• No results found

11. Conclusie en aanbevelingen

11.2 Aanbevelingen

De handreiking die ontwikkeld wordt zal moeten insteken op de verschillende niveaus om het proces van samenwerking goed te laten verlopen. Er zal keuze moeten zijn uit diverse vormen en middelen,

passend bij verschillende stadia, situaties en doelgroepen. Gemeenten moeten zelf met het materiaal aan de slag kunnen, maar ook de rol van een (gesubsidieerde) begeleider moet aandacht krijgen zonder dat het dwingend wordt.

2. Aandacht voor geestelijke proces

Samenwerking tussen gemeenten start als het goed is met bezinning over de visie op het kerkzijn met elkaar in een bepaald gebied in de eigen context. In de opzet van het huidige project wordt de bezinning vrijblijvend overgelaten aan de gemeenten en verder naar achter geschoven in de projectfase. Dit is een gemiste kans. In de handreiking zal meer aandacht moeten zijn voor bezinning en visieontwikkeling. Voor bezinning is voldoende bestaand materiaal. 83 Het is niet nodig hiervoor eigen materiaal te

ontwikkelen.

3. De verkenningsfase

Een goede start van samenwerking is cruciaal om een goed vervolg te kunnen hebben. Gereedschap, bijvoorbeeld in de vorm van werkvormen die helpen bij de start van verkenning en ontwikkeling, is van groot belang. Verkenning moet mogelijk zijn op verschillende niveaus en in verschillende groepen. Denk hierbij aan colleges van kerkrentmeesters en diakenen, kerkenraden en werkgroepen, maar ook aan gemeenteberaden en werkgemeenschappen van predikanten en kerkelijk werkers.

4. Monitoring van het proces

Een van de krachten van de handreiking moet zijn dat het gereedschap in handen geeft om stappen te kunnen zetten en om gaande trajecten te kunnen controleren en evalueren. Het werken met checklists kan hierbij helpen.

5. Mee ontwikkelen met het project

Een ander krachtig punt van de handreiking moet zijn dat deze zich mee ontwikkelt met het project van samenwerking. Een digitale handreiking is daarom een juist middel omdat deze eenvoudig kan worden aangepast met directe beschikbaarheid voor de gemeenten en andere betrokkenen.

6. Samenwerking in verband met andere vormen van gemeentezijn

Ten slotte moet bedacht worden dat samenwerking een van de vele mogelijkheden is voor gemeenten. Samenwerking dient dan ook in verband te staan met andere vormen van gemeentezijn die gemeenten een middel in handen geven om aan hun doel van gemeente zijn te beantwoorden en hier zichtbaarheid aan te geven.

83 Ik denk bijvoorbeeld aan het eerder genoemde boekje van Marius Noorloos: Leven uit de Bron. Maar ook het ‘handboek gezonde gemeente’ van Robert Warren kan hiervoor gebruikt worden en ‘Gemeente in beweging’ van Aart Peters.

Bronnen

Literatuur

Bisseling, H., Roest, H. de, en Valstar, P. (red), Meer dan hout en steen, handboek voor sluiting

en herbestemming van kerkgebouwen. Zoetermeer 2011

Brouwer, R. e.a., Levend Lichaam, dynamiek van christelijke geloofsgemeenschappen in

Nederland, Kampen 2007

Dekker, G., Heeft de kerk zichzelf overleefd? Beschouwingen over de rol van de kerk in de

moderne samenleving, Zoetermeer 2010

Dekker, Dr. G. en Stoffels, Dr. H.C., Godsdienst en samenleving, een introductie in de

godsdienstsociologie, Kampen 2011

Druijff, M., Kleine dorpsgemeenten: Rijk verleden, uitdagende toekomst. Elst 2006

Hart, J.de, e.a., Handelingen, Tijdschrift voor praktische theologie en religiewetenschappen, Utrecht 2012/4

Heuvel, P. van den, Toelichting op de kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland, herziene uitgave, Zoetermeer 2013.

Hierden, N. van, Samen werken, samen kerken? Een kwalitatieve studie naar de betekenis van

regionale samenwerking voor plaatselijke protestantse gemeenten. Utrecht 2010

Hoekstra, A.W. en Knot, H., Nieuwe manieren van kerk-zijn in Friese dorpen, een

afstudeerproject vanuit de opleiding Godsdienst Pastoraal Werk. Ede 2010

Kok, A. de, De Didache, het onderwijs van de apostelen, uitgeverij Stad op de berg 2014

Kolk, J. van der, Samen verder, maar hoe? Rationaliteit en vormende krachten bij de keuze van

gemeenten voor samenwerking of herindeling. Amsterdam 2011

Maasen, drs. J.H.M., Handelingen, Tijdschrift voor praktische theologie en religiewetenschappen. Utrecht 2013/2

Mak, G., Hoe God verdween uit Jorwerd. Amsterdam 1996

Moynagh, M., Church for every context, an introduction to theology and practice. London 2012 Noorloos, M, Leven uit de Bron, via geloofsopbouw naar gemeenteopbouw, Kampen 2009 Peters, A., Gemeente in beweging, op zoek naar een bijbelse visie, Heerenveen 2009 Ridderbos, Dr. H., Paulus, ontwerp van zijn theologie, Kampen 1966

Stembergen, G., De Bijbel en het Christendom, kerngedachten uit 20 eeuwen christelijke traditie,

deel 1: Het vroegste Christendom, Haarlem 1977

Soethoudt, ds. J.H., Groot en klein, over samenwerking van protestantse gemeenten en de

plaats van locale kernen in dat proces van samenwerking. Landgraaf 2011

Warren, R., Handboek gezonde gemeente, kerkvernieuwing in de praktijk, Gorinchem 2008

Documentatie

Beekman, W., Leve de dorpskerk, verslag van een studie naar de mogelijkheden en beperkingen

van kleine kerkelijke gemeenten in kleine dorpsgemeenschappen, 2011

Dijkstra, N., e.a., 30 kansrijke modellen voor de missionaire gemeente, Utrecht 2010

Kerkorde van de Protestantse Kerk in Nederland, inclusief de ordinanties, overgangsbepalingen en generale regelingen, Zoetermeer 2013

KTO 12-09, Samenwerken werkt: Eindrapportage van de Beleidscommissie Predikanten bij

thema 3 en thema 4 van het Project Hand aan de Ploeg. (Deze nota is te vinden op de website van de Protestantse Kerk in Nederland: http://www.pkn.nl/Lists/PKN-Bibliotheek/KTO%2012- 09%20rapport%20samenwerken%20werkt.pdf )

Noord, B. van, e.a., Samen kom je verder, door samenwerking vitaal blijven, (Katern in Kerkinformatie) Utrecht 2011

Vos. A. e.a., En het geschiedde… een tussenrapportage van de commissie/werkgroep GOM. Tilburg 2010

Websites (allen geraadpleegd in juni 2015)

http://bevolkingsprognose.brabant.nl/hoofdstuk/groei-en-krimp-gemeente http://www.bezieldverbandutrecht.nl http://www.debezieling.nl http://www.gereformeerde-kerken-hersteld.nl/ http://www.groningerkrant.nl/2015/01/mgr-de-korte-wil-lokale-geloofsgemeenschappen-behouden/ http://www.katholiek.nl/actueel/katholiek-jaaroverzicht-2014 http://www.katholiekenschede.nl/index.php/parochiebestuur-jac/informatie-vanuit-bestuur/957-inleidende- rede-van-guus-berkien-vicevoorzitter-van-het-parochiebestuur http://www.katholiekenschede.nl/index.php/parochiebestuur-jac/informatie-vanuit-bestuur/1083-belagnrijke- mededeling-v-h-parochiebestuur http://kerkrentmeester.nl/index.php/thema/kansen-voor-kerken http://www.mariajohannes.nl/1_1405_Nieuws_uit_het_bestuur.aspx http://www.professorenmanifest.nl/index.php/pm2/jozef-wissink http://www.pkn.nl/Lists/PKN-Bibliotheek/KTO%2012-09%20rapport%20samenwerken%20werkt.pdf http://www.pkn.nl/Lists/PKN-Bibliotheek/Leren-leven-van-de%20verwondering-visie-op-het-leven-en- werken-van-de-kerk-in-haar-geheel-brochure.pdf http://www.protestantsekerk.nl/actief-in-de-kerk/werken/gemeentepredikant/Paginas/Werkbegeleiding.aspx http://www.protestantsekerk.nl/actief-in-de-kerk/werken/kerkrentmeester/Paginas/Advies-en- begeleiding.aspx

Bijlage 1a: Interview Protestantse Gemeente Bant

I: Interviewer

P: Predikant O: ouderling

I: Hoe lang zijn jullie al bezig met samenwerking gemeenten? O: We zijn nu ongeveer 2 en een half jaar bezig

I: Hoe zijn jullie begonnen met de samenwerking?

O: Eigenlijk heel spontaan. Ik kwam de voorzitter van de kerkenraad uit Nagelen tegen in de pauze van een voorstelling in de schouwburg. Ik kende hem vanwege een zakelijke relatie en we raakten als voorzitters aan de praat: “Hoe doe jij dat? Hoe overleven jullie?”

I: Overleven?

O: Ja, het is een kwestie van overleven. We zijn als voorzitters later bij mij aan de keukentafel verder gaan praten. Toen dachten we: “Dit moeten we niet met z’n tweetjes gaan doen, dit moeten we uitbreiden. We gaan hulp zoeken.” Toen is een gemeenteadviseur van de PKN ingeschakeld. We hebben alle kerkenraden benaderd van de dorpen. En zo is het begonnen.

I: Hoeveel dorpen zijn erbij betrokken?

O: Er zijn tien dorpen, waarvan er één een combinatiegemeente is. Dus in wezen zijn het negen kerkenraden.

I: Hoe zitten de predikanten met elkaar in de samenwerking?

P: De predikanten zitten er nogal verschillend in. Op dit moment is het ook een beetje een gatenkaas. Er zijn een aantal vacatures. Dat merken we ook wel in onze werkgemeenschap. Je hebt elkaar heel erg nodig en je merkt dat we nu met een te klein groepje zijn. Van begin af aan heeft Geertje (de ouderling. Jdk) ons heel goed op de hoogte gehouden. En het geldt eigenlijk voor de meeste

predikanten wel dat ze er positief in staan. Bij een paar grotere gemeentes merk je wel dat die niet direct de urgentie tot samenwerking hebben.

I: Daarin zit dus verschil? Het voelen van urgentie of dat gevoel niet hebben? Hoe is dat gevoel bij jullie?

P/O: Wij voelen de urgentie. Bant voelt de urgentie. I: En wat is dan de urgentie die je voelt?

O: Omdat we zo klein worden.

P: Er is een heel betrokken kern. In 2004 hebben we dit prachtige multifunctionele gebouw ‘De basiliek’ in gebruik genomen. Dat gaf veel energie en positiviteit. Je merkt nu, dat die generatie nu een beetje moe begint te worden. Er is een gevoel van: ‘Wie gaat nu dit stokje overnemen?’ En als je dat ziet, dan wordt je wel een beetje bezorgd. Dan zie je wat je overal in het land wel hoort, dat de

middengroep zoals die dan zo mooi heet, een ander soort betrokkenheid heeft bij de kerk. We zijn er in ons beleid ook wel heel erg bewust mee bezig en een mooi beleidsplan daarop geschreven, maar hoe dat praktisch nu precies verder moet is nog zoeken. Het gevoel dat je wel samen moet werken is heel sterk aanwezig.

I: De urgentie zit er dus in, dat je merkt dat je te klein wordt om op den duur te overleven. Je hebt elkaar nodig om te overleven.

P: Ja, daar heb je elkaar voor nodig.

I: Wat heeft het nu, na die twee jaar opgeleverd?

O: Het heeft in elk geval opgeleverd dat we elkaar hebben leren kennen. Dat is wel heel belangrijk. Dat hebben we de laatste bijeenkomst ook wel heel sterk gemerkt in het dorpskernenoverleg. Je groet elkaar, je weet wie de ander is. Dat is al heel belangrijk. We steken ook wat van elkaar op. Ik denk dat wij in Bant ook wel een beetje de voorloper zijn van veranderingen. Bant is daarin ook altijd heel positief.

Maar van andere dorpen krijgen we dan ook wel de vraag hoe we dat allemaal doen. En zo steken we wat van elkaar op.

I: En hoe ‘doen jullie dat dan?’

O: Steeds stappen zetten, kleine stappen, maar wel bewust. Als voorbeeld: Het komend jaar hebben we de laatste zondag van de maand geen kerkdienst, maar spreken we een morgengebed uit. Dat wordt door ambtsdragers, maar straks ook door gemeenteleden uitgesproken. Dat scheelt twaalf keer een gastpredikant. Dat is twaalf keer honderdtwintig euro. Bovendien hoeft de kerk niet warm, want we gaan dat in de ‘rotondezaal’ houden. Dat is dus klein, maar het is wel een ontmoetingsmoment op zondag. En daarna gaan we met elkaar koffie drinken. Het is een proef voor een jaar maar ik denk, omdat we het samen met de predikant zorgvuldig hebben voorbereid, dat het wel gaat lukken.

In de zomermaanden gaan er leken voor in de zogenaamde lekenvieringen. Dat doen we nu al zo’n vier jaar. Dan nodigen we dus ook geen gastpredikant uit, maar is er iemand uit de gemeente die een viering verzorgt. Dit gebeurt meestal met z’n tweeën. De betrokkenheid van de gemeente blijft op deze wijze groot.

P: Ik vind het theologisch belangrijk te zeggen dat de liturgie van de gemeente is. En als je de gemeente toerust en laat ontdekken dat het met elkaar kan, dan is het ook mooi en dan vergroot je het draagvlak en de betrokkenheid.

O: Bij lekenvieringen is de opkomst over het algemeen groter dan wanneer er een gastpredikant is. Omdat men het ook erg waardeert dat iemand uit de gemeente dit verzorgt.

Naar de toekomst toe denk ik dat we, als we een kerk willen behouden en geen eigen predikant meer kunnen betalen, de ervaring al hebben en weten hoe we dat met elkaar als gemeente doen.

I: Je hebt in de samenwerking elkaar vooral leren kennen zeggen jullie. Maar hoe keek je dan, voordat je begon met samenwerking tegen die dorpen aan?

O: Je kende ze niet, en dat ze anders zijn dat hebben we ook gemerkt. Elke dorpskern heeft zijn eigen nestgeur. En die nestgeur is ook belangrijk. We zijn een hechte groep hier en we hechten ook aan onze eigen nestgeur. Net zo goed als alle andere dorpen dat ook doen.

I: Wat is die nestgeur?

O: Dat is een beetje ‘thuiskomen’.

I: Wat betekent die nestgeur als je wilt gaan samenwerken?

P: Dit betekent dat de samenwerking geleidelijk moet gaan. Die ervaring hebben we wel met de gemeente Luttelgeest, dat is een buurgemeente aan de andere kant van de snelweg. Daar hebben we de laatste paar jaar, in eerste instantie los van het dorpskernenoverleg, met elkaar gekeken wat we samen konden gaan doen. Ik heb dat met mijn voormalig collega samen opgestart. Dat begon met het jeugdwerk, de catechese. Hier was een te klein groepje en we hebben toen vanuit Bant contact gezocht met Luttelgeest. En van daaruit groeide het verder. Nu is er af en toe dienst samen en hebben we al een paar jaar als predikanten gezamenlijk gespreksgroepen voor beide dorpen en dat bloeit.

O: Binnenkort hebben we weer een overleg met het moderamen van Luttelgeest. Ze zijn een tijdje vacant geweest en nu is er weer een predikant. Dus nu kunnen we kijken hoe een en ander landt in beide gemeentes en wat we kunnen gaan uitbreiden in de samenwerking. Want elke gemeente heeft zijn eigen nestgeur, maar bij de ene gemeente kun je ook gemakkelijker aanhaken dan bij de andere. Je moet elkaar ook wel liggen natuurlijk.

I: Hoe zijn de verschillen verder in de dorpen?

P: De verschillen zijn niet alleen kerkelijk, maar de karakters van de dorpen zijn ook heel

verschillend. Voor de samenwerking is van belang dat je je hier bewust van bent en dat je ook kijkt door het oog van die ander hoe je daarin van elkaar kan leren.

O: En dat gebeurt dan op het dorpskernenoverleg. Daar spreken we bijvoorbeeld over de

pluriformiteit, die toch ook in elke dorpskern aanwezig is. En ben je een kerk in de grote stad dan kun je die pluriformiteit wel wat opdelen. Denk aan experimentele diensten, traditionele diensten, maar op een dorp moet je het met elkaar uitzoeken. Dus moet je elkaar ook verdragen en ook gunnen dat het wel eens iets anders gaat dan jij graag zou willen.

P: Ja, dat is wel een punt, dat je denkt dat dit dorp zus is en dat dorp zo. Maar als je elkaar wat beter leert kennen, merk je dat er veel overeenkomsten zijn.

O: Er zijn ook wel heel grote verschillen. In gemeente E. hebben ze de discussie over kinderen aan het avondmaal in de ijskast gezet omdat er twee groepen keihard tegenover elkaar stonden. Wij kunnen ons hier niet eens meer herinneren dat de kinderen niet aan het avondmaal gingen.

I: Met deze gemeente zou je minder snel in zee gaan als het om samenwerking gaat dan gemeente L, waar je veel meer verwantschap ervaart.

O/P: precies.

I: Ik wil even terug naar de verschillen in de dorpskernen. Hoe kun je nu, gericht op de toekomst, die verschillen in de dorpskernen gebruiken in de samenwerking?

O: Onze streven is om ‘de Godslamp brandende te houden’. En dan op ieder dorp. Dus ik denk dat we ook wel onze eigen, herkenbare dorpskerk willen houden, hoe klein ook. Want het verwatert als je naar een ander dorp moet omdat daar de kerk is. Dat zien we om ons heen.

P: Men heeft hier in Bant nog een beetje het negatieve voorbeeld van hoe het met de katholieke parochie is gegaan. Meer en meer werden de katholieke kerken gesloten in de dorpen. We zitten hier ook in een voormalige Rooms Katholieke kerk. Je ziet dan dat mensen op een bepaald moment thuis gaan blijven in plaats van naar het andere dorp te gaan. Dat is een schrikbeeld. Tegelijk besef ik ook wel dat je ook wel verder moet kijken dan de vraag wat goed is voor het eigen dorp. Je moet ook kijken wat goed is voor de polder als geheel.

I: En wat is dan goed voor de polder?

P: Goed voor de polder is, dat er voldoende inhoudelijk aanbod is voor mensen. Op het gebied van vorming en toerusting, vieringen, diaconaat. Dit laatste zeker met alle veranderingen op maatschappelijk vlak en de WMO. Je moet de handen ineen slaan en samenwerken waar het kan.

O: Binnenkort gaan de diakenen ook om tafel met de wethouder WMO om met haar te praten over de inhoud en wat het betekent voor de kerken. Als diakenen kun je elkaar daar goed in vinden.

I: Een van de doelen van samenwerking is vitaliseren of revitaliseren. Wat is dat voor jullie?

O: Ik denk dat dat nog moet komen. Tot nu toe zijn het vooral de voorzitters geweest die met elkaar overlegd hebben. Je moet als voortrekkers je kerkenraad meekrijgen en dat is iedere keer bijpraten. Op een gegeven moment moet het ook landen bij de gemeente en dat duurt even.

I: de eerste jaren heb je dus vooral nodig om elkaar te leren kennen, praktisch dingen uit te wisselen.

O: Het is geen lijn van A naar B. Je gaat met elkaar op pad en je hoopt dat je elkaar kan versterken en dat je wat voor elkaar kunt betekenen.

P: Het verwijdt ook je blik. Je kunt op een klein dorp ook wel blinde vlekken krijgen.

O: Ik denk dat we ons er vooral van bewust zijn dat we niet moeten wachten tot de kerk dicht is. We moeten proberen de kerk open te houden op zondagmorgen of om de veertien dagen in de toekomst. Wie zal het zeggen? We zitten nu onder de driehonderd leden, dus die magische grens zijn we voorbij. Dus we zijn al heel klein.

Vervolg interview met alleen de predikant

De predikant werkt voor 40% in de PG Bant. Is verder niet bij andere gemeentes betrokken.

P: Ik woon in Lelystad en daar heb ik een andere baan, namelijk geestelijke verzorging in een woon- zorgcentrum voor ouderen.

I: Wat is je rol in het samenwerken?

P: Formeel moet dat samenwerken nu pas beginnen tussen de predikanten. We hebben net een bijeenkomst gehad onder leiding van de predikanten begeleider uit Utrecht. We hebben daar met elkaar besproken wat de rol van de predikanten kan zijn bij samenwerking. Natuurlijk ging het in de

werkgemeenschap ook al regelmatig over dit dorpskernenoverleg en we werken her en der ook wel samen, zoals ik al vertelde over de buurgemeente Luttelgeest. Maar een team zijn we nog lang niet. I: Wat is voor jou een team?

P: Een team is minder vrijblijvend. En het is nu allemaal behoorlijk vrijblijvend. En een team levert ook echt wat op voor de dorpen. Een team is, dat je zo samenwerkt dat je elkaar ook echt aanvult, dat je elkaar goed kent en dat je dingen deelt met elkaar. Je weet de verschillen van elkaar, maar ook waar je elkaar kan versterken. ‘Als jij nu bij mij catechese komt geven, dan kan ik bij jou een stukje toerusting