollandse compagnie volgeladen met peper waren, was het tijd om huiswaarts te keren. Voor hun vertrek werden de Hollanders door de koningin aangesproken, wat een grote eer was volgens de admiraal. Aangezien de Hollanders enkele koopmannen zouden achterlaten om een loge te bemannen in Patani, vroeg de vorstin dat deze geen dronkaards zouden zijn. Verder werden aan Van Neck, Rochus Pietersz. van de Gouda en een kapitein van een Zeeuws schip elk een kris, een dolk, gegeven door de koningin. Daarnaast kregen de Nederlandse schippers de vraag om schepen van Patani in nood op zee te helpen. Als afsluiting werd samen fruit gegeten en begonnen de schippers hun vertrek voor te bereiden.61 Toen de bevriende admiraal Jacob van Heemskerck aanmeerde in Patani, kort voor het vertrek van de Hollanders, zat Jacob van Neck met hem samen om informatie uit te wisselen over hun reizen. Het zou dan pas geweest zijn dat Van Neck kennis kreeg van het lot van zijn bemanning in Macau en hoe de Portugezen verantwoordelijk waren voor de executies. Jacob van Neck kwam hier tot de conclusie dat de Portugezen bij alle vorsten in Azië de Nederlanders in een slecht

60 Journaal van Jacob van Neck, 1: 218-20. 61 Journaal van Jacob van Neck, 1: 219-20.

36 daglicht heeft gesteld. Van Heemskerck werd bij de sabandaer van Patani aangeprezen. Na eerst nog de overgebleven koopwaar te verhandelen aan land, hesen de schepen uiteindelijk op 23 augustus 1602 hun zeilen en vertrokken uit de wateren van het koninkrijk Patani.62