• No results found

Aanbevelingen om monitoring te verbeteren

Management summary

Tekstvak 5.2 Toelichting Biodiversiteitsmonitor

7 Conclusies & aanbevelingen

7.2 Aanbevelingen om monitoring te verbeteren

7.2.1

Inleiding

Monitoring is een continu proces. Elke rapportage biedt opnieuw aanknopingspunten om de monitoring verder te verbeteren. Deze verbeteringen kunnen bijvoorbeeld relevant zijn omdat de huidige systematiek onvolledig is, omdat onvoldoende het effect van verrichte inspanningen inzichtelijk kan worden gemaakt of omdat de gegevens onvolledig zijn. Ook kunnen doelen veranderen.

In dit rapport worden diverse aanbevelingen gedaan om de monitoring verder aan te scherpen. In onderstaande paragraaf worden die

aanbevelingen samengevat. Deze samenvatting is gebaseerd op de mogelijke verbeteringen zoals deze zijn geformuleerd voor de huidige doelen en thema’s die gelden tot en met 2020. Hierbij is nog geen rekening gehouden met de toekomstige doelen en thema’s zoals gepresenteerd in hoofdstuk 6.

In de toekomstige rapportages zal ook invulling worden gegeven aan de monitoring op deze nieuwe doelen. Voor sommige nieuwe thema’s (bijvoorbeeld Veiligheid op het erf) betekent dit dat de monitoring vanaf het begin moet worden ontwikkeld. Voor bestaande thema’s betekent dit mogelijk een aanpassing van de bestaande monitoringssystematiek.

7.2.2

Mogelijke verbeteringen huidige doelen en

thema’s

Algemeen

De Duurzame Zuivelketen heeft de mogelijkheid om op een aantal thema’s (bijvoorbeeld broeikasgassen, energie, fosfaat, ammoniak en biodiversiteit) over te stappen op monitoring via centrale

dataverzameling KringloopWijzer. Om hierin een weloverwogen keuze te maken is het van belang voor- en nadelen tijdig af te wegen en een benodigd stappenplan op te stellen om over te schakelen naar deze monitoring.

Klimaatneutraal ontwikkelen

1. Broeikasgasemissie:

a. LCA-benadering en Emissieregistratie: Het doel ‘20% reductie ten opzichte van 1990’ heeft zijn oorsprong in het

Agroconvenant dat alleen betrekking heeft op de nationale emissies. Voortgang op het klimaatdoel wordt tot nu toe binnen de Duurzame Zuivelketen beoordeeld met een LCA-benadering waarin ook de emissies in de (internationale) aanvoerketen worden meegenomen. De toegepaste methode is daarmee voor dit doel niet optimaal. Bovendien ontbreken data om 1990 met hetzelfde detailniveau door te rekenen als recente jaren. Om deze redenen is voorzichtigheid geboden bij de beoordeling van realisatie van dit doel. Het is beter en zuiverder om de

voortgang op dit doel te monitoren door de bijdrage van de Nederlandse melkveehouderij aan de nationale emissie uit te splitsen via de Emissieregistratie. Deze uitsplitsing is ook relevant omdat in de nieuwe doelen van de Duurzame Zuivelketen tot en met 2030 de uitvoering van het plan ‘Klimaatverantwoorde zuivelsector in Nederland’ centraal staat. Voor de monitoring van deze doelen is het ook nodig om inzichtelijk te maken hoe gerapporteerde emissies volgens de Emissieregistratie enerzijds en een LCA-benadering anderzijds samenhangen en verschillen. Alleen dan kan inzichtelijk worden gemaakt in hoeverre de Nederlandse melkveehouderij bijdraagt aan het realiseren van de nationale doelen met oog voor eventuele afwentelingen van emissie buiten de landsgrenzen. In

de Publiek Private Samenwerking (PPS) ‘Klimaatperspectief Nederlandse agroproductie’ worden dit soort vragen opgepakt. De inzichten uit deze PPS zullen worden meegenomen in toekomstige sectorrapportages.

b. Landgebruik en landgebruiksverandering: Dit is een belangrijke deelsector in het klimaatakkoord, onderdeel Landbouw. Om de voortgang (en de bijdrage van de melkveehouderij) op dit onderdeel in beeld te kunnen brengen, is het essentieel dat veranderingen in de koolstofvoorraad in de bodem (Engelse term: carbon sequestration) worden meegenomen in de monitoring. In Lesschen et al. (2020) worden resultaten gepresenteerd van een onderzoek naar de omvang van de vastlegging van koolstof in de bodem middels metingen en de opzet van een modelmatig systeem om de vastlegging van koolstof te bepalen en te

monitoren. Het onderzoek is een stap dichterbij het monitoren van de koolstofvastlegging in de melkveehouderij. Het is van belang om de resultaten van dit onderzoek te integreren in de berekening van de broeikasgasemissie.

c. Voor het jaar 2020 komen op basis van informatie over de grondstofsamenstelling van mengvoer de daarvan afgeleide carbon footprints voor individuele bedrijven beschikbaar in de KringloopWijzer. Een verbeterpunt voor komende jaren is om de bedrijfsspecifieke carbon footprints van mengvoer te

implementeren in de berekeningswijze. Hiermee wordt het effect van veranderende grondstofsamenstelling van mengvoer in de toekomst meegenomen in de berekening.

d. De carbon footprints van aangevoerde voedermiddelen in deze rapportage zijn gebaseerd op Feedprint (Vellinga et al., 2013). In juni 2020 is een update van deze emissiefactoren

beschikbaar gekomen en deze zijn gebruikt in de berekeningen voor alle jaren. Om de trend vanaf de nulmeting (2011) op een goede manier in beeld te brengen, is in principe ook inzicht nodig in de gemiddelde grondstofsamenstelling van mengvoer per jaar. Tot nu toe ontbreekt deze informatie in de betreffende databases en is het effect van veranderingen in

grondstofsamenstelling niet zichtbaar in de resultaten. e. Methaanemissie uit pens- en darmfermentatie wordt nu nog

voedermiddelen gebaseerd op een aandeel van snijmais in het rantsoen van 25%. Dit kan bedrijfsspecifiek worden gemaakt met de gegevens in het Bedrijveninformatienet.

f. De footprint van de zuivelverwerking kan verder worden verfijnd door gebruik te maken van meer specifieke gegevens over verpakkingen.

g. Kleinschalige mestverwerking en mestvergisting zijn vooralsnog niet in het rekenmodel opgenomen. De berekeningswijze en de bepaling van de uitgangspunten voor opname in het model vergen nader onderzoek.

2. Energie-efficiëntie:

Een verbeteroptie is om meer rekening te houden met het

energiegebruik bij melkverwerkers die niet deelnemen aan de MJA- monitoring.

3. Duurzame energie:

Om de monitoring op het gebied van duurzame energie te verbeteren, is het noodzakelijk om nader te definiëren en af te bakenen welke energieproductie wordt toegerekend aan de melkveehouderij. Dit is ook van belang omdat er steeds meer initiatieven zijn waarbij melkveebedrijven wel betrokken zijn bij duurzame energieproductie, maar niet de (volledig) eigenaar zijn. Denk bijvoorbeeld aan zonneweiden of dakverhuur voor

zonnepanelen. Daarna kan gekozen worden welke databronnen er gebruikt worden in toekomstige rapportages. De Klimaatmodule in de Centrale Database KringloopWijzer kan hierbij mogelijk een rol spelen. Het is van belang om ervoor te zorgen dat ook nieuwere vormen van energieproductie, bijvoorbeeld monovergisting van mest, een plek krijgen in de monitoring en om deze gegevens ook mee te nemen bij de berekening van de broeikasgasuitstoot. Continu verbeteren diergezondheid en dierenwelzijn

1. Antibiotica

Op dit thema bevat het rapport geen suggesties voor verbetering van de monitoring.

2. Levensduur

De Duurzame Zuivelketen zou kunnen overwegen om ook op de thema’s klauwgezondheid en vruchtbaarheid monitors te ontwikkelen. Het is belangrijk om inzicht te houden in de onderliggende

diergezondheidsfactoren van levensduur, zeker gezien de onzekere effecten van wetgeving op het afvoeren van koeien.

3. Dierenwelzijn

In 2019 kon nog geen nulmeting worden uitgevoerd en kon geen sectordoel worden vastgesteld. Verdere ontwikkeling op deze punten is van belang om vooruitgang op dierenwelzijn meetbaar en zichtbaar te maken. In de doelen tot en met 2030 heeft de

Duurzame Zuivelketen operationele doelen op dit vlak vastgesteld. Behoud weidegang

1. Weidegang

Op dit thema bevat het rapport geen suggesties voor verbetering van de monitoring.

Behoud biodiversiteit en milieu 1. Verantwoorde soja

Een verbeteroptie is om te overwegen om een monitor in te richten die meer inzicht biedt in het jaarlijkse verloop van het sojaverbruik in melkveemengvoeders. Dit punt heeft overlap met punt 1d van de belangrijkste verbeteringen (samenstelling mengvoer).

2. Mineralen a. Fosfaat

Op dit thema bevat het rapport geen suggesties voor verbetering van de monitoring.

b. Ammoniak

Tot nu toe wordt alleen emissie uit dierlijke mest van melk- en fokvee meegenomen. Emissie uit kunstmest en mestbewerking wordt niet meegenomen. Om dit te kunnen doen, dient een uitsplitsing te worden gemaakt naar melkveehouderij en overige sectoren, ook voor het jaar waarop het doelniveau is gebaseerd. 3. Biodiversiteit

In 2019 kon nog geen nulmeting worden uitgevoerd en kon geen sectordoel worden vastgesteld. Verdere ontwikkeling op deze punten is van belang om vooruitgang op biodiversiteit meetbaar en zichtbaar te maken. In de doelen tot en met 2030 heeft de