• No results found

Aanbevelingen ter verbetering van verdere monitoring van strandrecreatie

In document Waarde (kust)recreatie (pagina 13-19)

strandrecreanten over de kilometerpalen en gemeenten aan de Nederlandse kust. De gedetailleerde gegevens en toelichting staan op de bijgeleverde CD-Rom.

3.2 Aanbevelingen ter verbetering van verdere monitoring van strandrecreatie

Middels de hiervoor beschreven methode is getracht binnen een korte tijd een zo betrouwbaar

mogelijke raming te verkrijgen van de intensiteit van strandrecreanten aan de kust tijdens de

zomermaanden. Hierbij kon echter slechts worden uitgegaan van reeds bestaande gegevens en

11

ramingen van gemeenten en VVV’s aangaande de verdeling van recreanten over de stranden in hun gemeente. Deze methode kent enkele beperkingen:

- alleen gegevens van binnenlandse vakanties zijn op gemeenteniveau beschikbaar;

bovendien is de betrouwbaarheid van de gegevens op dit gedetailleerde niveau in het geding (dit laatste is voor een belangrijk deel ondervangen door waar mogelijk gegevens over drie jaren samen te nemen);

- bij deze methode gaan we er van uit dat buitenlanders en dagrecreanten hetzelfde gedrag vertonen als Nederlandse vakantiegangers, hetgeen in de praktijk slechts tot op zekere hoogte het geval zal zijn;

- de raming is gebaseerd op een vrij ruwe schatting van gemeenten en VVV’s, waaraan slechts eigen ervaring en intuïtie, maar geen feitelijke (empirische) gegevens ten grondslag liggen.

Voor het vervolg op deze studie kunnen wij diverse suggesties doen die de kwaliteit van de te verzamelen informatie zeker ten goede zal komen:

1. Meting via het ContinuVakantieOnderzoek (CVO)

In de nieuwe opzet van het CVO (sinds 2002) wordt een panel van circa 6.500 personen (bijna een verdubbeling in vergelijking met het ‘oude' CVO) viermaal per jaar ondervraagd over het vakantiegedrag in de voorliggende drie maanden. Het CVO-panel is een steekproef uit de overkoepelende Capi@home database van TNS-NIPO, die bestaat uit circa 30.000 huishoudens, ofwel 60.000 à 70.000 personen (allen PC-bezitters). Vragenlijsten worden afgenomen via de PC, waarbij ten behoeve van de representativiteit voor de Nederlandse bevolking een herweging plaatsvindt voor dit PC-bezit.

Om de intensiteit van strandrecreanten per aangeduide geografische locatie te achterhalen, kan een screening plaatsvinden van het gehele Capi@home panel. Een voorbeeld van een screeningsvraag luidt hierbij als volgt:

‘Heeft u of iemand anders binnen uw huishouden de afgelopen maand een bezoek gebracht aan het Nederlandse Noordzeestrand?'

Ja, en ik heb in zee gezwommen

Ja, maar ik heb niet in zee gezwommen

Nee

Aan diegenen die positief antwoorden op deze vraag, wordt daarna een vervolgvragenlijst

voorgelegd. Daarbij staat uiteraard een zo gedetailleerd mogelijke aanduiding van de

geografische locatie voorop, waartoe kaartmateriaal in de elektronische vragenlijst geïntegreerd

kan worden. Het zal eveneens van belang zijn van de strandrecreanten te bepalen op welk

12

moment zij naar het strand zijn geweest (dag, dagdeel), hoe lang zij er zijn geweest en welke activiteiten zij tijdens hun bezoek hebben ondernomen (om de intensiteit op juiste wijze te kunnen vaststellen; denk hierbij bijvoorbeeld aan wandelaars, ruiters, e.d.), wat zij hebben besteed, etc. Daarnaast zijn van het Capi@home- panel reeds de nodige achtergrondkenmerken bekend, zoals leeftijd, welstandsklasse, herkomst en dergelijke.

Voorgesteld wordt een dergelijke meting te laten plaatsvinden op een moment waarvan verwacht kan worden dat de kust veelvuldig gebruikt is, bijvoorbeeld tijdens of vlak na de zomer (juli/augustus).

De voor- en nadelen van deze methode op een rijtje:

Voordelen:

- een groot aantal respondenten kan worden opgespoord binnen een relatief korte tijd;

- de intensiteit kan worden bepaald aan de hand van gegevens over een langere periode (bijvoorbeeld een hele maand), in plaats van dat er slechts sprake is van een momentopname;

- aan de hand van duidelijk kaartmateriaal kan de respondent relatief nauwkeurig een locatie aanduiden;

- tegen beperkte meerkosten kan aanvullende informatie worden verzameld omtrent de strandrecreatie in totaliteit.

Nadelen:

- alleen Nederlandse strandrecreanten worden opgespoord; de toch relatief grote groep buitenlandse bezoekers (met name Duitsers!) blijft vooralsnog buiten beschouwing. Hiervan kunnen hooguit bepaalde inschattingen worden gemaakt (waarbij wordt aangenomen dat buitenlanders eenzelfde gedrag vertonen als Nederlanders; in de praktijk blijkt dit vaak niet zo te zijn);

- strandrecreanten op relatief rustige locaties worden wellicht niet in voldoende mate aangetroffen binnen het panel; anderzijds zegt dit natuurlijk ook iets over de drukte op die punten;

- de vraag is in hoeverre respondenten daadwerkelijk nauwkeurig op een kaartje kunnen

aangeven waar zij naar het strand zijn geweest; de verkregen informatie blijft een

benadering van de werkelijkheid. Veel belang moet dan ook worden gehecht aan het goed

aanduiden van referentiepunten op de kaartjes (denk hierbij aan de namen van

strandpaviljoens, strandovergangen en andere objecten).

13

2. ContinuVrijeTijdsOnderzoek (CVTO)

In april 2004 is het CVTO van start gegaan. Hierin worden elke week 350 Nederlanders ondervraagd over hun vrijetijdsgedrag van de afgelopen week. Er worden vragen gesteld over de activiteit, de locatie (op gemeenteniveau), vervoermiddel, bestedingen, tijdstip, duur van de activiteit, etc. Er bestaan diverse mogelijkheden om hier extra onderzoeksvragen aan te koppelen, bijvoorbeeld omtrent de exacte locatie van een strandbezoek. Daarnaast is het mogelijk de steekproef in een bepaalde periode uit te breiden (bijvoorbeeld in de zomer).

De voor- en nadelen van deze methode:

Voordelen:

- door jaarrond onderzoek is de betrouwbaarheid van de gegevens groot;

- het strandbezoek kan in een breed kader van vrijetijdsgedrag geplaatst worden;

- het onderzoek is zeer flexibel van opzet en biedt veel mogelijkheden.

Nadelen:

- in feite gelden hier dezelfde nadelen als hiervoor bij optie 1 werden aangegeven;

- het onderzoek richt zich in principe voornamelijk op dagrecreanten (activiteiten zonder overnachting). Door extra vragen op te nemen, zou dit kunnen worden ondervangen.

3. Luchtfotografie

Een derde mogelijkheid betreft het fotograferen van de bedoelde locaties vanuit de lucht.

Het doel hiervan is uiteraard het verkrijgen van een gedetailleerd overzicht van aantallen strandrecreanten, waarbij wordt voorgesteld te fotograferen op één of enkele mooie dagen/dagdelen in juli of augustus.

Ook deze methode kent een aantal plus- en minpunten:

Voordelen:

- exacte weergave van de intensiteit en spreiding van strandrecreanten op een bepaald moment, waarbij geen vergissing mogelijk is aangaande de locatie;

- ook buitenlands bezoek wordt op deze wijze in de tellingen meegenomen.

14

Nadelen:

- de meting is een momentopname, waarbij de invloed van toevalligheden groter kan zijn, tenzij uiteraard meerdere meetmomenten (dagen/dagdelen) worden overwogen (waarbij de kosten zullen toenemen);

- er wordt geen aanvullende informatie verzameld over de strandrecreatie (men weet niet waar bezoekers vandaan komen, hoe lang ze blijven, wat ze uitgeven, etc.);

- de methode is relatief kostbaar.

4. Enquêtering/tellingen op locatie

Een laatste mogelijkheid is het tellen en (eventueel) met een vragenlijst benaderen van strandrecreanten op locatie. Gedacht kan worden aan een selectie van strandovergangen per geografisch aangeduide locatie.

Ook deze methode kent bepaalde voor- en nadelen:

Voordelen:

- tellingen ter plaatse bieden een nauwkeurig beeld van de drukte op een bepaald moment;

- aanvullende informatie kan op een eenvoudige en betrouwbare wijze worden verzameld, waarbij het NRIT voorstander is van het meegeven van een vragenlijst die achteraf (na het bezoek) wordt ingevuld, zodat een weloverwogen oordeel kan worden gegeven over het bezoek (tijdsduur, bestedingen, etc.). Bovendien staat op deze wijze het bezoek nog vers in het geheugen van de respondent;

- het buitenlandse bezoek wordt meegenomen in de tellingen en enquêtering, waardoor een beeld ontstaat van de aard en omvang hiervan.

Nadelen:

- door te tellen bij strandovergangen wordt geen beeld verkregen van de spreiding van recreanten op het strand; dit kan echter goed worden ondervangen door deze informatie op te nemen in de enquête;

- aangezien het gaat om een zeer groot aantal locaties zullen de kosten van deze methode

(een combinatie van tellen en enquêteren) relatief hoog zijn. Deze methodiek zal dan ook

voornamelijk geschikt zijn voor het verzamelen van aanvullende informatie, wanneer reeds

het een en ander bekend is over de intensiteit van strandrecreanten (dus bijvoorbeeld in

combinatie met luchtfotografie).

15

Concluderend kan gesteld worden dat een combinatie van methoden een ideaal beeld zou opleveren. Gedacht zou bijvoorbeeld kunnen worden aan luchtfotografie, in combinatie met een enquêtering betreffende de belangrijkste kenmerken van het bezoek, die zowel zou kunnen plaatsvinden op locatie als binnen het Capi@home panel.

Indien het RIKZ een vervolg overweegt, stellen wij voor over de te hanteren methode een brainstormsessie in te lassen, waarbij vertegenwoordigers van het NRIT en RIKZ aanwezig zijn.

Tijdens deze sessie kunnen de mogelijkheden nader besproken worden, mede aan de hand van

de resultaten van het voorliggende rapport. Tevens kunnen dan vanuit RIKZ de voorwaarden

en uitgangspunten voor de vervolgstudie aangegeven worden, zowel in bijvoorbeeld

inhoudelijke als financiële zin (welke mate van betrouwbaarheid/gedetailleerdheid/volledigheid

is gewenst tegen welke kosten). Pas dan kan definitief vastgesteld worden welke methode de

meest adequate is, van de voor deze studie toegepaste methode tot en met de meest ideale

methode, zijnde een combinatie van luchtfotografie, bestaande gegevensverzameling en

enquêtering ter plaatse (via CV(T)O of op locatie).

16

Bijlage 1 Gegevens vakanties en dagtochten op

In document Waarde (kust)recreatie (pagina 13-19)